Besluit van 10 juli 2002 tot de aanwijzing van onderwerpen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder d, van de
Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2002
10 juli 2002/ Nr. 02G434823
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, handelend in overeenstemming met de Ministers van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie;
Gelet op artikel 6, tweede lid, onder d, van de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2002;
Besluit:
Artikel 1
Als onderwerpen op het terrein waarvan onderzoek wordt verricht als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder d, van de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2002 worden in het belang van de nationale veiligheid aangewezen:
a. risico’s voor het functioneren van voor Nederland relevante internationale organisaties en voor de samenwerking met de aan die organisaties deelnemende landen;
b. politieke, etnische of religieuze spanningen of geschillen in specifieke landen of regio’s, ongeacht of zij binnen of tussen landen optreden, die kunnen leiden tot een bedreiging voor de internationale stabiliteit of de internationale rechtsorde;
c. de infrastructuur voor internationaal terrorisme;
d. ontwikkelingen in herkomstlanden van in Nederland verblijvende migranten;
e. ontwikkelingen in landen die relevant zijn in het kader van de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen;
f. factoren die destabiliserende invloed hebben op de (inter) nationale rechtsorde, zoals drugs-, wapens-, diamant-en mensenhandel, mensensmokkel en het witwassen van geld.
Artikel 2
De aanwijzing van deze onderwerpen laat onverlet de activiteiten die de Militaire Inlichtingen-en Veiligheidsdienst in het kader van de taken bedoeld in artikel 7 van de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdien-sten 2002 verricht.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking met ingang van 12 juni 2002 en vervalt met ingang van 1 januari 2003.
Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,
W. Kok.
Toelichting
Het besluit strekt er toe invulling te geven aan het bepalen van de onderwerpen waarop de inlichtingentaak van de Algemene Inlichtingen-en Veiligheidsdienst zich richt conform artikel 6, tweede lid, onder d, van de Wet op de inlichtingen-en veilig-heidsdiensten 2002.
Gekozen wordt voor een in de tijd beperkte aanwijzingsperiode. Uiterlijk 1 januari 2003 worden de onderwerpen opnieuw beoordeeld en vastge-steld. Het besluit zelf kent geen rubricering.
De nadere uitwerking naar aspecten, landen en regio’s is om redenen van nationale veiligheid vastgelegd in een bijlage bij dit besluit die Stg. GEHEIM is gerubriceerd.
De onderwerpen van onderzoek zijn deels aangewezen om inlichtingen te verzamelen die de Nederlandse regering in staat stellen bij het bepa-len van standpunten en bij het voeren van internationale onderhandelingen, te beschikken over de informatie die ia andere, bijvoorbeeld diplomatieke, kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is. Het gaat hier om het inwinnen
van ontbrekende maar cruciale gegevens die ofwel bij andere inlichtingendiensten voorhanden zijn ofwel met eigen inspanningen verkregen kunnen worden. Dit betekent dat de AIVD-activiteiten complementair zijn aan de bestaande taken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn vertegenwoordigingen in het buitenland.
Daarnaast zijn er onderwerpen aangewezen die betrekking hebben op het verzamelen van inlichtingen betreffende andere landen die de AIVD in staat stellen toekomstige dreigingen eerder te onderkennen en bestaande dreigingen beter te door-ronden.
Concrete dreigingen worden reeds in het kader van de voor de binnenlandse veiligheidstaak bestaan-de bevoegdheden en rocedures zoals vastgelegd in artikel 6, tweede lid, onder a, van de WIV 2002 onderzocht. In aanvulling hierop wordt nog opgemerkt dat de inlichtingentaak betreffende andere landen niet alleen beoordeeld moet worden op onmiddellijk nut voor Nederland in enge zin, maar dat gezamenlijke Europese en bondgenootschappelijke inspanningen eveneens meewegen bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre een en ander in het belang is van de nationale veiligheid. De opbrengst van het onderzoek naar de genoemde onderwerpen kan worden ingebracht in het kader van bilaterale en multilaterale samenwerking.
De aanwijzing van de onderwerpen betekent niet dat er sprake is van een op basis van uitsluiting scheppen van enige vorm van exclusiviteit voor de AIVD of de MIVD ten aanzien van de te onderzoeken onderwerpen, noch dat er sprake is van een geografische verdeling van landen of regio’s tussen beide diensten. Waar sprake is van een overlap van de activiteiten van de
AIVD en de MIVD, bijvoorbeeld bij het onderwerp proliferatie, geldt dat beide diensten de activiteiten zorgvul-dig afstemmen. In algemene zin geldt dat de AIVD en de MIVD relevante informatie onverwijld delen.
De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,
W. Kok.
Uit: Staatscourant 15 juli 2002, nr. 132 / pag. 7 1
AZ