26279 Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over haar werkzaamheden in het jaar 1997 Nr. 2
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 21 januari 1999
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties<1> heeft op 9 december 1998 overleg gevoerd met minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de heer Melkert, voorzitter van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten over:- het jaarverslag van de Binnenlandse veiligheidsdienst over 1997 (BiZa-98-737);
– het jaarverslag van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer over 1997 (26279, nr. 1);
– het rapport “De politieke islam in Nederland”, toegezonden bij brief van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 15 juni 1998 (BiZa-98-702);
– schriftelijke vragen en antwoorden van de leden Van Oven en Valk inzake de Britse geheime dienst (aanhangsel II, vergaderjaar 1997-1998, nr. 818 en 1998-1999, nr. 150).
Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Van der Hoeven (CDA) wees op het grote belang van een snellere voortgang dan tot nu toe rond de totstandkoming van de nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) en vroeg de minister dan ook wat meer vaart te zetten achter dit dossier.
Verder was zij benieuwd van de minister te vernemen hoe hij het huidige functioneren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten binnen de Nederlandse democratische rechtsorde beoordeelt en of zijns inziens bepaalde punten nog voor verbetering vatbaar zijn.
Het jaarverslag 1997 van de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) geeft een aantal zorgelijke ontwikkelingen weer, zoals de beveiliging van de informatie en de waarborging van de rechtmatige toegang tot gegevens. Daarop zal meer moeten worden geanticipeerd naarmate Nederland zich verder op de elektronische snelweg begeeft. Vraag is dan wel waar de reguliere beveiliging en waarborging ophoudt en waar de bemoeienis van de BVD terzake begint.
Een ander punt van zorg dat tot uitdrukking komt in genoemd jaarverslag betreft de ontwikkelingen rond de Bosnische veiligheidsdienst AID en de veiligheidsdiensten van Irak en Iran. Is overigens al iets meer te melden over de ontwikkelingen terzake in het lopende jaar 1998?
Mevrouw Van der Hoeven vroeg vervolgens naar de voortgang rond de selectielijst van oktober 1997 met betrekking tot nog uit te voeren vernietigingen van BVD -dossiers.
Uit het BVD -jaarverslag blijkt dat over de proliferatie van massavernietigingswapens en over de illegale handel in conventionele wapens informatie wordt verzameld, maar niet vermeld wordt wat met die informatie zal gebeuren. De handel en overdracht van deze producten en, belangrijker nog, de kennisvergroting hieromtrent gaan namelijk gewoon door.
Wat betreft de integriteit openbare sector wordt melding gemaakt van projecten in 1998. Zijn er inmiddels ook projecten voor 1999 voorzien en, zo ja, welke zijn dat?
Het aantal ingediende klachten is zeer beperkt, zo blijkt uit het jaarverslag. Mevrouw Van der Hoeven had graag gezien dat de minister beargumenteerd bij haar de indruk wegnam dat het hierbij slechts gaat om het bekende topje van de ijsberg en dat alleen melding is gemaakt van klachten die over bepaalde barrières heengaan. Zijn de klachten overigens ook zodanig afgehandeld dat ze telkens hebben geleid tot genoegdoening van de klagers?
Met betrekking tot het jaarverslag van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten over 1997 werd zij graag nader geïnformeerd over de reorganisatie van de veiligheidsdienst op Aruba en de betrokkenheid van de BVD hierbij en over het verdere verloop in de zaak-Oltmans.
Zorgelijk is de constatering in het rapport “De politieke islam in Nederland” dat er een afwijzende houding is ten opzichte van het integratiebeleid van de Nederlandse overheid. Voor eenieder die om economische of andere motieven ervoor kiest om in Nederland te wonen, geldt de Nederlandse wetgeving, waaronder de artikelen 1 en 23 van de Grondwet. Zo dienen islamitische scholen ook te voldoen aan de Nederlandse onderwijswetgeving. In dat licht moet de taak van de onderwijsinspectie zeer serieus worden opgevat. In het kader van de Wet op het basisonderwijs zullen ook de rol van de ouders en de bestuurlijke verhoudingen en kwaliteiten versterkt moeten worden. Vraag is hierbij wel of afwijkend onderwijs BVD -activiteiten rechtvaardigt.
Opvallend is dat het probleem rond Marokkaanse en Turkse jongeren door dezelfde moslimgemeenschappen ten onrechte vaak alleen op het bord van de Nederlandse overheid wordt gelegd. Ook imams en ouders hebben hierbij wel degelijk een taak. Is de minister bereid dit aspect bij hen wat meer voor het voetlicht te brengen?
Mevrouw Van der Hoeven werd graag nader geïnformeerd over het aantal islamitische kinderen dat in internaten wordt ondergebracht en over de ontwikkelingen rond de Nederlandse imambasisopleiding. Kan tevens aangegeven worden hoe de relatie is van de schoolbesturen van islamitische scholen met het moederland waar het de beïnvloeding en de financiën betreft?
De principes van de Nederlandse rechtsorde en vooral de toepassing ervan zijn van grote waarde, waarbij optreden tegen extremisme, criminaliteit en discriminatie gerechtvaardigd zijn, onder het gelijktijdige besef waar de taak van de BVD begint en waar die ophoudt.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) omschreef openbare controle op inlichtingendiensten als een weerbarstige materie, aangezien men weliswaar weet wat er geschreven staat maar men moet raden hoe een en ander in werkelijkheid verloopt. Al vele jaren wordt dit probleem onderkend. Een nieuwe wet voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is in voorbereiding maar de totstandkoming ervan laat ontzettend lang op zich wachten. Wat is de reden hiervan? Zijn er van de zijde van dit kabinet terzake nog ingrijpende wijzigingen te verwachten? Hoe beoordeelt overigens de voorzitter van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten deze gang van zaken en is ook hij van mening dat er nog steeds sprake is van een te grote kloof tussen de controle van genoemde commissie en de openbare controle door de Kamer?
Het recentelijk verschenen boek Villa Maarheeze plaatst de Inlichtingendienst buitenland (IDB) helder in de schijnwerpers maar toont tegelijkertijd aan dat zeker in een tijdsgewricht waarin mensensmokkel, economische spionage en gevaar voor massavernietiging voorkomen, er taken voor een dergelijke dienst zijn en blijven. Kan overigens meer inzichtelijk gemaakt worden welke taken zijn ondergebracht bij de Militaire inlichtingendienst (MID), de IDB en de BVD en is het de bedoeling dat er nog een apart celletje wordt ondergebracht bij Algemene Zaken?
In het jaarverslag 1997 van de BVD lijkt veel aandacht uit te gaan naar de interceptie van telecommunicatie en proliferatie van al dan niet massavernietigingswapens. Is hier sprake van een toename mede als gevolg van de instabiele situatie in de Balkan en Oost-Europa? Ziet de BVD ook een taak in de controle op doorvoer van wapens? Waar eindigt hierbij de taak van de BVD en waar begint die van de politie? Uit het jaarverslag komt verder naar voren dat de dreiging van extreem rechts lijkt te verminderen. Is er door het verbod van de Centrumpartij (CP) echter geen vrees voor ondergrondse activiteiten? Al deze ontwikkelingen doen het vermoeden rijzen dat er binnen de BVD sprake is en zal zijn van verschuiving van aandachtsvelden. In dat kader vroeg mevrouw Scheltema om een jaarlijks overzicht van aandachtsvelden zodat de Kamer zelf kan beoordelen in hoeverre daadwerkelijk sprake is van verschuivingen daarbinnen.
Tussen het jaarverslag van de BVD en het rapport “De politieke islam in Nederland” is er een duidelijk accentverschil, in de zin dat de toonzetting van het jaarverslag wat zorgelijker en kritischer is, vooral waar het betreft de rol van de PKK en het dreigen met geweld ten aanzien van dissidenten en onwillige contribuanten. Deelt de minister die visie?
Verder was mevrouw Scheltema benieuwd te vernemen in welke vorm en mate de politieke islam zich manifesteert in het onderwijs. Hoe treedt de inspectie op wanneer zij beïnvloeding op dit punt signaleert? Is er dan ook een rol weggelegd voor de BVD of voor de politie?
Opvallend is het aantal buitenlandse extremistische organisaties dat in Nederland actief blijft. Is hierbij sprake van een toename en wie zijn de leden van die organisaties, illegalen of mensen die asiel is verleend? Ook buitenlandse veiligheidsdiensten blijken op dit vlak actief, hetgeen niet altijd in het Nederlands belang is, aangezien ze zich ook bezighouden met het registreren en controleren van mensen die hier asiel hebben verkregen. Hoe treedt de BVD in laatstgenoemde gevallen op? Hoe verloopt de samenwerking tussen de veiligheidsdiensten van de Europese lidstaten, zeker die van de meest naburige lidstaten? Gaat op dit punt nog een stimulerende werking van het Verdrag van Amsterdam uit en hoe is de relatie met Europol?
De steun die de BVD verleent aan de reorganisatie van de veiligheidsdienst op Aruba, heeft echter niet mogen verhinderen dat dit eiland onlangs op de zwarte lijst van de VS terecht is gekomen, hetgeen de vraag oproept of de Nederlandse hulp wat dat betreft wel voldoende effectief kan zijn.
De inzage van de BVD -dossiers leek naar het oordeel van mevrouw Scheltema het karakter te hebben van een “never ending story”. Telkens weer blijkt sprake van een te grote terughoudendheid en moet de rechter degenen die rechtmatig om inzage vragen, te hulp komen. Is de minister bereid toe te zeggen nog eens kritisch na te gaan of nu maximale openheid in dezen wordt betracht? Zo dat laatste niet het geval is, wil hij er dan voor zorgen dat dit alsnog gebeurt?
Ten slotte sloot zij zich aan bij de vraag van mevrouw Van der Hoeven over het aantal geregistreerde klachten.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) had tot haar verbazing in de Defensiebegroting gelezen dat vanwege actualisatie van de WIV, het desbetreffende wetsvoorstel nog bij de Raad van State zou liggen, terwijl zij juist had begrepen dat dit orgaan het reeds lange tijd geleden van een advies had voorzien. Kan de minister enige helderheid op dit punt scheppen? Overigens was zij benieuwd te vernemen of het in de toekomst mogelijk is om ook de jaarverslagen van de Militaire inlichtingendienst in deze Kamer te bespreken.
Bij sommige van de in het BVD -jaarverslag over 1997 genoemde taken kan men zich afvragen waar precies de grenzen liggen. Is bijvoorbeeld het adviseren van bedrijven en instellingen ten aanzien van beveiliging wel een taak van de BVD ?
Mevrouw Varma was het niet geheel eens met de constatering in genoemd jaarverslag dat het verschijnsel van extreem rechts overschat wordt. Hoewel extreem rechts uit veel gemeenteraden en ook uit de Kamer is verdwenen, mag het probleem niet weggepoetst worden. In dat licht is het ook van belang de relatie tussen neonazi’s en extreem rechts wat duidelijker in beeld te brengen en om meer inzicht te krijgen in activiteiten van deze groeperingen, zoals de registratie die zij plegen van antifascisten en links in het algemeen.
Wat betreft de personele samenstelling is de BVD als overheidsinstantie ook gehouden te voldoen aan de wet SAMEN en in die zin zou het goed zijn als in het volgend jaarverslag een staatje hieromtrent werd opgenomen, inclusief het aandeel van allochtone medewerkers. Is de minister in staat om wat betreft de aanpak van de georganiseerde criminaliteit de taakafbakening tussen politie en BVD aan te geven? Bestaan hierover convenanten en zijn de aanbevelingen van de commissie-Van Traa terzake overgenomen?
Wat is de regering voornemens te doen met de constatering in het jaarverslag van de BVD , dat de weerbaarheid van Marokkaanse moskeeorganisaties tekortschiet? Zal zij bijvoorbeeld een ondersteunende rol spelen bij de opleiding en begeleiding in Nederland van imams? Mevrouw Varma meende dat wat betreft de conclusie in het rapport “De politieke islam in Nederland” dat er onder de islamitische gemeenschap een weerstand is om te integreren, eerder sprake was van het tegendeel. Het etnisch ondernemerschap bloeit, Turkse en Marokkaanse meisjes doen het goed op school en de zelforganisaties staan te trappelen om te participeren. Daarnaast is er de hardnekkige roep om politieke rechten en om zowel provinciaal als landelijk kiesrecht. Men zou eerder vraagtekens kunnen plaatsen bij de acceptatie door de Nederlandse maatschappij, gelet op bijvoorbeeld de lange wachtlijsten voor mensen die de Nederlandse taal willen leren. Genoemde conclusie is dan ook te zeer eenzijdig beschreven. Voor integratie zijn twee partijen nodig. Waar er sprake is van weerstanden en knelpunten dienen die gezamenlijk te worden weggenomen.
Daarnaast roept het rapport de vraag op of er behalve islamitische organisaties, andere religieuze organisaties of sektes zijn onderzocht waar het gaat om ontwikkelingen die zich niet verdragen met de beginselen van de Nederlandse rechtstaat.
Mevrouw Varma sloot zich aan bij de vragen van mevrouw Scheltema over de inzage van BVD -dossiers en de rol van de buitenlandse veiligheidsdiensten in Nederland.
Ten slotte deed zij een klemmend beroep op de minister om de zaak-Wilman spoedig tot een oplossing te brengen en over te gaan tot rehabilitatie.
De heer Poppe (SP) meende dat door hun algemene karakter, de jaarverslagen van de BVD meer vragen oproepen dan dat ze inzicht verschaffen. Echt doorvragen blijkt veelal weinig zin te hebben, aangezien er niet of nauwelijks antwoorden op komen. Derhalve blijft de SP problemen houden met de huidige parlementaire controle op het functioneren van de geheime diensten.
In relatie tot de constatering in het BVD -rapport over het aantal klachten, vroeg de heer Poppe welke mogelijkheden er zijn voor mensen, die zich benadeeld voelen door de BVD om hun verhaal bij de overheid kwijt te kunnen, zonder dat ze vastlopen in allerlei procedures en termijnen vanwege diezelfde overheid. Als voorbeeld haalde hij aan de zaak-Wilman, waarbij, beschamend genoeg, nog steeds niet tot rehabilitatie is overgegaan.
Het rapport “De politieke islam in Nederland” bevestigt dat het integratiebeleid onvoldoende vruchten heeft afgeworpen voor bepaalde delen van de bevolking. Erkent de minister dat een uitzichtloze sociaal-economische situatie en het mislukken van het integratiebeleid een belangrijke voedingsbodem kunnen vormen voor radicale politiek-religieuze organisaties die de Nederlandse samenleving de rug toekeren, en zo ja, wat is hij voornemens daaraan te gaan doen? Is hij ook van oordeel dat om deze neerwaartse spiraal te doorbreken, gezocht moet worden naar nieuwe wegen om de gewenste integratie beter en ruimer in beweging te krijgen?
Hoe groot is overigens de invloed op allochtonen alhier van de landen van hun herkomst? Neemt die invloed toe of af? Deelt de minister de opvatting dat wanneer blijkt dat die invloed leidt tot een ongezonde afkeer van de Nederlandse samenleving, dit een ongewenste ontwikkeling is en, zo ja, wat is hij voornemens daaraan te doen?
De constatering in het rapport dat het onderwijs aan moslimkinderen in Nederland de belangstelling geniet van zowel vreemde mogendheden als politieke en religieuze organisaties, roept de vraag op of men zich van die zijde bezighoudt met financiering en beïnvloeding van dat onderwijs. Als dat laatste inderdaad het geval is, wat wil de minister daartegen ondernemen? Is hier niet sprake van een ontwikkeling die een negatieve uitwerking kan hebben op integratie van leerlingen? Zou dat niet zorgvuldig onderzocht moeten worden?
In reactie op een vorig jaar verschenen bericht dat gemeenten subsidies verstrekken aan sport- en jongerenorganisaties waarin Grijze wolven zijn geïnfiltreerd, gaf toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Dijkstal te kennen dat het een zaak van autonomie van gemeenten is om subsidies al dan niet toe te kennen. Is de huidige minister niet van mening dat hier een hoger belang aan de orde is, te weten het landelijk integratiebeleid? Acht hij een onderzoek naar een dergelijke vorm van subsidiëring inmiddels wel opportuun?
De heer Nicolaï (VVD) benadrukte het belang van het instandhouden van een binnenlandse veiligheidsdienst, mede met het oog op het politiek, religieus en etnisch extremisme, dat steeds professioneler en internationaler georganiseerd dreigt te worden.
Gelet op het toenemend aantal grote maar ook riskante zaken die dienen voor het Internationaal strafhof, was de heer Nicolaï benieuwd te horen welke maatregelen de BVD treft om de veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te beperken.
Een ander punt van aandacht is de aanwezigheid van vermoedelijke oorlogsmisdadigers binnen Nederland, onder meer in de hoedanigheid van asielzoekers. Is de BVD in de positie om daarbij proactief een rol te vervullen?
Het rapport “De politieke islam in Nederland” is op het punt van het islamitisch extremisme enigszins dubbel. Enerzijds is het geruststellend wat betreft het potentieel militante karakter, anderzijds wordt er in gesteld dat het integratiebeleid van de Nederlandse overheid wantrouwen en weerstanden oproept bij hier woonachtige moslims. Deelt de minister de conclusie in het rapport dat radicale uitwassen van de politieke islam op de korte termijn geen gevaar vormen voor de Nederlandse samenleving? Houdt de terminologie “op korte termijn” in dat er op langere termijn wel sprake is van een risico?
In het jaarverslag van de BVD over 1997 wordt wat relativerend gesproken over het rechts extremisme, in de zin dat de omvang ervan vaak te hoog wordt ingeschat. De vraag is wel of ondertussen geen verandering in dit beeld is opgetreden. Gelet onder meer op het feit dat de Centrumdemocraten uit de Kamer zijn verdwijnen, is het risico op ondergrondse activiteiten aanwezig.
Verder vroeg de heer Nicolaï of ook de activiteiten van de hooligans die zich steeds beter, professioneler en internationaler lijken te organiseren, en de ontwikkelingen rond de Russische maffia in Nederland, nadere aandachtspunten voor de BVD zijn.
Wat betreft de georganiseerde criminaliteit in algemene zin had hij behoefte aan meer inzicht in de afstemming tussen de taken van de politie en de BVD terzake. Juist waar een dienst zoals de BVD genoodzaakt is om vanwege de aard van de materie een flink aantal activiteiten achter gesloten deuren te plegen, is er een des te grotere verplichting om na afloop ervan inzicht en openheid van zaken te verstrekken. In dat licht is het wat ongelukkig dat de Raad van State moet afdwingen dat er op een eenvoudiger en meer reguliere manier persoonsdossiers opgevraagd kunnen worden. In het jaarverslag wordt ook melding gemaakt van grote termijnoverschrijdingen met betrekking tot WOB-verzoeken. Wat is de minister voornemens hieraan te doen?
Ten slotte werd de heer Nicolaï graag nader geïnformeerd over de belangrijkste ontwikkelingen op het punt van de internationale samenwerking, waaronder internationale uitwisseling van gegevens.
De heer Schutte (GPV) achtte het zowel nuttig als riskant dat middels het desbetreffende BVD -rapport aandacht wordt besteed aan de politieke islam in Nederland. De islam is meer dan alleen een religie. In sommige islamitische landen wordt de moskee gebruikt voor het realiseren van politieke doeleinden. Het rapport kan van dienst zijn om onderscheid te maken tussen de waan en de werkelijkheid rond de islam. Waar het noodzakelijkerwijs ook aandacht schenkt aan de risico’s van de politieke islam, is het riskante er wel in gelegen dat het heel gemakkelijk kan leiden tot een negatieve beeldvorming van de islam in het algemeen, hetgeen de noodzakelijke integratie kan belemmeren. Evident is dat mensen met een islamitische achtergrond die in Nederland woonachtig zijn, voluit gebruik kunnen en mogen maken van de Nederlandse grondrechten.
Het is een verantwoordelijkheid van de islamitische gemeenschap zelve welke rol het de moskee wenst te geven, uiteraard binnen de grenzen van de strafwet. Aangaande het onderwijs is die verantwoordelijkheid nauwer begrensd. De islamitische school zal voluit moeten voldoen aan de Nederlandse onderwijswetgeving, zodat een grotere betrokkenheid van de overheid noodzakelijk is, hetgeen ook weer nuttig kan zijn om verkeerde beeldvorming en misstanden te voorkomen.
De heer Schutte nam met instemming kennis van de constatering in het rapport dat het overgrote deel van de islamieten in Nederland in religieus opzicht apolitiek zijn en hij concludeerde hieruit dat de potentiële band tussen islamitische religie en politieke activiteiten bij het overgrote deel niet in negatieve zin zichtbaar is, hetgeen tevens een boodschap voor de Nederlandse overheid moet zijn om via overlegstructuren een open relatie in stand te houden met moskee en wijk en buurt.
Volgens het jaarverslag van de BVD over 1997 is extreem rechts in kwantitatieve zin nauwelijks een probleem. Gerealiseerd moet wel worden dat daarmee de ideeën die binnen extreem rechts leven en nog steeds vorm krijgen, daarmee niet van tafel zijn. De overheid beschikt hierbij over een aantal instrumenten, van voorlichting tot strafvervolging, die zij ook moet blijven inzetten.
In het jaarverslag is weinig terug te vinden over extreem links, hetgeen wellicht is te verklaren uit het feit dat ten opzichte van extreem rechts de politieke relevantie ervan, gelet op het huidige internationale kader, tot nihil kan worden teruggebracht.
De heer Schutte vroeg de minister ten slotte nader in te gaan op de relatie tussen de Turkse gemeenschap in Nederland en de PKK en op de functie Inlichtingen buitenland na het opheffen van de IDB.
De heer Van Oven (PvdA) memoreerde dat zijn fractie als uitgangspunt hanteert dat de BVD een noodzakelijk kwaad is ter bescherming van de rechtstaat. De parlementaire controle op deze dienst is overigens nog steeds problematisch en behoeft verbetering. Een en ander doet overigens niets af aan de waardering voor de BVD die, voorzover de indruk van de heer Van Oven strekte, op een zeer redelijke manier zijn werkzaamheden verricht.
Hij sloot zich aan bij de vragen van mevrouw Scheltema over de doorvoer van nucleair materieel en voegde er aan toe de vraag of de huidige wetgeving de BVD in staat stelt om dat verschijnsel afdoende op te sporen en aan te vatten.
Het rapport “De politieke islam in Nederland” is een goede blijk van de nieuwe, naar buiten gerichte opstelling van de BVD . Tegelijkertijd is er het risico dat juist omdat dit van de hand komt van de BVD , het een bepaalde stigmatiserende invloed heeft. Doorslaggevende conclusie in het rapport is dat er geen reden is om aan te nemen dat radicale varianten binnen afzienbare tijd aan kracht en invloed zullen winnen. Voor het overige heeft het de voorkeur om de discussie over de integratie op andere momenten in deze Kamer te voeren, ook om de indruk te vermijden dat het de BVD is die daarover gaat. Wel was de heer Van Oven nog benieuwd te vernemen hoe er internationaal op het rapport is gereageerd.
Vervolgens vroeg hij of het in het jaarverslag aangekondigde onderzoek naar de Russische georganiseerde criminaliteit inmiddels afgerond is en, zo ja, wat de resultaten ervan zijn. Zijn er in dit verband ook al meer gegevens beschikbaar over de moord op Rosenbaum?
Ook had hij behoefte aan meer informatie over de huidige relatie met de Turkse geheime dienst, dit mede in het licht van een recente zaak waaruit duidelijk naar voren is gekomen dat Nederland in strafrechtelijke zin informatie voor de Turkse autoriteiten zou hebben achtergehouden.
De antwoorden van respectievelijk minister Van Mierlo en minister Van Aartsen op de schriftelijke vragen over het aftappen van communicatiemiddelen van EU-lidstaten onder verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk en over economische spionage door het Verenigd Koninkrijk bij de Deutsche Bundesbank, kwalificeerde de heer Van Oven als tamelijk laconiek. Waar zulke vitale belangen van Nederland in het geding zijn, mag toch verwacht worden dat het tracht actiever informatie hierover te verwerven. Eveneens is het zorgwekkend dat in dezen de indruk zou kunnen worden gewekt van “wat niet weet, wat niet deert”. Als er het vermoeden is dat door een bepaalde lidstaat actief op onrechtmatige wijze vitale informatie wordt ingewonnen in of met betrekking tot Nederland, dan moet de Nederlandse overheid er toch iets aan gelegen zijn om een en ander uit te zoeken en er zonodig stelling tegen te nemen. Overigens is het van belang onderscheid te maken tussen politieke spionage zoals die in januari door met name Engelse kranten is gesuggereerd, en economische spionage waarvan ten aanzien van de Deutsche Bundesbank sprake zou kunnen zijn.
Aan het adres van de voorzitter van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten stelde de heer Van Oven nog de volgende vragen. Waarom is het jaarverslag van deze commissie over 1997, dat slechts twee bladzijden omvat, pas elf maanden na het verstrijken van het desbetreffende jaar naar buiten gekomen? Worden bij wijzigingen in de samenstelling van de commissie, nieuwe leden volledig geïnformeerd of alleen over nieuwe feiten? Is twee keer per jaar vergaderen door de commissie wel voldoende en heeft zij contact met soortgelijke commissies in andere nationale parlementen van lidstaten van de EU? Zijn er nog nieuwe verwikkelingen te melden rond de zaak-Oltmans? Heeft de commissie inmiddels kennisgenomen van het dreigingsdocument inzake terrorisme dat binnen de JBZ-raad van 3 en 4 december jl. is besproken en bestaat er bezwaar tegen dat dit stuk in al dan niet geanonimiseerde vorm aan de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Justitie ter beschikking wordt gesteld?
Antwoord van de regering
De minister plaatste de veranderingen die zich in de afgelopen jaren in de organisatie van de BVD hebben voorgedaan in het licht van onder meer een aantal internationale ontwikkelingen, zoals de val van de Berlijnse muur. In feite is de BVD van een eendimensionale oriëntatie overgegaan tot een multidimensionale oriëntatie. De Nederlandse samenleving is namelijk kwetsbaarder geworden voor allerlei mogelijke gevaren voor de veiligheid van de democratische rechtsorde. Er is een toename waarneembaar in de internationale dimensie van veiligheidsrisico’s. Die internationalisering leidt automatisch tot de toegang tot Nederland voor internationale varianten van bedreigingen voor die democratische rechtsorde. In het verlengde daarvan is sprake van nieuwe veiligheidsrisico’s in relatie tot de groeiende stromen van mensen uit andere landen die naar Nederland komen. Een ander aspect dat van invloed is op het functioneren van de BVD is de technologische vooruitgang. Naar het oordeel van de minister onderstreepten al deze ontwikkelingen het nut van de BVD die op een buitengewoon integere wijze de haar opgedragen taken vervult, waarbij zoveel als mogelijk openbaarheid wordt betracht. De commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten die de controle op de BVD uitoefent, mag er wel degelijk van uitgaan dat alle geheime BVD -informatie waarvan de minister van BZK kennis draagt, ook aan haar kenbaar worden gemaakt. Wellicht in sterkere mate dan in de vorige kabinetsperiode het geval is, zal dit leiden tot een vrij gedurige stroom van informatie die de minister zal doorgeleiden naar genoemde commissie.
De minister gaf aan, dat mede door het grote aantal schriftelijke vragen vanuit de Kamer en het door de Raad van State geleverde commentaar de voorbereiding van de nieuwe WIV wat langere tijd heeft gevergd. Het is de bedoeling om in de loop van januari de nota naar aanleiding van het eindverslag aan de Kamer te zenden.
Het rapport “De politieke islam in Nederland” voldeed naar het oordeel van de minister in grote mate aan de vereisten van zorgvuldigheid die aan de BVD terzake gesteld mogen worden. Ook internationaal heeft het rapport aandacht getrokken, niet alleen vanwege de kwaliteit, maar ook doordat het een wat afwijkende, wellicht minder geheime manier van rapporteren behelst. Inmiddels is het rapport in het Engels vertaald, waardoor de toegankelijkheid ervan nog verder wordt vergroot. Inhoudelijk gezien levert het rapport de voor Nederland geruststellend gedachte op, dat de gevaarzetting vanuit de politieke islam, van een zeer bescheiden groep afkomstig is. De conclusie kan dan ook zijn dat naar de mate waarin de integratie minder dan tot nu toe tot stand was gekomen, de omvang van die groep met extreme opvattingen groter was geweest. Overigens neemt dit niet weg dat de BVD de ontwikkelingen op dit terrein intensief blijft volgen, aangezien onder meer vanwege de internationalisering en de communicatietechnologie, snelle verbindingen mogelijk zijn tussen bewegingen in moederlanden en bewegingen in Nederland.
De minister benadrukte dat er de laatste tijd fors is geïnvesteerd door de BVD in modernisering van de communicatiemiddelen en het instrumentarium voor de beveiliging. Wat betreft de ontwikkelingen op het gebied van de elektronische snelweg is er sprake van een bijzonder intensief overleg tussen het ministerie van BZK en de ministeries van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat. Onder verwijzing naar artikel 8 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten moet overigens wel gerealiseerd worden dat met betrekking tot informatievoorziening en informatiebeveiliging aangaande met name staatsgeheimen en gevoelige overheidsinformatie, de BVD slechts een adviesfunctie heeft.
De minister was gaarne bereid de Kamer een overzicht ter hand te stellen van het aantal klachten dat bij de BVD binnenkomt, inclusief de wijze van afhandeling. In het algemeen geldt dat de BVD de integriteitsvraag binnen de overheidssector zeer serieus neemt.
Ten aanzien van het raakvlak van BVD -activiteiten met het politiewerk, wees de minister op de relatie met de regionale inlichtingendiensten van de regiokorpsen. In bepaalde gevallen draagt de BVD ook informatie over aan de officier van justitie.
Zoals afgesproken met de Kamer heeft de centrale archief selectiedienst op basis van een overeenkomstig de Archiefwet vastgestelde selectielijst een proefbewerking op de BVD -archieven uitgevoerd. Over het resultaat van de proef zal de Raad voor cultuur advies uitbrengen. Deze raad heeft inmiddels de BVD -archieven gevisiteerd en met enkele ambtenaren overleg gevoerd. Van de zijde van de raad werd vernomen dat deze tevreden is over de geboden mogelijkheden om zich in de materie te verdiepen. De raad is voornemens om begin volgend jaar advies aan de Kamer uit te brengen.
In de WIV wordt melding gemaakt van taakuitoefening door de BVD voorzover die plaatsvervangend zou kunnen zijn voor de taak op het gebied van internationale oriëntatie die de Inlichtingendienst buitenland vervulde. Verder leek het de minister voor de hand te liggen dat de MID rapporteert aan de vaste commissie voor Defensie.
Naast terrorismebestrijding en het tegengaan van mensensmokkel besteed de BVD veel aandacht aan de illegale handel en productie van wapens. Gelet op internationale verdragen die door Nederland zijn ondertekend, mag de intensiteit van de bewegingen die op het ogenblik gaande zijn op dit terrein niet onderschat worden, hetgeen het van belang maakt met name de proliferatie van nucleaire wapens tegen te gaan. Ook Nederlandse bedrijven moeten tegen die dreiging worden beschermd, zodat in overleg met Economische Zaken en Buitenlandse Zaken de BVD zo nodig adviezen aan hen verstrekt. Gelet op de huidige wettelijke bevoegdheden van de BVD heeft zij geen taak waar het de specifieke controle op doorvoer betreft. In het regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet zal onderzoeken in welke mate de controle op doorvoer vergroot kan worden. Desgevraagd door de heer Van Oven of aanvullende wetgeving op dit punt dan niet gewenst is, antwoordde de minister positief. Hij zegde dan ook toe om hierover zo spoedig mogelijk in overleg te treden met de ministers van Economische Zaken en van Justitie en de Kamer daarover wellicht al in de loop van januari volgend jaar te rapporteren.
De advisering door de BVD van bedrijven met betrekking tot beveiliging heeft van doen met de veiligheid van de Staat. Geprobeerd wordt private ondernemingen te beschermen tegen bedreigingen die er op dat vlak zijn.
Het optreden in Nederland van buitenlandse mogendheden is inderdaad problematisch, zodat het nodig is de ontwikkelingen terzake te blijven volgen.
De adviezen van de commissie-Van Traa over het tegengaan van de georganiseerde criminaliteit worden voorzover het binnen de mogelijkheden van de BVD ligt, uiteraard gevolgd.
Naast islamitische organisaties worden door de BVD niet in het bijzonder andere religieuze organisaties of sektes onderzocht waar het gaat om ontwikkelingen die zich eventueel niet verdragen met de beginselen van de Nederlandse rechtstaat.
Berichten dat het Verenigd Koninkrijk telecommunicatie van andere lidstaten van de EU zou aftappen, kon de minister niet bevestigen. Indien er een indicatie zou zijn dat telecommunicatie op Nederlands grondgebied wordt afgetapt door een ander land, zullen uiteraard onmiddellijk de noodzakelijke stappen worden ondernomen om een eind aan die praktijk te maken. Het aftappen van telecommunicatie op het grondgebied van de Nederlandse Staat is namelijk voorbehouden aan de daartoe bevoegde autoriteiten voor opsporingsdoeleinden en om reden van staatsveiligheid. Het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Amsterdam bieden voor het vaststellen van de ontoelaatbaarheid van de in de schriftelijke vragen bedoelde spionage- en aftapactiviteiten echter geen aanknopingspunten.
Hoewel het probleem moeilijk precies is te duiden, was het de taxatie van de minister dat de invloed van landen van herkomst op allochtonen die in Nederland verblijven enigszins toeneemt, gelet ook op het feit dat door de betere communicatie bewegingen in het moederland zich sneller vertalen in enige onrust. Een en ander is dan ook aanleiding voor alertheid.
De minister was bereid de zaak-Wilman nog eens nader te bezien, zonder op voorhand overigens de illusie te willen wekken dat dit tot nieuwe feiten zal leiden.
De vraag of mensen die in een uitzichtloze sociaal-maatschappelijke positie verkeren vatbaarder zijn voor radicale stromingen is niet eenduidig te beantwoorden. Hun positie kan namelijk ook leiden tot een onvoorstelbare apathie. Ook kan de al dan niet aanwezigheid van leiderschap in de buurt waar men woont, een rol van belang spelen.
Evenals zijn voorganger, de heer Dijkstal, beschouwde de minister de gemeentelijke autonomie in het kader van subsidieverstrekking als een groot goed.
Het rechts-extremisme heeft op dit moment geen bijzondere aandacht van de BVD , mede gelet op de prioritering van vraagstukken die aan de orde zijn. De BVD besteedt ook geen speciale aandacht aan het hooliganisme, aangezien het hier in eerste instantie een verantwoordeljkheid betreft van Justitie en politie. Mochten er binnen die groepering alsnog bewegingen waarneembaar zijn die van zodanige aard zijn dat het nodig is dat de BVD bemoeienis toont, dan zal dat uiteraard gebeuren.
De Russische maffia blijft een punt van aandacht voor de BVD , ook in relatie tot de economische spionage en mensensmokkel.
De suggestie van de heer Schutte over het realiseren van nauwere contacten tussen de overheid en islamitische organisaties speelde de minister graag door aan zijn collega belast met het grotestedenbeleid.
Hij zegde ten slotte toe de nog resterende vragen schriftelijk te beantwoorden.
Antwoord van de voorzitter van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten
De heer Melkert meende dat het belang van dit overleg er ook in is gelegen dat een aantal aspecten dat hierbij aan de orde is gekomen, waaronder de materie van aftapping van telecommunicatie, nader zal worden besproken in het verdere overleg dat zijn commissie met de regering zal voeren. Tevens is het van het grootste belang te voorkomen dat er een “gat” blijft bestaan tussen het werk van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het werk van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Met het oog daarop moet laatstgenoemde commissie dan ook voortdurend heel kritisch nagaan of de onderwerpen die in haar besloten overleg aan de orde komen, ook noodzakelijkerwijs daar behandeld moeten worden, gelet op het uitgangspunt dat zaken zoveel als mogelijk in openbaarheid gewisseld moeten worden met de Kamer. Ook de behandeling van de nieuwe WIV beschouwde de heer Melkert als een welkome mogelijkheid om de zo-even geschetste verhouding tussen parlement en regering met betrekking tot allerlei gevoelige kwesties van organisatorische en inhoudelijke aard, grondig te bespreken. Voor het overige hechtte hij eraan, dat ten aanzien van zaken die openbare bespreking op dit moment niet toelaten, geprobeerd wordt om achteraf zo goed mogelijk inzicht te verwerven in de manier waarop die zaken zijn verlopen.
De prioritering binnen de BVD was naar het oordeel van de heer Melkert een onderdeel dat blijvende aandacht verdient. De veelheid van kwesties waarmee de BVD zich geconfronteerd ziet, is indrukwekkend. Het is dan ook geboden dat eenieder die het aangaat, vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid probeert bij te dragen aan het ordenen van de prioriteiten in de aanpak.
De commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten in nieuwe samenstelling heeft zich voorgenomen regelmatiger bijeen te komen. Calamiteiten daargelaten, wordt voortaan uitgegaan van vijf tot zes bijeenkomsten per jaar. Daarnaast is het de bedoeling dat de commissie met enige frequentie in overleg treedt met de minister van Defensie over het reilen en zeilen van de MID, voorzover dat binnen het kader van de opdracht van de commissie past.
De overdracht van verantwoordelijkheden door de vorige voorzitter van de commissie naar de huidige is goed verlopen. Overigens wordt door de griffier zorggedragen voor continuïteit in informatievoorziening.
De zaak-Oltmans is nog altijd onder de rechter en uiteraard zal de commissie zich op de hoogte houden van de voortgang terzake.
Het dreigingsdocument in het kader van de JBZ-raad heeft de commissie inmiddels bereikt. De heer Melkert was graag bereid om in zijn commissie de vraag aan de orde te stellen of dat document in wellicht aangepaste vorm beschikbaar kan worden gesteld aan de vaste commissies die bemoeienis hebben met de agenda van de JBZ-raad.
In antwoord op de vraag of er contacten zijn tussen deze commissie en vergelijkbare commissies in het buitenland, meldde hij dat recentelijk een delegatie is ontvangen van het Noorse equivalent. Met name gelet op de ontwikkelingen in de EU, kon hij zich voorstellen dat het in de toekomst van groter belang wordt om zich op de hoogte te stellen van de wijze waarop vergelijkbare commissies in die landen opereren.
De voorzitter van de commissie,
De Cloe
De griffier van de commissie,
Coenen
1 Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Buijs (CDA), Duijkers (PvdA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD)Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Schreijer-Pierik (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Mosterd (CDA), Belinfante (PvdA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Essers (VVD)