• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • De Criminele Inlichtingendienst – CID in Nederland

    2.1. CID in Nederland

    2.1.1. Ontstaansgeschiedenis CID’en

    De criminaliteitsontwikkeling eind jaren zestig, begin jaren zeventig, was reden onderzoek te verrichten naar verdergaande recherchesamenwerking op regionaal en landelijk niveau.

    De Nederlandse politie verloor in deze jaren steeds meer greep op de ernstige vormen van criminaliteit. De veranderende vormen van criminaliteit, waardoor er meer samenwerkingsverbanden tussen criminelen ontstonden, hun toenemende mobiliteit en de steeds ruimer wordende technische mogelijkheden waren hier onder andere oorzaak van. Door te weinig zicht op het doen en laten van criminelen werd de opsporing bemoeilijkt en bleven resultaten achter. Bij de politie, die in die tijd nog voornamelijk reactief werkte, groeide het besef dat de inwinning en verzameling van inlichtingen over crimineel handelen de misdaadbestrijding ten goede zouden kunnen komen. Meer kennis van de activiteiten van de crimineel zou leiden tot het efficiënter en effectiever verrichten van het recherchewerk. De voorlopers van de eerste CID’en waren de individuele tactische rechercheurs, die hun vroegere verdachten uit de verhoorkamer als contact behielden. De informatie werd opgeslagen in het bekende zakboekje. Iedere structuur ontbrak.

    lees meer

    De Criminele Inlichtingendienst – Regelgevend kader CID’en

    2.2. Regelgevend kader CID’en

    In de voorgaande paragrafen is de ontwikkeling van de CID, de functie en de cultuur besproken. In deze paragraaf wordt ingegaan op de regelgeving die mede naar aanleiding van deze ontwikkeling ontstaan is.

    Gezien de taak van CID’en: ‘de opsporing en het voorkomen van misdrijven, die gezien hun ernst of frequentie dan wel het georganiseerd verband waarin ze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken’, kan gesteld worden, dat de werkzaamheden van CID’en vallen onder de noemer ‘opsporingsactiviteiten’. Dit kan het toepassen van dwang-middelen betekenen die een inbreuk maken op iemands privacy. De eerste regelgeving die betrekking had op het CID-werk verscheen in augustus 1985, gevolgd door de CID-regeling in 1986. Deze regelingen gingen nauwelijks in op de toepassing van opsporingsmethodieken.

    lees meer

    De Criminele Inlichtingendienst – Gebruikelijke administratie binnen een RCID

    2.3. Gebruikelijke administratie binnen een RCID

    Ingevolge de CID-regeling dient een CID ter uitvoering van haar taak diverse gegevens te registreren. Dit houdt in feite de verplichting in tot het bijhouden van een CID-administratie. Privacy-technisch gezien valt alles, wat binnen een CID geregistreerd wordt, onder de algemene noemer politieregister CID, respectievelijk politieregister ‘Grijze veld’

    Los daarvan worden ook registraties, zoals CID-journaals, gevoerd, maar soms maken deze integraal onderdeel uit van de eigenlijke CID registratie.

    lees meer

    De Criminele Inlichtingendienst – Verantwoordelijkheid politieregisters volgens regelgeving

    2.4. Verantwoordelijkheid politieregisters volgens regelgeving

    De verantwoordelijkheid over de bij de regiopolitie gevoerde politieregisters, ligt volgens de regelgeving getrapt, te weten bij de beheerder en de registerbeheerder, terwijl de dagelijkse leiding is opgedragen aan het hoofd van de CID.

    Onder beheerder wordt volgens artikel 1 onder f van de Wet politieregisters verstaan (bij een regionaal politiekorps): de in gevolge de Politiewet als korpsbeheerder aangewezen burgemeester.

    Onder registerbeheerder wordt volgens artikel 1 onder k van de CID-regeling 1995 verstaan: ‘de functionaris die onder verantwoordelijkheid van de beheerder, bedoeld in artikel 1, onder f van de Wet politieregisters, belast is met het daadwerkelijk beheer over het CID-register en het ‘grijze veld ‘-register’

    Hoewel de term registerbeheerder niet als zodanig in de Wet politieregisters is terug te vinden, heeft deze algemeen ingang gevonden en wordt daarmee geduid op de korpschef.

    lees meer

    De Criminele Inlichtingendienst – Werkwijze en methodieken CID

    2.5. Werkwijze en methodieken CID

    Bij de eerder omschreven klassieke CID-functie lag de nadruk op het vergaren, bewerken, analyseren, registreren en verstrekken van criminele inlichtingen ingewonnen via de methodieken ‘runnen van informanten en observatie’. In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkeling van het runnen van informanten, de groei naar infiltratie, observatie, de toepassing van de methodiek gecontroleerde aflevering, de open-en gesloten CID-fase en de U-bocht constructie’.

    lees meer

    De Criminele Inlichtingendienst – Rapport CID-ethiek

    2.6. Rapport CID-ethiek

    In 1991 en 1992 heeft de Begeleidingscommissie CID de RAC verzocht aandacht te besteden aan de ethische aspecten verbonden aan het inlichtingenwerk van CID’en. De reden was het ontbreken van hanteerbare regels voor de wij ze waarop de CID haar informatie vergaarde en het ontbreken van uniformiteit in opvatting binnen het OM.

    In 1993 werd hiertoe een werkgroep Ethische Aspecten van CID-werkzaamheden ingesteld. Deze werkgroep kreeg tot taak een handreiking/ leidraad voor CID-functionarissen op te stellen waarin normatieve, ethische criteria worden gegeven voor het CID-werk.

    De werkgroep had o.a. tot uitgangspunt dat politie en justitie hun werk op fatsoenlijke wijze dienden te verrichten. Dat betekende dat voorwaarden aanwezig moesten zijn waarbinnen politiemensen rechtmatig kunnen handelen. Er moest voor worden gezorgd dat gevaren voor persoonlijke corrumpering zo klein mogelijk zouden zijn. Er moesten maatregelen genomen worden om afglijden van politiemensen naar ongewenst optreden te voorkomen.

    lees meer

    De Criminele Inlichtingendienst – CID-chef

    2.7. CID-chef

    Een belangrijke taak voor de CID-chef is het begeleiden van de informanten-runners. Een informanten-runner heeft recht op controle en bescherming. Dit vereist veel aandacht en tijd, omdat met name de runners in hun werk aan de ene kant binnen de afgesproken kaders zelfstandig beslissingen moeten nemen over het maken van afspraken met de informant en aan de andere kant gemakkelijk de kans lopen in een positie te komen waarin ze kunnen worden gechanteerd. Er moet tussen de leiding van de CID en de runners een vertrouwenssfeer bestaan waarin alle activiteiten bespreekbaar zijn; een sfeer waarin het handelen van runners ten opzichte van informanten voortdurend getoetst kan worden. Een goede cultuur op dit gebied blijkt in de praktijk belangrijker dan de structuur. Een vereiste hierbij is, dat zeer duidelijke en goede afspraken zijn gemaakt over de grenzen van het toelaatbare en dat de CID-chef de nodige distantie bewaart ten opzichte van de informant.

    lees meer

    Onderzoek CID-administratie Kennemerland – Inleiding

    3. ONDERZOEK CID-ADMINISTRATIE KENNEMERLAND

    3.0. Inleiding

    In het kader van het onderzoek naar het functioneren van de RCID Kennemerland, werd de door deze RCID gevoerde en overgedragen CID-administratie onderzocht. In hoofdstuk II staat beschreven waaruit een CID-administratie dient te bestaan. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de CID-administratie van de RCID Kennemerland inhield en hoe deze zich verhoudt tot hetgeen als een gebruikelijke en afdoende administratie mag worden beschouwd. Delen van het onderzoek die betrekking hebben op personen of specifieke zaken worden behandeld in andere hoofdstukken.

    lees meer

    Onderzoek CID-administratie Kennemerland – Werkwijze

    3.1. Werkwijze

    Ten behoeve van het onderzoek werd gebruik gemaakt van de CID-administratie van de regiopolitie Kennemerland, zoals die op 11 mei 1995 aan het Fort-team werd overgedragen door het interim-hoofd van de RCID Kennemerland, Woest. Verder werd gebruik gemaakt van:

    – andere informatiedragers, aangetroffen bij de regiopolitie Kennemerland, waaronder 16 door Langendoen bij de korpsleiding in bewaring gegeven floppy’s;

    – registraties, soms in een zeer laat stadium verkregen, welke gevoerd werden bij organisaties elders zoals NCID, IRT en KTR en

    – afgelegde verklaringen.

    lees meer

    Onderzoek CID-administratie Kennemerland – Inhoud administratie

    3.2. Inhoud administratie

    3.1.1. Ontwikkeling informatie huishouding RCID Kennemerland

    Ingevolge de Basisregeling regionale samenwerking politie en de CID-regeling 1986 werd de CID van de gemeentepolitie Haarlem aangewezen als regionale CID voor de regio Kennemerland. Eén en ander hield in een lokale CID-functie met daarnaast een regionale taak. Van deze regio maakten ook deel uit de CID’en van Haarlemmermeer, IJmuiden, Bloemendaal en Zandvoort.

    Het toenmalige hoofd van de CID Haarlem werd aangewezen als RCID-coördinator.

    In de periode C.J.Mefles (1989 tot 1 januari 1991) werd de CID uitgebouwd tot in totaal 31 personeelsleden. Deze mensen werden formatief toegewezen aan het centrumkorps Haarlem. De formatie bestond uit het OT Haarlem/ Zaanstad, misdaadanalisten, administratieve krachten en CID-rechercheurs.

    lees meer

    Onderzoek CID-administratie Kennemerland – Onderzoek aangetroffen administraties/ registraties

    3.3. Onderzoek aangetroffen administraties/ registraties

    De overgedragen administratie betrof een geautomatiseerde en een handmatige administratie. Daarnaast werden zeven ordners met observatierapporten, één kasboek en zes ordners, betrekking hebbende op de Regeling tip-, toon- en voorkoopgelden administratie, 16 floppy’s welke door Langendoen bij de korpsleiding in bewaring waren gegeven en zeven floppy’s met tapverslagen e.d. in ontvangst genomen.

    Bij het onderzoek van de registraties, zoals deze gevoerd werden binnen de RCID Kennemerland, is de volgende indeling aangehouden:

    1 CID-register:

    a. verzameling CID-informatierapporten;

    b. registratie van CID-subjecten;

    c. een registratie van CID-acties;

    d. verstrekkingenbestand en

    e. persoonsdossier;

    lees meer

    Onderzoek CID-administratie Kennemerland – Bevindingen

    3.4. Bevindingen

    * Uit het onderzoek bleek dat in de periode van C.J. Mefles en Langendoen de CIDinformatie slecht met andere rechthebbenden werd gedeeld. Informatie van nationaal of internationaal belang werd zeer beperkt in- of doorgezonden. De CID-administratie werd voornamelijk voor intern gebruik gehouden. Opgemerkt dient te worden dat eind jaren tachtig, begin jaren negentig het in- of doorzenden van CID-informatie door een aantal andere CID’en ook matig geschiedde;

    * De RCID Kennemerland levert zijn subjecten sinds maart 1995 (periode-Woest) aan bij de NCID ten behoeve van de landelijk bevraagbare CIDSI. De verplichting voor het aanleveren van subjecten geldt vanaf de inwerkingtreding van de CID-regeling 1986. De RCID Kennemerland is pas sinds maart 1995 geautoriseerd voor het gebruik van de CIDSI;

    lees meer

    Feitelijke situatie en werkwijze Kennemerland – Inleiding

    4. FEITELIJKE SITUATIE EN WERKWIJZE KENNEMERLAND

    4.0. Inleiding

    In hoofdstuk II is ingegaan op de ontwikkeling van het CID-werk. Het beschreef de totstandkoming van CID’en, de regelgeving, de CID-structuur, de functie en de cultuur en het heeft een referentiekader verschaft waartegen het functioneren van de RCID Kennemerland kan worden afgezet.

    In hoofdstuk IV worden de feitelijke situatie en de werkwijze van de RCID Kennemerland beschreven. Ingegaan wordt op de organisatorische omstandigheden, werksfeer, aansturing, omgang met informanten en opsporingsmethoden.

     

    Feitelijke situatie en werkwijze Kennemerland – Organisatorische omstandigheden Kennemerland

    4.1. Organisatorische omstandigheden Kennemerland

    In paragraaf 4.1. worden de organisatorische omstandigheden van de RCID Kennemerland beschreven. Hierbij wordt aandacht besteed aan de opbouw en omvang van deze RCID vanaf 1990, de personele bezetting en leiding in die periode. Tevens wordt de sollicitatieprocedure rond de vacature ‘adjudant Inwinning’ belicht. Met betrekking tot Van Vondel worden zijn ontslagprocedure, zijn ‘part-time’ werkzaamheden voor de RCID Kennemerland en zijn werkzaamheden voor de politie, die hij uitvoerde nadat hij met ontslag was gegaan, beschreven. In deze paragraaf wordt tevens een beschrijving gegeven van de toerusting van de medewerkers van de RCID. Hierover werden slechts in beperkte mate gegevens in de administratie van Kennemerland aangetroffen.

    Verder wordt besproken welke werkafspraken er waren voor personeel van de RCID Kennemerland met betrekking tot de tijdsbesteding ten behoeve van het IRT.

    lees meer

    Feitelijke situatie en werkwijze Kennemerland – Verantwoordelijkheden

    4.2. Verantwoordelijkheden

    4.2.1. Verantwoordelijken in de politielijn Kennemerland

    Tot 1 februari 1992 was de Haarlemse korpsleiding verantwoordelijk voor de werkzaamheden van de CID in het Haarlemse korps (en dus ook, ingevolge de CID-regeling van 1986, voor de regionale CID).

    Straver hield zich voor de IRT-affaire ( periode tot eind 1993) alleen bezig met de beheersmatige aspecten van de CID. Inhoudelijk hield hij zich bezig met de vraag op wat voor criminaliteit de CID zich diende te richten.

    De operationele aansturing van de CID liet Straver over aan zijn recherchechef en de beoordeling van proportionaliteit en subsidiariteit aan het OM, met name aan de CID-OVJ. Voor wat betreft de verantwoordelijkheid voor activiteiten ten behoeve van het IRT, was Straver van mening, dat deze thuishoorde bij de korpsleiding en het OM in Utrecht en in de laatste fase van het IRT, in Amsterdam. Op basis van de afspraak dat de onderzoeken van het IRT van de korpsen zouden worden afgeschermd, heeft Straver zich niet inhoudelijk bezig-gehouden met deze onderzoeken.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>