SAMENWERKINGSPROTOCOL tussen:
De REGIOPOLITIE ROTTERDAM-RIJNMOND
en
De BINNENLANDSE VEILIGHEIDSDIENST
1. Inleiding
Het verschaffen van veiligheid is van ouds een van de kerntaken van de overheid.
De burgemeester en het Openbaar Ministerie zijn verantwoordelijk voor de meest directe vormen van veiligheidszorg: het handhaven van de openbare orde en het vervolgen van strafbare feiten. Beiden voeren het gezag over de politie voor zover het handelen van de politie hun specifieke verantwoordelijkheid betreft. De politie is belast met de feitelijke uitvoeringstaken.
Afstemming vindt plaats in de beheersdriehoek, waaraan deelnemen de korpsbeheerder, de hoofdofficier van justitie en de korpschef.
Een van de kerntaken van de minister van Binnenlandse Zaken is het bevorderen van de democratische rechtsorde. Deze minister heeft hierin tot taak het bevorderen van een doelmatig, doeltreffend en democratisch openbaar bestuur, het scheppen van een beleidsmatig kader ter bevordering van de openbare orde en veiligheid. en het tijdig signaleren van ernstige bedreigingen voor de democratische rechtsorde en de veiligheid van de staat. Met de uitvoering van de laatstgenoemde taak is de Binnenlandse Veiligheidsdienst belast.
De laatste jaren blijkt steeds nadrukkelijker dat er zich risico’s aandienen waarbij tegelijk en het belang van de strafvordering en het belang van de openbare orde en ook belangen op het terrein van de staatsveiligheid betrokken zijn. Dit impliceert dat activiteiten, die op een dezer terreinen worden ontplooid, consequenties kunnen hebben voor een of voor beide andere terreinen. Ten behoeve van een effectieve aanpak van de veiligheidsproblematiek is het dan ook noodzakelijk dat er periodiek overleg plaatsvindt ten einde beleid en activiteiten op elkaar af te stemmen. Dit protocol strekt ertoe om tussen korpsbeheerder, Openbaar Ministerie, korpschef en het hoofd van de BVD (hiertoe gemachtigd door de minister van Binnenlandse Zaken), onverminderd ieders bevoegdheden en verantwoordelijkheden, afspraken te maken over de verschillende wettelijke modaliteiten van samenwerking en de bij die vormen van samenwerking voorgeschreven uitwisseling van informatie.
2. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Vanuit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) zijn er in relatie tot de BVD de volgende drie verantwoordelijkheden te onderscheiden.
a. Allereerst dient de BVD namens de minister van Binnenlandse Zaken de daarvoor in aanmerking komende overheidsorganen en diensten de gegevens te verstrekken die deze overheidsorganen en diensten nodig hebben om hun verantwoordelijkheden adequaat te kunnen uitoefenen. Dit kan dus zowel de politie, het Openbaar Ministerie, als de burgemeester betreffen. Omgekeerd dienen het Openbaar Ministerie en de politie de informatie die voor de BVD van belang is, aan deze dienst door te geven.
b. Steeds wanneer de vervulling van de taak van het Openbaar Ministerie en de BVD daartoe aanleiding geeft, plegen de betrokken procureur-generaal en het hoofd van de BVD overleg. Met de vergadering van procureurs-generaal zijn werkafspraken gemaakt over de wijze waarop dit overleg wordt gevoerd.
e. De korpschef en de daartoe door de korpsbeheerder en de minister van Binnenlandse Zaken, op grond van artikel 18 lid 2 WIV, aangewezen ondergeschikten van de
korpschef, verrichten, op aanwijzing van HBVD en onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken, werkzaamheden ten behoeve van de BVD. Op deze relatie zijn de specifieke wettelijke regels gesteld bij of krachtens de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van toepassing.
In de regel zijn de ambtenaren die werkzaamheden verrichten ten behoeve van de BVD organisatorisch ondergebracht bij de Regionale Inlichtingendienst (RID).
Werkzaamheden, te verrichten door de krachtens art, 18 WIV aangewezen ambtenaren, worden vastgelegd in een vertrouwelijk BVD-activiteitenplan. Ten aanzien van het BVD-activiteitenplan is het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst leidend en verricht de politie activiteiten ingevolge de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De RID is, behalve met het BVD-werk, in het kader van de reguliere politiezorg, primair belast met het verzamelen van informatie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. Deze werkzaamheden worden verricht onder verantwoordelijkheid van de burgemeester.
3. Beleidsafspraken naar aanleiding van punt 2a
a. Onverminderd ieders verantwoordelijkheden volgens de Wet zijn partijen gehouden elkaar tijdig te informeren. Deze inspanningsverplichting geldt in al die gevallen waarin een van de partijen over informatie beschikt die van belang kan zijn voor een juiste taakuitvoering van de ander.
b. Tussen de regionale driehoek en de BVD vindt periodiek overleg plaats. In dit overleg wordt de feitelijke samenwerking geëvalueerd en worden beleidsafspraken gemaakt met betrekking tot alle onderwerpen die voor de daarop volgende periode van gemeenschappelijk belang worden geacht. Per onderwerp wordt vastgesteld onder wiens verantwoordelijkheid de te ontplooien activiteiten worden verricht.
Daar waar sprake is van gemeenschappelijke belangen van BVD en politie worden door beide partijen te verrichten activiteiten met behoud van ieders wettelijke verantwoordelijkheid in een afzonderlijk activiteitenplan vastgelegd.
Daar waar sprake is van justitiële onderzoeken, die in relatie staan tot taakvelden van de BVD worden de ondersteunende activiteiten van de BVD in een afzonderlijk activiteitenplan vastgelegd.
Voor alle duidelijkheid: Dergelijke activiteiten mogen niet zijn opsporingshandelingen in de zin van het Wetboek van strafvordering. Het Openbaar Ministerie is vanzelfsprekend leidend met betrekking tot de opsporing en vervolging.
c. Zakelijk overleg, al dan niet verband hebbende met enige, op grond van dit protocol tussen de BVD en de politie gemaakte afspraken, wordt namens de korpschef gevoerd door de chef van de RID, of een andere daartoe door de korpschef aangewezen politieambtenaar.
d. In daarvoor in aanmerking komende gevallen informeert de korpschef, na daartoe van de BVD verkregen toestemming, de regionale driehoek over de veiligheidsrisico’s die in het hierboven onder c. genoemde overleg zichtbaar zijn geworden.
Getekend te Rotterdam, 28 mei 1996
Namens de regionale driehoek Rotterdam-Rijnmond, De korpsbeheerder,
A. Peper
Het oofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst,
N. G. Buis