In 2003 vond er een bijeenkomst van dierenrechten activisten in Amsterdam plaats. Tijdens de bijeenkomst werd ook veel actie gevoerd onder andere in Putten waar 49 activisten werden gearresteerd. In Putten werden nertsen bevrijd, maar kwam ook de buurt in opstand tegen de demonstranten. Er vonden tijdens het weekend er ook andere acties plaats. Olga werd onder weg naar een van die acties aangehouden. Zij schreef over de aanhouding van het busje onderweg naar de actie al eerder een stuk. ‘Een agent stapte uit en vroeg de chauffeur om de autopapieren. Na veel heen en weer geloop naar zijn auto kwam hij mededelen dat we moesten wachten op andere agenten. Hij werkte in een ander district. Toen die agenten arriveerden moesten we ons allemaal identificeren. Wij weigerden, aangezien er geen aanleiding voor was. Vervolgens deelde ze ons mee dat we aangehouden waren en mee moesten naar het politiebureau om onze identiteit vast te stellen. Mijn vingerafdrukken werden genomen en ik werd op de foto gezet. Vervolgens verbleef ik een nacht in de cel. Een leidinggevende van de politie noemde mij terrorist. De volgende dag werd ik op straat gezet zonder aanklacht.’ In de Tweede Kamer kwam de arrestatie van Olga naar aanleiding van een debat over Putten ter sprake:
‘De bewering dat alle inspanningen geen effect zouden hebben is niet correct. De dag na het incident in Putten is een aantal busjes met actievoerders onderschept op de openbare weg, waarmee dus ook de geplande actie kon worden voorkomen. Er worden ook zaken voorkomen, alleen wordt daar geen mededeling over gedaan. Van de 49 in Putten aangehouden personen zit een deel nog vast. Van anderen is de identiteit vastgesteld. De daags na Putten aangehouden personen konden niet in verband worden gebracht met de aldaar gepleegde actie.’
Een paar maanden later wordt zij bij haar werk opgewacht door een medewerker van de AIVD.
Het was maandag toen ik om 17.00 uur mijn werk verliet. Ik hoef alleen even de hoek om thuis te zijn. Het is een wandeling van een minuut, maar deze maandag zou het 1 uur en een kwartier duren. Ik was de hoek nog niet om of ik hoorde een mannenstem “Olga” roepen. Mijn doopnaam is Olga, maar niemand gebruikt die. “Olga, wacht!” klonk het weer. Ik keek om. Er kwam een man aan rennen. “Hoi Olga, ik wilde je wat vragen…” begon hij. Ik bleef staan. “Wat dan?” vroeg ik. “Ja, sorry,” zei hij, “Ik kom net aangerend, gelukkig kon ik je nog spreken. Ik ben Taco Boldewijn van de AIVD. Ik had gehoord over je arrestatie. Ik heb begrepen… Ik kan begrijpen dat je daar best pissig over bent.” Ik dacht dat de AIVD niet in mij geïnteresseerd was, dat ze mij niet in de gaten hielden, dat het onzin was om zo paranoia te zijn. Na mijn arrestatie waren mijn gegevens natuurlijk meteen aan de AIVD doorgegeven en waren zij gelijk aan de slag gegaan met ons. Ze hadden waarschijnlijk bedacht dat ik zo’n figuur ben die met een been in de beweging staat. Ik dacht eerst dat ik niet met hem moest praten. Ik twijfelde echter. Als ik hem zou wegsturen, zou dat misschien in mijn nadeel werken. Bovendien wilde ik hem wel vertellen hoe belachelijk we op het politiebureau behandeld waren.
“Ik hoor niet bij de politie,” zei hij toen ik iets wilde zeggen over de behandeling op het politiebureau. “Laten we ergens gaan zitten, we kunnen ook ergens wat gaan drinken.” Ik wilde niet ergens naar binnen, maar besloot ik om op een parkbankje te gaan zitten met hem. Ik begon hem te vertellen dat die arrestatie een klap was geweest. Dat ik die Brigadier Snuffel wilde aanklagen en dat die brigadier me meteen duidelijk maakte dat ik geen schijn van kans zou hebben, omdat het zijn ‘woord’ tegen het mijne was.
Voordat ik meer wilde vertellen legde hij uit dat het voor beide partijen goed zou zijn als ik meer zou vertellen. Dat als ik hem zou helpen dat voor de dierenrechten beweging ook goed zou zijn. “Geloof je het zelf?!” zei ik een beetje lacherig, “Ik zou willen dat ik alles kon vertellen, want de mensen die ik ken zijn geen terroristen. Maar ik weet net zo goed als jij dat jullie het toch weer verdraaien. Jullie doen maar, maar niet met mijn verhaal.” “Hoe ver zou jij gaan,” vroeg hij. Hij wilde weten waar mijn grens bij actie voeren lag. We hadden een gesprek over het gebruik van geweld. Hij vroeg verder. Ik vertelde hem toen dat ik sympathie heb voor het los laten van dieren in gevangenschap. Het verbaasde me hoe gemakkelijk hij vroeg of ik zelf nertsen zou vrijlaten of brand zou stichten. “Ik zou wel willen dat ik je kon vertrouwen en dat je me zou geloven als ik zei hoe gewoon de mensen zijn die ik ken, maar het lijkt wel alsof jullie dat niet willen weten,” zei ik hem. “Ik hoor niet bij de politie, hoor,” antwoordde hij. “Snap je eigenlijk wel dat doordat ik zo behandeld bent door mensen die zich voordoen als wetsdienaren, mijn vertrouwen in het systeem erg gering is. En daar hoor jij toch ook bij.” “Ja, ik begrijp het,” probeerde hij nog eens, “ik weet niet hoe het is, ik heb nooit in jouw positie gezeten, maar ik kan me voortellen dat het moeilijk is. Ik zal er melding maken dat je slechte behandeld bent, want dat maakt mijn werk ook een stuk moeilijker.”
Toen vroeg hij plots wie mij ertoe had aangezet om aan die actie waarbij ik gearresteerd werd, mee te doen. “Daar heb ik zelf voor gekozen,” zei ik. “Ik zou flyers gaan uitdelen.” “Wat deden al die spullen dan in jullie busje?” vroeg Boldewijn. Ik had wel spullen in de bus zien staan, maar verders heb ik daar niet over nagedacht. We gingen per slot actie voeren, er zat niets verdachts bij. Boldewijn liet doorschemeren dat de andere mensen in de bus iets anders van plan waren. In eerste instantie dacht ik dat ik door de andere actievoerders er bij was gelapt, maar ik twijfelde toch aan het verhaal van de AIVDer. “Misschien begrijp je nu waarom je niet meteen bent vrij gelaten,” zei hij. Ik voelde me erg zwak. Mijn vrienden werden ergens van beschuldigd, ik was opgepakt om niets en nu probeerde de AIVD mij te paaien. Hier zat ik nu op een bankje in het park. Waarom ben ik dit gesprek aangegaan?
Ik probeerde nog de boel te herstellen. Had ik te veel verteld. Ik wist het niet meer. “Ik wil mensen informeren. Mensen gaan verkeerd met dieren om. Daar maak ik me zorgen over. Mensen informeren door flyers uit te delen,” wilde ik hem nog eens uitleggen. “Heb je wel eens posters geplakt,” vroeg hij. “Nee,” zei ik. “Ik vind dat als iemand geen posters heeft geplakt dat hij geen activist is,” antwoordde Boldewijn.
Ik had het gevoel dat ik Taco Boldewijn heel veel vroeg, maar ik kan me niet meer herinneren wat zijn antwoorden waren. Hij zei wel dat ik erg nieuwsgierig was, maar in mijn antwoord gaf ik mijn roepnaam prijs. Ik was aan alle kanten dingen over mijzelf aan het vertellen terwijl ik dacht dat ik helder was en het gesprek goed aan kon. Niets is minder waar. Ik heb geen andere namen genoemd, maar wel allerlei dingen over mezelf en misschien ook andere zaken. Ik weet het niet meer. Een uur en een kwartier zaten we daar op het bankje. “De informatie, dit gesprek, blijft onder ons. Ik schrijf er een samenvatting van en alleen jij, ik en mijn baas, weten er dan waarover we gesproken hebben,” zei Boldewijn plotseling. “Mag ik een kopie van het verslag,” vroeg ik. “Nee, helaas, dat kan ik niet doen. Dan kan ik vier jaar cel krijgen,” was het antwoord. Vervolgens blijkt hij nog steeds heer en meester van het gesprek. “Onze samenwerking is gebaseerd op vertrouwen. Ik kan je het verslag niet geven. We weten van elkaar dat we ons allemaal aan bepaalde regels moeten houden,” zegt Boldewijn serieus. “Nou, als je elkaar vertrouwd, omdat je weet dat iedereen zich aan de regels houdt, omdat ze anders een hoge boete of straf krijgen, dan noem ik dat geen vertrouwen. Dat vind ik nep,” ga ik er nog eens op in. “Ik had je ook niet moeten vertellen over die vier jaar cel,” mompelde hij.
“Maar als je me nog wat wilt vertellen, de volgende keer zouden we wat kunnen gaan drinken ergens. Dan hoeven we niet buiten op een bankje te zitten,” begon hij vriendelijk. “Reken daar maar niet op,” zei ik ferm, hoewel ik hem niet heel onaardig vond. Ik wilde toch nog wat informatie. “Hoe heette je nou?”. “Taco Boldewijn.” “hoe oud ben je?” “32” “Waar woon je?”
“Dat mag ik niet zeggen.” “Ben je bang dat we je komen opzoeken,” grapte ik. “Hoe heet je baas?” “Mag ik ook niet zeggen.” “Ik moet je wel van alles vertellen en jij niet?” “Je weet dat toch.” “Dan heet jij zeker ook niet echt Taco Boldewijn” “Als ik ja zou zeggen zou je me toch niet geloven.”
Ik was overvallen door zijn benadering. Hij was daar plots en ik had niets voorbereid en wilde eerst geen gesprek, maar die behandeling in de politiecel zat me dwars. Ik dacht ik ga hem dat eens vertellen en vervolgens was ik aan het praten of ik sympathie had voor de bevrijding van dieren en probeerde hij mij uit te spelen tegen mijn mede activisten. Ik voelde me erg slecht na het gesprek. Het lijkt niet al te moeilijk om je erin te laten luizen. Je denkt ik kan dit wel aan, maar uiteindelijk zeg je altijd te veel.