Louis Sévèke Trouw, 8 maart 2003
Bevoegdheden AIVD zijn onduidelijk
In december 2002 werd, door het onderzoek van de commissie Van den Haak, bekend dat de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) bepaald weinig had gedaan met een opdracht van voormalig minister De Vries van Binnenlandse Zaken. De dienst had niet de gewenste dreigingsanalyse ten aanzien van Pim Fortuyn verricht. Deze week deed zich het spiegelbeeld voor. Premier Balkenende maakte bekend dat dezelfde dienst in 2000 een soort van veiligheidsonderzoek had gedaan naar de gangen van de beoogde huwelijkspartner van prinses Margarita, de heer De Roy van Zuydewijn. Blijkbaar op eigen initiatief: tenminste voormalig minister van Binnenlandse Zaken Peper zegt van niets te weten. De minister-president heeft bovendien gesteld dat het inderdaad eigen – en volgens Balkenende rechtmatig – initiatief van de dienst zou zijn geweest. Volgens het NOS-journaal zou het Kabinet van de Koningin opdracht hebben gegeven. Een dergelijke opdracht had de BVD naast zich neer moeten leggen. Hij had de opdracht tenminste aan de verantwoordelijke minister moeten voorleggen. Tenslotte had het voor de hand gelegen dat, toen de De Roy van Zuydewijn’s afgelopen voorjaar vragen stelden aan de nieuwe minister, De Vries, deze juist geïnformeerd was door zijn dienst.
Deze voorbeelden van eigenmachtig en ongecontroleerd handelen of nalaten door de geheime dienst vormen waarschijnlijk het topje van de ijsberg. Doorgaans wordt immers niets bekend over operationele aspecten van het werk van de BVD, tegenwoordig Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD). De moord op Pim Fortuyn zorgde echter voor een diepgravend onderzoek en een roep naar openheid. Bij de onthulling van deze week zorgde de betrokkenheid van de koninklijke familie voor gedwongen openheid. De vrijheid die de BVD/AIVD zich aanmeet heeft veel te maken met de ruime wettelijke taakstelling van en de geringe aansturing van en controle op de dienst. Een echt veiligheidsonderzoek kan naar de De Roy van Zuydewijn niet zijn ingesteld. Volgens de Wet veiligheidsonderzoeken kunnen dergelijke onderzoeken alleen plaatsvinden bij de sollicitatie op een vertrouwensfunctie. Het voornemen met een lid van de koninklijke familie in het huwelijk te treden valt daar niet onder. Niet voor niets verwees premier Balkenende dan ook naar de algemene taakstelling van de BVD/AIVD uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv): het bevorderen van beschermingsmaatregelen met betrekking tot de staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat. Dit is overigens wel de formulering uit de nieuwe Wiv, die van kracht is sinds 29 mei 2002 en dus dateert van na het onderzoek naar De Roy van Zuydewijn. De oude Wiv beperkte zich tot bescherming van kwetsbare delen van de overheidsdienst en het bedrijfsleven. Onder die oude wet mochten ook alleen gegevens worden verstrekt aan derden mét – eventueel algemene – machtiging van de minister. De nieuwe wet is ruimer: gegevensverstrekking aan personen die die gegevens – kort gezegd – aangaan is daar mogelijk. Dat dan wel gerelateerd aan de staatsveiligheidstaakstelling van de dienst. Hoe dan ook is een wel erg ruime en creatieve interpretatie van zowel de oude als de nieuwe wet nodig om het onderzoek naar De Roy van Zuydewijn en het verstrekken van de gegevens daarvan aan leden van het Koninklijk Huis, laat staan de toekomstig schoonvader, te rechtvaardigen.Belangrijk is de vraag wie opdracht heeft gegeven voor dit onderzoek, wie het aangestuurd heeft en wie controle heeft uitgeoefend op onderzoek en gegevensexploitatie. In het geval van een echt veiligheidsonderzoek kan betrokkene zelf nog enige controle uitoefenen. Hem dient mede gedeeld te worden dat een dergelijk onderzoek kan plaatsvinden. Hij heeft bovendien de mogelijkheid, in geval van problemen, zijn zienswijze naar voren te brengen en bezwaar en beroep in te stellen tegen een ongunstige uitkomst. In het algemeen is de minister vanzelfsprekend verantwoordelijk voor aansturing van en controle op de BVD/AIVD. Dit lijkt, gezien de hiervoor genoemde voorbeelden, lang niet altijd te gebeuren. Zeker onder de oude Wiv lag een belangrijke controleverantwoordelijkheid bij het vertrouwelijk periodieke overleg tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de vaste kamercommissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Een commissie van overbezette en – op dit vlak – niet-deskundige fractievoorzitters van een paar politieke partijen. Uit de reacties van de afgelopen dagen mag blijken dat die commissie niet geïnformeerd was over het BVD-onderzoek naar De Roy van Zuydewijn.Een vorm van controle vooraf op het handelen van de BVD/AIVD dient tot stand te komen door gedegen wetgeving, waarin de taakstelling en bevoegdheden van de dienst nauwkeurig geregeld en voldoende ingeperkt zijn. De taakomschrijving van de BVD/AIVD in oude én nieuwe Wiv is echter zeer ruim. Ze leent zich er ook prima voor om een, niet op specifieke regelgeving te herleiden, geheime dienst-actie achteraf te legitimeren. Door de zeer uitgebreide bevoegdhedencatalogus in dezelfde wet kunnen grote groepen burgers het slachtoffer worden van slecht te controleren vergaande inbreuken op hun privacy. Nu treft het toevallig een burger die, door de andere betrokkenen, in staat is publiciteit en commotie te genereren. Dat controle van de geheime diensten in Nederland bepaald een ondergeschoven kindje is mag blijken uit de gang van zaken rond de in de nieuwe wet geregelde commissie van toezicht. Waar de nieuwe wet, met al zijn bevoegdheden, al driekwart jaar van kracht is moeten de werkzaamheden van die commissie nog steeds van de grond komen. Het parlement staat erbij en kijkt ernaar.In de tweede helft van de vorige eeuw hebben zich geregeld kleinere en grotere schandalen rond de BVD voorgedaan. Infiltranten van de dienst in actiegroepen werden geregeld door betrokkenen beschuldigd van (het aanzetten tot) geweld. Sommige agenten gaven aan onder druk te zijn gezet of zelfs gechanteerd. Vluchtelingen zouden in ruil voor een verblijfsvergunning verleid zijn tot het spelen van spion. Naar dergelijke ontsporingen is nooit degelijk onderzoek gedaan. Overigens stuurde de minister van Defensie nog in 1999 de top van de MID, de militaire evenknie van de BVD, naar huis. Men had voor de minister, en daarmee voor de Kamer, gezwegen over een eigen onderzoek naar rechts-extremistisch gedrag door vier Dutchbat-militairen in Sebrenica. Door de incidenten van de afgelopen maanden lijkt duidelijk te worden dat nog steeds sprake is van gebrekkige controle, aansturing en beperking van eigenmachtig optreden. Misschien wordt het toch eens tijd voor een gedegen (parlementair) onderzoek, naar het reilen en zeilen van Neerlands geheime dienst wezen. Het kamerlid Dittrich heeft een dergelijk onderzoek al eerder bepleit naar aanleiding van het rapport van de commissie Van den Haak. Het opereren van de diensten in het verleden zal dan in grotere openheid onderzocht kunnen worden, dan dat in het heden. Een en ander zou tenminste moeten resulteren in een duidelijkere afperking van de taakstelling van de diensten en het versterken van controle en aansturing.Louis Sévèkewerkzaam bij het Onderzoeksbureau Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten (OBIV) te Nijmegentevens auteur van: Operatie Homerus, Spioneren voor de BVD (Breda, 1998, ISBN: 906728100x)OBIV Postbus 1501 6501 BM Nijmegen tel/fax: 024-3233586 obiv@dds.nl