Over het Wetsvoorstel afgeschermde getuigen en een eerlijk proces.
Doctoraal afstudeerscriptie Nederlands Recht
Afstudeerrichting strafrecht
Uit de conclusie van de scriptie
Mijns inziens dient te worden geconcludeerd dat het Wetsvoorstel afgeschermde getuigen in ieder geval de mogelijkheid schept om gebruik te maken van AIVD-informatie zonder dat art. 6 EVRM geschonden wordt. Dit wil echter niet zeggen dat bij gebruikmaking van de afgeschermde getuigenregeling, AIVD-informatie zonder meer gebruikt kan worden. Dit zal afhangen van de omstandigheden van het geval en per geval dient te worden bezien of er al dan niet sprake is van een schending van art. 6 EVRM. Zo kan in principe de toetsing door de rechter-commissaris (en niet door de zittingsrechter) van de AIVD-informatie dienen als een compensatie van de beperking van verdedigingsrechten. Echter wanneer bijvoorbeeld blijkt dat gebruik is gemaakt van undercoveroperaties zal, zoals hierboven betoogt, ook de toetsing door de rechter-commissaris niet altijd kunnen voorkomen dat art. 6 EVRM wordt geschonden. Hierbij is van belang in hoeverre de informatie onderdeel uitmaakt van de door de vervolging gepresenteerde zaak.
Daarnaast zou ik opteren voor een verruiming van de mogelijkheid om op meer dan één moment in de procedure afgeschermde getuigen te kunnen horen, om zodoende een voortdurende toetsing door de rechter-commissaris mogelijk te maken.
Het is ook maar de vraag of de procedure bij de rechter-commissaris voldoende contradictoir zal zijn. Ook al heeft de verdediging de mogelijkheid, al dan niet beperkt en indirect, om vragen te stellen, dan hangt het nog maar van de omstandigheden van het geval af in hoeverre die vragen zullen worden beantwoordt. Daarnaast is het maar de vraag of de rechter-commissaris voldoende inhoudelijk op hoogte is van de gehele strafzaak. De rechter-commissaris maakt immers een eenmalige afweging en is niet in staat om zoals door het Hof is aangegeven, voortdurend te toetsen of het afgeschermde materiaal niet alsnog moet worden geopenbaard, bijvoorbeeld wanneer het materiaal achteraf ontlastend blijkt te zijn.
Uiteindelijk is het aan de zittingsrechter om de bevindingen van de rechter-commissaris te waarderen op bewijskracht. Met de aanpassing van art. 344a Sv, zodat de bewezenverklaring niet uitsluitend of in overwegende mate mag berusten op afgeschermde informatie, moge duidelijk zijn dat hiermee aansluiting is gezocht met jurisprudentie van het Hof omtrent bewijswaardering alsmede art. 6 EVRM.