Wijziging Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (WIV)
De Tweede Kamer heeft op 17 oktober 2007 het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen’ aangenomen. Een hele mond vol en dat is ook de juiste samenvatting van dit wetsvoorstel. Een mond vol, want de verantwoording van de uitbreiding van de bevoegdheden is niet aanwezig.
Een deel van de wijzigingsvoorstellen heeft betrekking op onderdelen van de WIV 2002 waarvan de overheid vindt dat ‘het nodig en mogelijk is om een effectievere en efficiëntere werkwijze van de diensten te bevorderen’ (Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel). De belangrijkste punten uit het voorstel zijn de bijna onbeperkte mogelijkheden voor inlichtingen en veiligheidsdiensten om databases van allerlei instanties leeg te zuigen. Bij deze instanties gaat het niet alleen om overheidsinstanties, maar ook om organisaties uit het bedrijfsleven bijvoorbeeld de transport sector en de aanvankelijke vrijwillige medewerking van deze instanties wordt verplicht gesteld. Het tweede punt ligt in het verlengde van dit eerste punt. Met behulp van deze immense database wil men gaan dataminen dat wil zeggen aan de hand van profielen, persoonskenmerken van mogelijke verdachten, deze databank doorzoeken om zo mensen op te sporen die misschien iets met terrorisme te maken hebben. Deze mensen krijgen dan te maken met een offensieve dienst. Het wetsvoorstel verwerkt de aanbevelingen van de commissie Havermans met betrekking tot de bevoegdheden van de inlichtingendiensten bij het uitvoeren van verstoringsoperaties.
De diensten mogen strafbare feiten plegen om waarschijnlijk in de gedachtegang van de minister ‘erger te voorkomen.’