Tweede Kamer 24 714
Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over haar werkzaamheden in het jaar 1995
Lijst van vragen
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
1) heeft over het overzicht van de controlestelsel met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in een aantal andere landen (24 714, nr. 4) een aantal vragen aan de regering voorgelegd.
De vragen zijn beantwoord bij brief van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. ……….
Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Cloe
De griffier van de commissie, Hommes
I Inleiding
1. Uit het overzicht blijkt dat een aantal landen een soort commissie heeft ingesteld die bestaat uit leden met een juridische achtergrond die enkele jaren ervaring hebben opgedaan binnen de rechterlijke macht (of anderszins in verband met inlichtingen- en veiligheidsdiensten). Deze commissies hebben -in zijn algemeenheid- tot taak controle van de veiligheidsdiensten. In Duitsland, Engeland, Frankrijk, België en Canada kunnen deze commissies klachten behandelen over de inlichtingen- en/of veiligheidsdiensten. Bestaat er een overzicht van het effect van een dergelijke toetsing?
2. Voor klachten over de BVD kun je in Nederland terecht bij de Nationale Ombudsman, Commissie voor verzoekschriften en de rechter. Noch de Nationale Ombudsman noch de Commissie voor verzoekschriften kunnen bindende beslissingen nemen. Het tribunaal in Engeland kan dat wel. Als dat tribunaal een klacht gegrond acht kan zij gelasten dat de gewraakte activiteiten worden beëindigd en de verworven gegevens worden vernietigd. Bovendien kan het tribunaal de minister gelasten schadevergoeding te betalen aan de klager. Bestaat er een overzicht van aantal en uitslag van de beslissingen van het tribunaal gedurende de laatste jaren?
3. Artikel 13 van het EVRM geeft het recht op een effectief rechtsmiddel voor een nationale instantie. Is er rechtspraak bekend met betrekking tot één van de in het overzicht genoemde landen in verband met de eis van dit artikel en de mogelijkheid een effectief rechtsmiddel aan te wenden?
4. Hoe is de situatie in de stelsels van de landen genoemd in het overzicht met betrekking tot rechterlijke toetsing?
5. In hoeverre worden in de verschillende stelsels mensen die voorwerp van onderzoek zijn geweest daarover (achteraf) op de hoogte gesteld en op welke manier?
6. Kan een expliciete beschouwing worden gegeven over in welke mate en hoe de meer reguliere inlichtingendiensten zijn verbonden met de militaire inlichtingendiensten in de beschreven landen?
7. Kan worden toegelicht wat wordt verstaan onder “de parlementaire controle blijft in algemene zin onaangetast door specifieke parlementaire controles door bijvoorbeeld parlementscommissies”. Is er geen sprake van specifieke parlementaire controles? Zo ja, hoe wordt die specifieke controle gecontroleerd? (blz. 2).
8. Worden er in de onderzochte landen leden van bepaalde politieke groeperingen uitgezonderd van deelname aan (parlementaire) controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Zo ja, om welke landen en om welke politieke groeperingen gaat het dan?
9. Kan aangegeven worden hoe de verschillende controlestelsels belemmerend (kunnen) werken ten opzichte van de dagelijkse praktijk?
10. Kan de minister een kwalitatief oordeel geven over elk van de beschreven controlestelsels?
11. Kan worden aangegeven in hoeverre de verschillende gremia in de verschillende landen een rol hebben in relatie tot opsporing? In hoeverre zijn deze rollen volgens de regering wenselijk c.q. noodzakelijk?
12. Welke (delen van) controlestelsels ziet de regering als positieve referentiepunten in verband met Nederlandse wetgeving terzake?
13. Is in het kader van het Trevi-overleg over het onderwerp toezicht op veiligheidsdiensten gesproken? II Landenoverzicht 1. Duitsland
14. De leden van het G-10 Gremium worden twee maal per jaar geïnformeerd over de tenuitvoerlegging van de wet. Is die uitleg in het algemeen of ook gericht op individuele gevallen?
15. De leden van de G-10 Kommission bestaat uit een voorzitter en drie leden. Worden deze laatsten gekozen of benoemd? Uit welke kring zijn zij afkomstig?
16. In welke gevallen wordt er wel (en in welke gevallen niet) meegedeeld aan mensen dat zij onderwerp van afluisteractiviteiten zijn geweest?
17. Kan een beschouwing worden gegeven over het functioneren van het mechanisme van de twee-derde meerderheid in de Parlamentarische Kontrollkommission voor het openbaar vergaderen? (blz. 3)
18. Kan een uiteenzetting worden gegeven over de bevoegdheid van de Duitse regering om op grond van dwingende redenen geen informatie aan de Kommission te verstrekken over bepaalde dossiers? (blz. 3)
19. Hoe worden de leden van de onderscheiden (Duitse) gremia benoemd en voor hoe lang? (blz. 3/4)
20. Wie is politiek verantwoordelijk voor de activiteiten van de Bundesnachrichtendienst?
21. Wanneer is de Parlamentarische Kontrollkommission van de Duitse Bundestag ingesteld? Heeft de Bundestag in haar verleden nog een andere vorm van parlementair toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gekend?
22. Zijn alle partijen in de Duitse Bundestag evenredig vertegenwoordigd in de Parlamentarische Kontrollkommission?
23. Zijn activiteiten van de drie inlichtingen- en veiligheidsdiensten in samenwerking met buitenlandse diensten over het algemeen ook onderwerp van beraadslaging in de Parlamentarische Kontrollkommission?
24. Op welke wijze brengt de G10 – Kommission/G10 – Gremium verslag uit aan het parlement?
25. Komt het regelmatig voor dat op last van de G-10 Kommission aan een persoon is meegedeeld dat hij/zij onderwerp is geweest van afluisteractiviteiten?
26. Strekt de bevoegdheid van de bovengenoemde instellingen zich ook uit tot de Militärische Abschirmdienst? Zo nee, wie voert het toezicht op deze dienst?
27. Welke taken vallen -grofweg- onder de Bundesambt für Verfassungsschutz en welke onder de Bundesnachrichtendienst? (blz. 3)
28. Kunnen leden van alle fracties gekozen worden in de Parlementarische Kontrollkommission? (blz. 3) Idem in het G-10 Gremium en de G-10 Kommission? (blz. 4).
29. Hoe vaak is in respectievelijk 1994, 1995 en 1996 in het openbaar vergaderd door de Parlementarische Kontrollkommission? (blz. 3). 2. Verenigd Koninkrijk
30. Hoe vaak wordt in de praktijk geen informatie overhandigd aan het Committee, als de minister de openbaarmaking ervan niet in het openbaar belang acht, of andere gronden van nationale veiligheid?
31. De Commissioner wordt benoemd uit kringen van de rechterlijke macht. Wat betekent dat? Hoe onafhankelijk is deze Commissioner van de minister-president?
32. Hoe komt het parlement aan informatie wat betreft de Defence Intelligence Staff, waarover zij de minister van Defensie kunnen aanspreken?
33. Houdt de zin “De Defence Intelligence Staff (…) ministeriële verantwoordelijkheid” in dat genoemde ‘Staff’ niet alle informatie, zoals met betrekking tot individuele gevallen (waarover hij zich in ‘The House’ niet hoeft te verantwoorden) dient te verschaffen aan de minister?
34. Hoe vond de parlementaire controle plaats voor de inwerkingtreding van de Intelligence Services Act in 1994? 35. Nemen in de Intelligence and Security Committee ook leden van andere partijen dan de Labour Party en de Conservative Party zitting?
36. Op welke wijze brengt het Tribunaal verslag uit?
37. Behandelt het Tribunaal ook klachten inzake het optreden van de Defence Intelligence Staff?
38. Hebben de verschillende politiekorpsen in Groot-Brittannië en Noord-Ierland een eigen inlichtingendienst? Worden de activiteiten van deze diensten betrokken bij de taak van de Intelligence and Security Committee?
39. Komen alle parlementariërs in aanmerking om zitting te nemen in de Intelligence and Security Committee? (blz. 6).
40. Maakt het Tribunaal een (jaar)verslag? Is dat openbaar? (blz. 6). 3. Frankrijk
41. Aan welke hoedanigheden moet de voorzitter van de Commission Nationale voldoen?
42. Wat zijn de criteria voor de premier als hij moet bezien of een besluit tot interceptie wettig is?
43. In Frankrijk is geen regime van specifieke parlementaire controle. In hoeverre is de premier in zijn algemeenheid niettemin verantwoordelijk voor zijn beleid ten aanzien van intercepties ten opzichte van het parlement?
44. Kan een (verklarende) ontwikkelingsgang van het controlestelsel in Frankrijk worden verschaft – in het bijzonder ten aanzien van het ontbreken van een parlementair controlemechanisme – schetsen?
45. Is door het Franse parlement ooit gevraagd om parlementaire controle op de inlichtingen- en veiligheidsdienst? (blz. 8). 4. België
46. Mogen de leden van het Vast Comité I tevens parlementariërs zijn?
47. Is de parlementaire verantwoordelijkheid van de ministers ten opzichte van het parlement uitgesloten?
48. Kan worden aangegeven wat onder “nuttige ervaring” verstaan wordt? (blz. 9)
49. Wie is verantwoordelijk voor het functioneren van de Dienst Enquetes?
50. Hoe is de parlementaire controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in België geregeld? Leggen de genoemde commissies verantwoording af aan het parlement? 5. Zweden
51. Kan de Vaste kamercommissie ook bepaalde activiteiten stopzetten? In welke gevallen?
52. Kan worden ingegaan op het functioneren van de vaste Kamercommissie Justitie in Zweden als belangrijk gremium van het controlestelsel, mede in het licht van de geheimhoudingsplicht resp. het vertrouwelijk karakter?
53. Wie hebben er nog meer zitting in de Nationale Politieraad in Zweden? Kunt u een bredere beschouwing geven over taak en positie van deze Raad?
54. Kan worden aangegeven welke belangrijke wijzigingen zijn doorgevoerd in het kader van genoemde recente (Zweedse) wetgeving in dezen?
55. Hebben alle leden van de vaste Kamercommissies in Zweden toegang tot alle stukken en besprekingen? (blz. 10).
56. Wordt van de besprekingen een verslag gemaakt? Is dat openbaar? (blz. 10). 6. Canada
57. Aan welke vereisten voor benoembaarheid moet de Inspector-General voldoen?
58. In Canada is door middel van de instelling van een parlementaire ‘Sub-Commitee on National Security’ en een niet-parlementaire ‘Security Intelligence Review Committee’ de algemene politieke en de specifieke controle van elkaar gescheiden. In hoeverre verdient het aanbeveling om ook in ons land tot een dergelijke verdeling over te gaan?
59. In hoeverre leidt, bijvoorbeeld in Canada de evenredige vertegenwoordiging van partijen in de ‘Sub-Commitee on National Security’ en in Zweden de grote mogelijkheden van parlementaire controle, tot problemen met betrekking tot het ‘lekken’ van gevoelige informatie? Leidt het feit dat er, in vergelijking met ons land, een pluriformer gezelschap van parlementariërs zich met de controle bezig houden tot meer ‘lekken’?
60. Aan wie legt de Security Intelligence Review Committee verantwoording af? blz. 12).
61. Op welke wijze informeert de SIRC het parlement? (blz. 12).
62. Is de Deputy Minister waarnaar in paragraaf 6.2.3. verwezen wordt, slechts belast met de controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Draagt hij/zij politieke verantwoordelijkheid?