Actiegroepen doelwit bedrijfsspionage (deel 1)
Ravage #13
De in 1998 ontmaskerde infiltrant Adrian Franks, die destijds in Nederland actief was bij activistische organisaties, blijkt meer op z’n kerfstok te hebben. Een Britse journalist wist de hand te leggen op talrijke documenten die aantonen dat de informatie die Adrian verzamelde, onder meer afkomstig van Britse vredesgroepen, werd doorverkocht aan British Aerospace.
In de zomer van 1998 ontmaskerde het Amsterdamse buro Jansen & Janssen de toen 39-jarige Adrian Franks als infiltrant. Adrian had de aandacht getrokken nadat hij geprobeerd had zijn contacten met een aantal linkse activistische clubs in Nederland uit te breiden, onder andere bij het antimilitaristische onderzoeksbureau Amok Maritiem en de milieuorganisatie A Seed.
De uit Equihen Plage (Normandië) afkomstige Fransman, die zich bediende van meerdere achternamen, bleek de eigenaar te zijn van een particulier inlichtingenbedrijf dat informatie verzamelde over activisten. In september 2003 kwam de journalist David Connet van The Sunday Times een zaak op het spoor die grote overeenkomsten vertoonde met de onthulling van Jansen & Janssen.
Het onderzoek naar Adrian Franks alias Le Chêne alias Mayer kreeg zo een bijzonder staartje. Adrian’s moeder, Evelyn Le Chêne, verzamelde in Groot-Brittannië en daarbuiten gegevens over duizenden activisten. Haar bedrijf Threat Response International werkte onder andere voor British Aerospace (BAe), ‘s lands grootste wapenexporteur.
Waarschuwing
Het onderzoek naar de persoon Adrian Franks begint juli 1998 met een brief, gericht aan de internationale milieuorganisatie A Seed, gevestigd in Amsterdam. De brief, engelstalig en anoniem, is een waarschuwing aan het adres van A Seed en bevat voldoende informatie om Adrian’s motieven om actief te worden binnen A Seed kritisch tegen het licht te houden.
‘Tot voor kort werkte ik als assistente van de chef beveiliging van een multinationale oliemaatschappij’, schrijft de anonieme boodschapper. ‘In die tijd werd mijn baas benaderd door iemand die hem informatie aanbood over extremistische groepen die van plan waren het bedrijf aan te vallen. De man zei dat de top van het bedrijf en hun familie gevaar liepen omdat deze actievoerders gewelddadig waren en erg gevaarlijk. Hij vertelde ook dat hij als free-lance security consultant werkte en optrad als adviseur voor meerdere multinationals, waaronder British Aerospace, Rio Tinto en een defensiebedrijf in Frankrijk. Zijn naam was Adrian Mayer en op zijn visitekaartje stond het adres 95 Rue de la Marine, 62224 Equihen-Plage.’
Bij de medewerkers van A Seed gaat er een lichtje branden. Adrian Mayer kennen ze niet, maar wel Adrian Franks, een Franse milieu-activist eveneens afkomstig uit Equihen-Plage. Echt verbaasd zijn ze niet over de strekking van de brief.
,,Adrian kwam in die tijd vaak bij ons langs, had zich aangemeld voor een bestuursfunctie en kopieerde veel informatie”, vertelt Aart van der Hoek, destijds medewerker bij A Seed. ,,Hij was een beetje een outsider, kende weinig mensen en deed vaag over z’n achtergrond.”
Eurosatory
Adrian blijkt inderdaad afkomstig uit Equihen-Plage, een pitoresk badplaatsje onder de rook van Boulogne sur Mere in Frankrijk. Hij zet zich daar naar eigen zeggen in voor Eco-Action, een kleine milieu-organisatie. Eco-Action is onder andere het Franse contactadres voor de Britse radicale milieugroepering Earth First! Adrian zegt regelmatig op en neer te pendelen tussen Frankrijk en Engeland. Z’n vriendin zou actief zijn in de dierenrechtenbeweging.
Behalve bij A Seed is Adrian begin 1998 ook werkzaam bij Amok-Maritiem. Anton van Amok leert hem kennen bij de voorbereiding van acties tegen de internationale wapenbeurs Eurosatory, gehouden juni 1998 in Parijs. ,,Adrian had ons schriftelijk z’n diensten aangeboden. Met het oog op die komende wapenbeurs kwam ons dat wel goed uit.”
Adrian Franks neemt bij Amok deel aan het comité dat acties rond Eurosatory voorbereidt. Zijn belangrijkste taak is het overhalen van grote, wat gematigde Franse organisaties om zich aan te sluiten bij de Eurosatory-campagne. Het pamfletje dat hij produceert is echter veel te radicaal van toon. Het staat vol met holle retoriek en allesomvattende complottheorieën.
,,Het gevolg was dat hij het bij grote organisaties als Agir Ici en Amnesty International -die net begonnen aan een campagne tegen stroomstokken en dus welwillend stonden tegenover onze campagne- compleet verknalde”, aldus Anton.
Bij Amok vinden ze Adrian door zijn manier van doen geen prettig figuur. Op vergaderingen vertoont hij overheersend gedrag en hamert continu op de link tussen wapenhandel, banken en oliehandel. Hij uit ook veel kritiek op de campagne van het European Network Against Arms Trade tegen de wapenhandel met Indonesië, terwijl dat nou nét de enige echt geslaagde actie is geweest sinds de oprichting van het netwerk in 1982.
Le Chêne
De twijfels over Adrian Franks worden groter nadat in juni 1998 uit onderzoek in Frankrijk blijkt dat hij in Equihen-Plage bekend staat onder de naam Adrian Le Chêne. Anton herinnert zich dat Adrian zich de allereerste keer ook zo voorstelde. Daarna heeft hij de naam Le Chêne nooit meer gebruikt.
Uit de registers van de Franse Kamer van Koophandel blijkt waarom hij die naam liever niet gebruikt. Adrian Le Chêne is eigenaar van Risk Crisis Analyses, opgericht in Beauvais, daarna gevestigd in Equihen-Plage. ‘Secretariaat en vertaling’ wordt er summier bij vermeld.
Het ‘bedrijf’ bevat geen werknemers en heeft een mobiele telefoon – met een geheim nummer. De datum van oprichting is volgens het Franse Bureau voor de Statistiek 1 februari 1997; dat is kort na de start van Frank’s activiteiten voor de campagne tegen Eurosatory.
Met een smoes zoeken medewerkers van buro Jansen & Janssen de vermeende infiltrant onverwacht thuis op. Adrian is zichtbaar nerveus. Zijn huis, kantoor en omgeving ademen een sfeer uit die je nou niet bepaald verwacht van een milieu-activist. Adrian wordt geconfronteerd met de tegenstrijdigheden in z’n verhaal over zijn achtergrond, en het vermoeden dat hij informatie over activisten doorverkoopt aan grote bedrijven.
Op basis van de feiten en Adrian’s verweer trekken z’n ongenode Nederlandse gasten de voorlopige conclusie dat hij hoogstwaarschijnlijk infiltreert met het doel de vergaarde informatie door te verkopen. Honderd procent zekerheid is er niet, maar er zijn voldoende aanwijzingen om Adrian’s verhaal naar buiten te brengen. (www.burojansen.nl/artikelen/adrian/)
Open eindjes
Maar de twijfel groeit, ook bij de mensen die met hem hebben samengewerkt. Is Adrian Franks de infiltrant die informatie over A Seed en Amok doorverkocht aan bedrijven, of is hij toch een ietwat vreemde maar oprechte Franse activist?
Ook blijven er open eindjes na twee maanden van onderzoek. Zo mislukt voor een groot deel het onderzoek naar zijn achtergronden in Engeland. Adrian blijkt veelvuldig het kanaal over te steken. Uit verschillende bronnen vernemen Jansen & Janssen dat hij ook actief is in Engeland, waar in Rochester het moederbedrijf van Risk Crisis Analyses is gevestigd.
De speurneuzen proberen betrokken actiegroepen in Engeland zover te krijgen het bedrijf onder de loep te nemen, maar niemand ziet het belang ervan in het verhaal verder uit te zoeken. Een paar maanden later neemt Kevin Dowling, een filmmaker en onderzoeksjournalist die veel over Afrika heeft geschreven, contact op met Buro Jansen & Janssen. Hij vraagt zich af of Adrian Le Chêne misschien familie is van Evelyn Le Chêne.
,,Jullie zijn wellicht geïnteresseerd in het feit dat Evelyn Le Chêne, die zegt een veteraan te zijn van de Special Operations Executive en de weduwe van een verzetsheld uit de Tweede Wereldoorlog, werkt voor het Britse ministerie van Defensie als consultant op het gebied van chemische en biologische oorlogsvoering. Ze adviseert het ministerie vooral over Afrikaanse zaken”, meldt Kevin Dowling.
De journalist bezoekt vervolgens het adres, maar dan blijkt dat Le Chêne is verhuisd. Hiermee valt zijn onderzoek en dat van Jansen & Janssen stil.
CAAT
Vijf jaar later beschrijft journalist David Connet zijn bevindingen in The Sunday Times. Het weekblad publiceert in september 2003 twee opzienbarende artikelen, met als bron een stapel papieren met de omvang van twee dikke ordners. Rapporten gericht aan het adres van de wapenfabrikant British Aerospace (BAe).
Ze bevatten informatie over het wel en wee van actievoerders verenigd in CAAT, Campaign Against Arms Trade. Dit is een breed gerespecteerde vredesorganisatie met een christelijke achtergrond, die lobbyt tegen wapenhandel. Ze zijn niet bijster radicaal en houden zich voornamelijk bezig met picketlines bij wapenbeurzen, lawaaidemonstraties, kaartenacties en het aanbieden van petities.
Hierbij werken ze nauw samen met andere grote ngo’s zoals Oxfam (te vergelijken met de Novib) en Amnesty International. CAAT voert in die jaren campagne tegen de levering van de door BAe geproduceerde Hawks gevechtsvliegtuigen die in Indonesië worden gebruikt voor de binnenlandse oorlog in Oost-Timor.
Evelyne Le Chêne stuurde sinds 1996 gedurende vier jaar rapporten naar BAe over de activiteiten van CAAT, zo blijkt. BAe betaalde haar voor deze dagelijkse rapportages 120.000 pond (± 190.000 euro) op jaarbasis. Volgens de belangrijkste bron van The Sunday Times werden de rapporten aanvankelijk via een encrypte fax naar de security afdeling van BAe in Farnborough, Hampshire gestuurd. Later zorgde de wapenfabrikant voor een directe lijn met Le Chêne’s computer.
Infiltranten
CAAT werd geïnfiltreerd door verschillende personen, zeker zes en misschien wel acht in totaal. De documenten die in het bezit zijn van de krant bestrijken de periode van 1996 tot 1998, maar The Sunday Times zegt bewijs in handen te hebben dat de infiltratie doorliep tot het moment van publicatie, september 2003. In ieder geval één van de belangrijkste campagnevoerders van CAAT liet zich betalen voor het doorgeven van informatie over zijn collega’s.
Een deel van de informatie werd verkregen door het bijwonen van vergaderingen die CAAT hield. Een van de spionnen wist de complete inhoud van de harde schijf van de computer van het hoofdkantoor te kopiëren, inclusief de ledenlijst, persoonlijke files en details over donaties. De infiltranten doorzochten bureau’s, lazen dagboeken en kopieerden adresboeken, informatie die in handen kwam van het wapenbedrijf.
Medewerkers van CAAT werden op straat gevolgd. The Sunday Times heeft een audioband in bezit van een gesprek tussen Le Chêne en een topman van de beveiligingsafdeling van BAe. Ze spreken af om iemand te volgen die wordt omschreven als een ‘good looking 25-jarige activiste’. De rapporten over haar bevatten zeer veel persoonlijke details: adressen, huisgenoten, kapsels, tot en met details over de inhoud van haar dagboeken en haar kennelijke gewoonte jointjes te roken op de gang.
Hull against Hawks
BAe vergeleek voortdurend de namen en adressen van CAAT medewerkers om te zien of ze geen aandeelhouders waren. De telefooncentrale van de wapenfabrikant was zo ingesteld dat er gewaarschuwd werd zodra de vredesactivisten belden.
Het lijkt er zelfs verdacht veel op dat een lokale afdeling van CAAT op een gegeven moment volledig gerund werd door een persoon die daar door Evelyn Le Chêne was ingezet. Het gaat om de campagnegroep Hull against Hawks, een voor BAe belangrijke actiegroep omdat de stad Hull vlakbij Brough ligt waar de gevechtsvliegtuigen in elkaar worden gezet.
De infiltrant in kwestie, ‘Allen Fossey’, nam al snel nadat hij in de stad kwam wonen (op een gemeubileerde flat, via Le Chêne betaald door BAe) het secretariaat van de actiegroep over. Hij maakte zich verder onmismaar door met zijn busje deelnemers aan de actiegroep naar demonstraties te rijden, en door zijn huis beschikbaar te stellen voor vergaderingen.
Fossey had grote invloed op de groep. Een voorstel om bij een wapenbeurs over het hek te klimmen om de boel te bezetten bijvoorbeeld, veegde hij van tafel met de mededeling dat de boel bewaakt werd door paratroepers. Niemand vroeg zich af hoe hij dat wist. Maar niemand wist ook van welk geld hij leefde, en wie de rekening betaalde voor al die telefoontjes, noodzakelijk voor het functioneren van de actiegroep.