De Binnenlandse Veiligheidsdienst opereert het liefst onopgemerkt. Hoe minder de dienst verplicht wordt inzage te geven in de eigen praktijken, hoe beter. Eén en ander betekent dat het moeilijk is exact te achterhalen met welke intentie de dienst bepaalde activiteiten verricht.
De taak van de BVD staat omschreven in artikel 8 lid 2 van de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (wet IVD):
a. Het verzamelen van gegevens omtrent organisaties en personen welke door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstig vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de Staat;
b. Het verrichten van veiligheidsonderzoeken ter zake van de vervulling van vertrouwensfuncties dan wel functies in het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze ter zake verantwoordelijke minister de mogelijkheid bieden de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat te schaden;
c. Het bevorderen van maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding in het belang van de Staat wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze terzake verantwoordelijke minister van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven.”
De BVD is bij de uitoefening van haar taken niet gebonden aan het Wetboek van Strafvordering. Alles wat niet expliciet in de wet is verboden of aan regels is gebonden mag door de BVD gedaan worden, uiteraard voor zover het binnen de taakomschrijving past.
De BVD gaat bij haar dagelijks werk uit van een ruime opvatting van deze in de wet nogal vaag omschreven taken. De controle op de feitelijke invulling is officieel in handen van de minister van Binnenlandse Zaken. In de praktijk komt dat meestal neer op goedkeuring achteraf, uitsluitend op basis van informatie afkomstig van de BVD-zelf.
Op het eerste gezicht is het onmogelijk uit de hiervoor geciteerde taakstelling op te maken waarom de BVD zich genoodzaakt voelt zich intensief bezig te houden met asielzoekers. Op welke manier worden asielzoekers geacht de ‘democratische rechtsorde’ in Nederland te verstoren of ‘de geheimhouding in het belang van de Staat’ te doorbreken?
Toch hebben politie en veiligheidsdiensten in Nederland al tientallen jaren een meer dan gemiddelde belangstelling voor binnenkomende vreemdelingen. Buitenlanders worden in de gaten gehouden, verdacht van betrokkenheid bij politiek ‘radicale’ stromingen en ‘spionage-activiteiten’.
In juni 1990 gaf de BVD, lichtelijk gedwongen en zorgvuldig geregisseerd, enige openheid van zaken over de werkwijze van de dienst. Tijdens een commissievergadering van de gemeenteraad van Wageningen noemde BVD-functionaris Peter Keller voor het eerst het verzamelen van informatie met betrekking tot asielzoekers als een aparte taak naast de in de wet IVD genoemde taken: “Op de derde plaats verzamelen wij informatie over diegenen die asielzoekers met politieke doeleinden of op enigerlei wijze onder druk zetten.” Het gebeurt volgens hem dus uitsluitend ter bescherming van de asielzoekers zelf, het moet lijken of benaderingen plaatsvinden als een vriendendienst. Zo’n excuus wordt wel vaker gebruikt voor BVD-activiteiten die niet helemaal in overeenstemming zijn met de wet. Keller zegt daarnaast niets over het verzamelen van informatie over asielzoekers zélf.
Voorkennis
De BVD kan niet zomaar op zojuist aangekomen vluchtelingen afstappen. De dossiers, die de dienst in de loop der jaren heeft aangelegd van personen en organisaties, bieden gewoonlijk genoeg aanknopingspunten om met een asielzoeker in contact te komen. Op welke wijze komt de BVD aan informatie?
De dienst heeft toegang tot de gegevensbestanden van alle overheidsinstanties (politie, Justitie, Bevolkingsregister e.d.) waardoor gegevens met betrekking tot familie, strafblad, adres, werkkring en dergelijke, probleemloos kunnen worden verkregen.
Via de PTT kan de BVD (geheime) telefoonnummers achterhalen, via banken informatie over iemands financiële situatie. Een voormalig PID-chef liet in een publikatie in Nieuwe Revu weten dat de BVD, ondanks het grondwettelijk beschermde briefgeheim, poststukken door de PTT laat onderscheppen om ze vervolgens te openen en te kopiëren.
De BVD onderhoudt intensieve contacten met de veiligheidsdiensten van het bedrijfsleven. Regelmatig ontvangt de BVD in ruil voor een politieke screening van (toekomstige) werknemers informatie over het personeel.
De Binnenlandse Veiligheidsdienst verzamelt ook zelf informatie. Zij doet dat door het bijwonen van manifestaties en openbare discussies, het fotograferen en filmen van demonstraties en het achtervolgen en benaderen van mensen.
Uit het rapport over de reorganisatie van de BVD, uit september 1990, is verder op te maken dat voor informatie-verzameling gebruikt wordt gemaakt van observatie en ‘technische acties’. Zeg maar: afluisteren en het inrichten van observatie-posten.
Verder maakt men gebruik van informanten en agenten. Mensen uit de directe omgeving worden geworven om details door te vertellen: buren, bekenden of familieleden, kortom iedereen
kan in aanmerking komen voor een gesprekje.
Wie wordt benaderd?
Uit het onderzoek blijkt dat de BVD actief is onder asielzoekers uit landen met zeer uiteenlopende politieke structuren en staatsvormen. Gesproken is bijvoorbeeld met mensen afkomstig uit Suriname, Iran, Zuid-Afrika, Libanon, Roemenië, Turkije, Sri Lanka, Tsjechoslowakije en Ghana. Een duidelijk accent ligt op vluchtelingen uit landen in het Midden Oosten.
De groeperingen waarover informatie wordt verzameld vormen een breed scala van politieke en sociale organisaties, hoewel de meeste interesse uitgaat naar organisaties van ‘linkse’ signatuur. De activiteiten van de BVD in Rotterdam maken dit duidelijk.
De BVD en de PID in Rotterdam toonden zich de afgelopen jaren ondermeer geïnteresseerd in kerkelijke hulporganisaties, zoals de Stichting voor Kerkelijk Sociale Arbeid en de Pauluskerk van ds. Visser (die zich onder andere inzet voor opvang van illegalen), maar ook voor het Aktiekomité Pro-Gastarbeiders. Daarnaast was er belangstelling voor alle mogelijke organisaties van buitenlanders. Een Turkse jongerenvereniging, Palestijnse en Turkse arbeidersverenigingen, de Vereniging voor Turkse en Koerdische Vluchtelingen Rotterdam (VTKVR), organisaties van buitenlandse dienstweigeraars enz. Ook de Nederlandse afdelingen van politieke organisaties, zoals de Palestijnse PLO en verscheidene Iraanse, liberale, sociaal-democratische en communistische partijen, de Turkse Dev-Yol , Dev-Sol , de TKPML (Partij van Marxistisch-Leninisten), de PKK en Palestijnse organisaties ter linkerzijde van de PLO. In januari 1991 tenslotte, bleek dat men in Rotterdam Iraakse vluchtelingen benaderde.
Waarover wordt gesproken?
Het lijkt niet onterecht te veronderstellen dat de verschillende veiligheids- en politiediensten alles willen weten van alle asielzoekers. Grof gesteld worden de diensten in hun werkzaamheden slechts beperkt door het aantal beschikbare ambtenaren en de ‘benaderbaarheid’ van de asielzoeker. De BVD is bij haar speurtochten niet uitsluitend gericht op een bepaalde persoon of het infiltreren in een ‘gevaarlijke’ groep. Iedere vluchteling waar mee gepraat wordt levert een stukje informatie, hoe gefragmenteerd en ogenschijnlijk onbelangrijk ook, dat kan worden ingepast in een van de vele dossiers.
Toch valt er wel degelijk enige lijn te ontdekken in de onderwerpen die door de BVD-agenten ter sprake worden gebracht. De voormalige woonplaats en kennissenkring zijn interessant. De achtergebleven familie en hun situatie komen vaak als eerste aan de orde en daarmee ook de contacten met achtergebleven familieleden en mogelijke plannen voor hun overkomst.
Wanneer de vluchteling voorheen toegang had tot ‘gevoelige informatie’, met name betreffende strategische bedrijven en belangrijke staatsorganen, behoren vragen over chefs, collega’s, werkomstandigheden en beveiliging tot de standaardvragen. Ook als de asielzoeker politie-agent, gemeente-ambtenaar, mecanicien op een vliegveld of werknemer bij een olieraffinaderij is geweest, kan hij rekenen op bijzondere aandacht van de BVD.
Vanzelfsprekend is de dienst meer dan geïnteresseerd in informatie over geheime- en inlichtingendiensten. Elke wetenswaardigheid over een ministerie van Binnenlandse Zaken en daaraan verbonden diensten, met name wat betreft de opleiding en selectie van medewerkers, wordt nauwkeurig verzameld en bijgehouden.
Ook hebben asielzoekers vaak informatie over de vluchtroutes vanuit hun land naar het buitenland. Organisatoren, middelen (zoals valse paspoorten), helpers en afhalers; de BVD wil het allemaal graag weten.
Centraal in het verzamelen van informatie staat echter het in kaart brengen van politieke organisaties en structuren. Het functioneren van politieke groeperingen, de mogelijkheden van toetreding, de gevoerde en geplande legale maar vooral ‘illegale’ acties, de werkverdeling en de beslisstructuur, dat zijn zaken die uitgebreid aan bod komen. Hoe beter een asielzoeker de ‘politieke top’ in beeld kan brengen, hoe groter de belangstelling van de agent. Alles wat een asielzoeker kan vertellen over deze mensen, netwerken, doelen en strategieën blijkt in het systeem van informatiewinning dat de BVD hanteert een plaats te krijgen.
Nederland
Na de situatie in het land van herkomst komt de toestand in Nederland aan de beurt en wordt asielzoekers het hemd van het lijf gevraagd over politieke organisaties van buitenlanders in Nederland. Organisatiestructuur, vergaderplaatsen, financiën, wie vormen het kader, wie kennen elkaar, hoe gaan ze met elkaar om, welke acties zijn er te verwachten, wie zullen eraan deelnemen, wordt daarbij geweld verwacht, niets ontsnapt aan de aandacht.
De BVD toont veel belangstelling voor de activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten in Nederland. Wat weet je van de leden van het ambassadepersoneel? Wie werkt er voor de geheime dienst?
Bij vragen over landgenoten in Nederland gaat de belangstelling, naast de precieze politieke voorkeur, vooral uit naar individuele problemen, zoals drank- of druggebruik, slechtlopende relaties, familie-omstandigheden, een benarde financiële situatie of iemands psychische gesteldheid.
Soms blijft het niet bij het beantwoorden van vragen en worden asielzoekers ‘in hun eigen belang’ aangezet verdergaande stappen te zetten.
Nauwgezet worden gegevens over afkomst, familie en vriendenkring nagevraagd, vastgelegd en opgeslagen. Het combineren van al deze gegevens maakt het voor de BVD mogelijk om nieuwe vluchtelingen steeds dwingender te ondervragen. Menig asielzoeker toonde zich onaangenaam verrast door de gedetailleerde informatie waarover de BVD beschikte.
Vrijwillige medewerking.
De rechtvaardiging van het vergaren van informatie door middel van informanten wordt vooral gezocht in de vrijwilligheid van de medewerking.
“Het is opvallend hoeveel medewerking we krijgen, dag in dag uit (..) Zonder de vrijwillige medewerking van het Nederlandse volk zou de dienst geen dag voortbestaan”, citeert de Volkskrant BVD-chef Docters van Leeuwen in oktober 1990. “Het gaat vaak om dingen die iedereen begrijpt. En als we de behoefte hebben om iemand te observeren zeggen we ‘mevrouw, vindt u het goed als we een tijdje in uw voorkamer komen zitten? En als u het leuk vindt, willen we ook nog best uw vakantie betalen.’ Het komt bijna niet voor dat men dat weigert.”
De Rotterdamse commissaris van politie, Ottevanger, schrijft eind 1989 in een brief aan een advocaat van enkele benaderde asielzoekers: “Ik acht het (..) van belang dat mijn korps op de hoogte is en blijft van ontwikkelingen die zich binnen de verscheidene bevolkingsgroepen voordoen en van de achtergronden daarvan. De Rotterdamse politie heeft de laatste jaren op dit punt een actief beleid gevoerd. (..) In hetzelfde kader voeren ambtenaren van het korps informatieve gesprekken met personen die gezien kunnen worden als representatieve vertegenwoordigers van stromingen die binnen de diverse leefgemeenschappen aanwezig zijn en waarmee zij in de dagelijkse werkuitvoering te maken kunnen krijgen.”
Voor de duidelijkheid, de commissaris werd door deze advocaat aangesproken op een aantal concrete gevallen van benaderingen. Hij noemt dat “praten met representatieve vertegenwoordigers”.
Het onderzoek De vluchteling achtervolgd laat weinig heel van het beeld van ‘vrijwillige medewerking’ en ‘informatieve gesprekken’.
Om te beginnen is er per definitie sprake van een groot verschil in kennis en macht. Tegenover de asielzoeker die veel moeilijkheden achter de rug heeft en nog meer onzekerheid in het vooruitzicht, staat de functionaris van de geheime dienst die zijn eerste stap zorgvuldig heeft voorbereid. Zelfs het al of niet bekend maken van de eigen identiteit maakt deel uit van de benaderingstactiek van de agent. De agenten laten meestal in het midden welke functie ze bekleden, geven zich uit voor ‘justitie-ambtenaar’, ‘journalist’ of zeggen ‘van het Ministerie’ te zijn.
Uit het onderzoek bleek dat vluchtelingen vaak dachten dat ze te maken hadden met iemand van de Sociale Dienst, een ambtenaar van Justitie, de gemeente of het Bevolkingsregister.
Zelfs in het geval dat een agent zich wel op correcte wijze bekend maakt of op een andere manier duidelijk wordt wat zijn functie is, blijft er sprake van ongelijkheid. De kans is immers groot dat de asielzoeker niet op de hoogte is van zijn rechten. Hij weet veelal niet of de BVD-er gerechtigd is hem te ondervragen en dat hij niet verplicht is antwoord te geven. Hij weet niet dat hij een agent van de Dienst de toegang tot zijn huis mag weigeren en hem kan sommeren de woning weer te verlaten. De BVD-agent weet dat kennis daarover bij de meeste asielzoekers ontbreekt en laat dat ook zo. De reden van de benadering wordt over het algemeen in een veel later stadium expliciet uitgesproken. Pas nadat er een ‘vertrouwensrelatie’ met de asielzoeker is opgebouwd. Als asielzoekers al informatie verstrekken aan de BVD gebeurt dat zelden op vrijwillige basis, maar wordt dit min of meer afgedwongen door een uitgekiend systeem van positieve en negatieve sancties.
We weten alles over jou
Tijdens de eerste gesprekken blijkt de BVD niet alleen bekend te zijn met de naam, herkomst en politiek verleden van de asielzoeker. De geheime dienst heeft inzicht in gegevens over de vlucht, het stadium van de asielprocedure, problemen met Justitie over de asielprocedure en het verkrijgen van een verblijfsvergunning, van het feit dat men er financieel slecht voorstaat of dat men in de clinch ligt met de Sociale Dienst over een uitkering.
Het grootste deel van dit soort informatie kan alleen maar afkomstig zijn uit de verslagen van het Eerste en het Nader Gehoor . Tijdens deze twee Gehoren wordt de asielzoeker geacht alles te vertellen dat van belang kan zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Blijkbaar zijn deze vertrouwelijke Justitie-gegevens zonder enige terughoudendheid beschikbaar voor de BVD.
Over asielzoekers is dus, al vóór dat de BVD ze benadert, een dik dossier aanwezig, afkomstig van allerlei andere overheidsinstanties.
De BVD blijkt echter ook op de hoogte van allerlei informatie over de privé-situatie van de asielzoeker. De woonomstandigheden, de namen van de gezinsleden, contacten met de buren en soms zelfs ruzies met huisgenoten. Vaak weet de agent wie tot de vriendenkring van de benaderde gerekend kan worden en welke ‘interessante contacten’ de benaderde onderhoudt. Asielzoekers worden daarnaast geconfronteerd met informatie over hun aanwezigheid bij politieke congressen of demonstraties.
De verwevenheid tussen Vreemdelingendienst en de PID, die functioneert als plaatselijke afdeling van de BVD, heeft tot gevolg dat de inlichtingendienst een aardig overzicht heeft van ‘benaderbare’ vluchtelingen. Aangezien de PID systematisch van alle voor de BVD interessante asielzoekers dossiers aanlegt, beschikt de dienst over een omvangrijke hoeveelheid informatie over politieke verhoudingen en structuren in de landen van herkomst. Agenten hebben vaak specifieke kennis over een eigen regio en hebben zoveel informatie dat ze soms een vluchteling al ‘kennen’ nog voor deze in Nederland arriveert.
Door deze vóórinformatie kan de BVD de benadering zo goed mogelijk timen . Wervingen vinden vaak plaats in een periode dat de asielzoeker zich in een extra kwetsbare positie bevindt, bijvoorbeeld op het moment dat de asielprocedure in een beslissende fase komt. Hoewel zowel de BVD als de politie altijd ontkennen, dat het moment van de benaderingen iets met de stand van zake in de asielprocedure te maken zou hebben, blijkt ook uit de in deze brochure gepubliceerde verhalen, dat het moment meestal te goed gekozen is om toevallig te kunnen zijn.
Bescherming in de aanbieding
Het eerste contact moet de asielzoeker de indruk geven dat de BVD het goed met hem en zijn landgenoten voor heeft. Eén van de manieren waarop de Dienst dat probeert, is door het aanbieden van bescherming. De BVD is er, zo wordt tijdens de gesprekken verklaard, om er voor te zorgen dat landgenoten “geen problemen krijgen en in alle rust kunnen leven”.
Nu is al langer bekend dat de BVD van tijd tot tijd onderzoek doet naar bedreigingen en afpersingen waarvan soms ook asielzoekers het slachtoffer zijn. Het valt echter nogal moeilijk in te zien hoe bedreiging en afpersing van asielzoekers past in de, in de wet IVD genoemde, taken van de veiligheidsdienst. Dit soort zaken valt immers onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, dat strafvervolging in kan stellen indien de wet overtreden is. Bescherming aanbieden is overigens geen BVD-taak. De bescherming van personen is een taak die aan de politie, en in uitzonderlijke gevallen aan de Marechaussee is toebedeeld.
In dit onderzoek werden een aantal asielzoekers geïnterviewd die ‘onder druk gezet’ zijn. De BVD vertelde hen dat zij het gevaar liepen door landgenoten geïntimideerd of zelfs ontvoerd te worden. Dergelijke dreigementen zouden afkomstig zijn van personeel van buitenlandse ambassades, agenten van buitenlandse inlichtingendiensten of andere landgenoten van de asielzoekers die in Nederland verblijven.
Bij het eerste contact vertelden de BVD-functionarissen dat de benaderingen ertoe dienden de asielzoeker ‘te kunnen beschermen’ als het zover zou komen. Nog afgezien van het feit dat bedreigingen geen zaak zijn voor de BVD, bleek dat het merendeel van de zogenaamd ‘bedreigde’ geïnterviewden op geen enkele manier, openlijk dan wel bedekt, daadwerkelijk bedreigd werd. Het aanbieden van bescherming werd slechts gebruikt als voet tussen de deur. Later bleek men in heel andere zaken geïnteresseerd. In een aantal gevallen werden asielzoekers wel degelijk bedreigd. Toch ging het de BVD in deze gevallen uiteindelijk ook vooral om het vergaren van informatie. Men was weliswaar op zoek naar gegevens over de bedreigingen of over de personen die daarvoor verantwoordelijk waren, meestal werden geheel andere zaken besproken.
Bijna altijd verklaarde de BVD voor bescherming te kunnen zorgen, maar liet men in het midden waaruit deze bescherming zou bestaan. In een enkel geval deed de plaatselijke politie de toezegging een oogje in het zeil te houden maar met deze bescherming had de BVD niets van doen.
Informanten en infiltranten
Wanneer de eerste, en de voor de BVD moeilijkste, stap gezet is van benadering naar ‘vertrouwensrelatie’, moet de volgende gemaakt worden. Die van ‘vertrouwensrelatie’ naar recrutering. Er moet een nieuwe relatie tot stand komen van runner en informant/infiltrant.
Een runner werkt voor een politie- of veiligheidsdienst. Hij onderhoudt contacten met informanten, arrangeert nieuwe ontmoetingen en geeft opdrachten aan infiltranten.
Een informant is iemand die informatie over personen, organisaties of informele netwerken doorgeeft aan een politie- of veiligheidsdienst, zonder dat hij daarvoor zelf gerichte stappen moet ondernemen.
Een infiltrant of agent is iemand die zich op heimelijke wijze, in opdracht van een politie- of veiligheidsdienst met personen, organisaties of informele netwerken inlaat, waar hij zonder bemoeienis van die dienst geen contact mee zou hebben gezocht. Een infiltrant kan ook iemand zijn die zich in een organisatie bevindt, en door een politie- of veiligheidsdienst wordt geworven om in opdracht van die dienst bepaalde activiteiten te ondernemen die deze organisatie in een bepaalde richting stimuleren of belemmeren.
Een precieze grens tussen informanten en infiltranten is moeilijk aan te geven. Van de 70 in dit onderzoek bekend geworden wervingspogingen werden in zes gevallen duidelijke voorstellen gedaan om in bepaalde organisaties te infiltreren. Anderen kregen minder vergaande, of minder duidelijke voorstellen.
Iedere informant wordt om méér gevraagd dan hij weet. Iedere stap die een informant doet naar aanleiding van contacten met een veiligheidsdienst is een stap in de richting van infiltratie.
Het opbouwen van een langdurige relatie met informanten is uiteindelijk gericht op infiltratie in organisaties of informele netwerken met het doel over personen kennis te vergaren en daarmee controle te winnen.
De BVD verlangt van de infiltrant dat deze zijn ogen goed de kost geeft. Wie waren op die en die vergadering aanwezig, wie voerde het woord, wat werd besloten? Welke vriend of kennis gaat met wie om, waar ontmoet men elkaar en met welk doel? Een volgende opdracht kan het meelopen in een demonstratie zijn, iets helpen organiseren, manifestaties bezoeken of aan acties meedoen. Vaak laat de BVD foto’s zien, meestal pasfoto’s uit rijbewijzen of paspoorten maar ook politiefoto’s of observatie-foto’s van de BVD zelf. In een later stadium kan de informant gevraagd worden speciaal te letten op één persoon, die de speciale aandacht van de BVD heeft. Het gaat hierbij om ‘een onrustige landgenoot’ die ‘problemen’ heeft of ‘met zichzelf in de knoei’ zit. De runners wekken zo de indruk dat het in het belang van deze landgenoot is dat de informant contact met hem opneemt.
Om gewetensconflicten te voorkomen wordt de infiltrant regelmatig gerustgesteld. Hij moet er steeds opnieuw van worden overtuigd dat hij ‘goede dingen doet’.
Wanneer na verloop van tijd de infiltrant zijn waarde bewezen heeft, is het tijd voor de volgende stap. Hij moet informatie verzamelen over persoonlijke relaties, contacten, en financiële omstandigheden.
De financiële vergoeding voor infiltranten is hoger dan die voor informanten. De druk om door te gaan is dan ook groter en de gestelde eisen worden hoger naarmate de samenwerking langer voortduurt.
Uiteindelijk probeert de BVD een netwerk van verklikkers op te bouwen. Daarbij is vrijwel alle informatie bruikbaar. De ene informant levert informatie voor het vinden van een volgende.
Beloning
De mate van afhankelijkheid waarin een asielzoeker door de BVD kan worden gemanoeuvreerd, bepaalt voor een belangrijk deel het succes van een benadering. De BVD probeert asielzoekers afhankelijk te maken van de dienst door hen in onzekerheid te laten over de gevolgen, die het al dan niet meewerken met zich mee kan brengen. De boodschap is eenvoudig en duidelijk. Wie meewerkt kan hulp verwachten, wie weigert straf.
Uit het onderzoek blijkt dat veel asielzoekers geld wordt aangeboden. Het gaat vaak om een onkostenvergoeding voor reizen (een gratis openbaar-vervoerkaart), lidmaatschap van organisaties of (nacht-)clubs, abonnementen en dergelijke. Na enige tijd wordt soms een verdergaande financiële tegemoetkoming voorgesteld. Een extra inkomen, variërend van enige honderden guldens tot bedragen van tweeduizend gulden per maand. Het kwam een paar keer voor dat de BVD aanbood de kosten van levensonderhoud van een illegaal geworden asielzoeker te betalen. Ook kan het gaan om een (beter) huis, een goede opleiding of een studieplaats voor een familie-lid. In één geval werd aan iemand zelfs een vrouw aangeboden om mee te trouwen!
Vijfentwintig geïnterviewden verklaarden dat werd gezinspeeld op een verblijfsvergunning, of een status van politiek vluchteling, in ruil voor informatie. Soms bleef dat vaag: “Het verbetert je procedure”, maar in andere gevallen werd expliciet vermeld wat de BVD kon regelen: “Als je ons vertelt wat je erover weet zorgen we dat je binnen een week je status hebt”. Naast verblijfsvergunningen voor de benaderde zelf, bood de agent visa aan voor familieleden die Nederland wilden bezoeken.
Ons zijn zes gevallen bekend geworden waarin de BVD de vluchteling expliciet een definitieve verblijfstitel in Nederland aanbood. In drie gevallen ging het om een versnelde naturalisatie, waardoor de asielzoeker automatisch de Nederlandse nationaliteit zou krijgen, in één geval om een Nederlands paspoort, zonder dat duidelijk werd gemaakt op welke grond dat verstrekt kon worden, en twee keer om een ‘vluchtelingen-paspoort’, paspoorten voor asielzoekers met een A-status, die eveneens een onbeperkt verblijf in Nederland garanderen.
Twee van deze zes asielzoekers hebben uiteindelijk via de BVD een definitieve verblijfmogelijkheid verkregen. Twee asielzoekers verklaarden niet met de BVD in zee te zijn gegaan. Van de overige twee is niet bekend of zij met de BVD hebben samengewerkt en of zij daaraan een verblijfstitel hebben overgehouden.
Naast geldelijke voordelen en verblijfsvergunningen wordt ook vaderlijke hulp geboden. Goede raad en hulp bij allerlei problemen, (“Waarom ga je niet naar Frankrijk? Dat kan toch gemakkelijk met een vals paspoort. Daar kan je zonder problemen asiel krijgen”), worden vaak ongevraagd gegeven.
Straf
Meer dan de helft van de door de BVD benaderde asielzoekers werd door de dienst onder druk gezet. De BVD-ers en PID-ers, geschoold in ondervragingstechnieken, bedienen zich van klassieke verhoor en intimidatie-methoden. Geweld wordt aankondigd, maar het wordt in het midden gelaten hoever dat geweld zal gaan.
De dreigementen betreffen vaak de asielprocedure en verblijfstitel van de benaderde: “Als je niet meewerkt, waarom zouden we je dan een asielstatus moeten verstrekken”, of: “Wij kunnen het je heel moeilijk maken met je verblijfsvergunning”. Door agenten wordt gedreigd met opsluiting: “Je komt in de cel terecht als je nu niet meewerkt”. In andere gevallen wordt geschermd met de invloed die kan worden uitgeoefend op diverse procedures bij het ministerie van Justitie: “Ik krijg al die aanvragen voor mijn neus, en als ik dat wil krijg jij geen visum”, of: “Als je ons die informatie niet geeft ziet het er niet zo gunstig uit voor je naturalisatie”.
Bij de Vreemdelingendienst blijken de gevolgen van een weigerachtige houding vaak direct bij het geven van een stempel in de verblijfsvergunning: “We willen eerst met jou praten, pas daarna gaan we stempelen”.
Agenten merken op dat het niet meewerken met de BVD het verlies van een asielstatus kan betekenen, met alle gevolgen van dien.
Herhaling van de achtervolgingssituatie.
Een ‘gezellig gesprek’ wordt bedreigend op het moment dat de asielzoeker doorheeft dat hij met de BVD te maken heeft. De BVD-agent werkt niet alleen voor de overheid, die juist in deze periode een beslissing neemt omtrent de asielaanvraag, maar voor een inlichtingendienst waar de meeste vluchtelingen niets mee te maken willen hebben. Vervolging door een geheime dienst is immers voor velen een reden geweest om te vluchten.
Deze confrontatie met de BVD vertoont overeenkomsten met ervaringen in het land van herkomst. Er is echter één groot verschil. In de eerste achtervolgingssituatie kon hij (of zij) de risico’s beter inschatten. De politieke verhoudingen binnen het land waren vertrouwd, de praktijken van de geheime dienst waren misschien ondoorzichtig, maar in ieder geval een regelmatig onderwerp van gesprek.
In het vluchtland aangekomen is de situatie totaal anders. Zeker zolang er nog niet besloten is in de asielprocedure, een beslissing die soms meer dan vijf jaar op zich laat wachten. Het gevaar van afwijzing, en daarmee uitwijzing of zelfs terugzending, blijft in deze periode bestaan. Het lot van de vluchteling ligt opnieuw in handen van een overheid, zonder dat hij inzicht heeft in de voor hem nieuw Nederlandse verhoudingen. Laat staan in het verschil tussen de diverse instanties die van alles moeten weten om een beslissing te kunnen nemen.
In die precaire situatie ziet de asielzoeker zich geconfronteerd met iemand die met onduidelijke bedoelingen informatie komt inwinnen. De meeste geïnterviewden beleefden de benadering als een herhaling van eerdere ervaringen, als een tweede achtervolging. Veel asielzoekers wensen een rustig leven te kunnen leiden, en niet meer met hun vroegere ervaringen met geheime diensten geconfronteerd te worden. Maar zelfs in het land waar ze asiel hebben gevraagd worden ze niet met rust gelaten en dringt zich opnieuw de benauwende atmosfeer op, waarmee elke geheime dienst omgeven is. Ook in Nederland bemoeien agenten van een veiligheidsdienst zich met hun leven. Wederom worden ze in de gaten gehouden en geobserveerd, Ze kunnen blijkbaar altijd worden opgespoord. Het trauma geen normaal leven meer te kunnen leiden herhaalt zich.
Een reëel aanbod
Deze citaten komen uit een (stiekem opgenomen) telefoongesprek tussen een vluchteling en een BVD-er. Namen en een paar andere omstandigheden zijn veranderd. De inhoud spreekt voor zich.
“Je naam wordt in bepaalde kringen steeds genoemd, je bent betrokken bij politieke zaken.(…) Ik wil met je praten, al duurt het maar een kwartiertje.(…) Natuurlijk gaat het niet over demonstraties of manifestaties en je hoeft ook niet voor ons te werken. (…) Ik wil zo nu en dan contact met je houden, zeg eens per kwartaal. (…) Als je zegt dat je naar Zweden gaat weet ik dat je dat liegt: als jij naar het buitenland gaat weet ik dat, want dan moet je een visum aanvragen (…) Hoe kun je nu een gesprek weigeren? Ik doe een reëel aanbod, doe jou een eerlijk voorstel.(…) Waarover het gaat zeg ik niet door de telefoon, dat vind ik te gevaarlijk. Ze hebben me altijd geleerd die dingen niet door de telefoon te zeggen. (…) Dat is gevaarlijk, dat betekent niets lichamelijks, maar betekent dat het om geheime dingen gaat. Jij hebt er iets mee te maken.(…) Ik kan ook langskomen, we kunnen ook in restaurant X afspreken.(…) Er lopen in Nederland een miljoen vreemdelingen rond, maar er zijn er maar een paar waar speciale belangstelling voor bestaat. Daar ben jij er één van.(…) We zijn daarmee door de overheid belast, in opdracht van de regering doe ik deze dingen, dat gaat dan natuurlijk wel ergens over.(…) Jij moet ook weten dat wij er nog zijn. Dat we bestaan. (…) Nederland is een klein landje. We komen elkaar sowieso weer tegen. Dat is heus niet moeilijk. (…) Ik kan jou altijd vinden als ik dat wil (…) Waarom wil je geen afspraak? Ben je ergens bang voor? (…) Ik kan je ook naar mij toe laten komen, maar dat zou een beetje zielig zijn, vind je ook niet? Dan krijg je een oproep van de Vreemdelingendienst, op die oproep staat verder niet waarover het gaat. Dan moet je wel komen, maar ik doe het liever niet op die manier…..
Verblijfsvergunningen in ruil voor informatie.
De BVD probeert regelmatig, ten minste een paar maal per maand, op het ministerie van Justitie iets te ‘regelen’ met betrekking tot verblijfmogelijkheden voor bepaalde vluchtelingen en asielzoekers. Verschillende bronnen, die om begrijpelijke redenen anoniem willen blijven, hebben dat bevestigd. Een contactambtenaar van het Ministerie van Justitie verklaarde dat verblijfsvergunningen en paspoorten weliswaar door de BVD en PID worden beloofd, maar dat dergelijke beloften niet kunnen worden waargemaakt, omdat het ministerie van Justitie daaraan niet mee zou werken.
In een aantal zaken is echter gebleken dat de top van het ministerie van Justitie de verzoeken van de BVD voor bepaalde asielzoekers wél heeft ingewilligd. Ook S. Bos, voormalig PID-chef van Zaanstad geeft in een artikel in Nieuwe Revu van 13 december 1990 aan, dat de BVD ten aanzien van beloofde verblijfsvergunningen over “de juiste kanalen beschikt om dit snel te realiseren”. Een aantal advocaten bevestigde dat cliënten van hen uitsluitend ten gevolge van een actie van de BVD aan een definitieve verblijfmogelijkheid zijn geholpen.
Op welke gronden bij het ministerie van Justitie werd besloten tot inwilliging van deze verzoeken van de BVD is onduidelijk.
Het Ministerie heeft daarover geen uitlatingen gedaan. Het lijkt erop dat Justitie de BVD tegemoetkomt. Strikt genomen is hiermee een nieuwe toelatingsgrond ontstaan voor asielzoekers.