Twee belangrijke uitspraken deze keer van de Raad van State in procedures om inzage te krijgen in persoonsdossiers.
De eerste uitspraak betrof de procedure van de Nijmeegse activist. De vereniging steunpunt inzage PID-Nijmegen meldt in een persbericht dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State onlangs de minister van Binnenlandse Zaken opnieuw aangespoord oude BVD-gegevens over anti-apartheidsactivisme vrij te geven (uitspraak van 8 juni 2005 zaaknummer 200406122/1; LJN: AT6965).
De procedure startte al in 1993. Toen verzocht betrokkene de minister van Binnenlandse Zaken, samen met enkele tientallen andere personen en organisaties, om inzage in het eigen dossier bij de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). In het geval van deze persoon en ten aanzien van de “context” Antiapartheid bleef de minister weigeren informatie vrij te geven. Al in juni 2003 concludeerde de Raad van State dat ‘niet van alle door appellant genoemde contexten duidelijk is geworden dat zij kunnen worden bestempeld als “actueel”. De Afdeling is van oordeel dat dit zich voordoet bij de context “anti-apartheid”. De minister moest een nieuwe beslissing nemen maar weigerde wederom inzage. In de nieuwe uitspraak concludeerde de Raad van State dat “de Afdeling onvoldoende acht duidelijk gemaakt waarom de omstandigheid dat een persoon mogelijk actief is in een nieuwe, actuele context noopt tot het oordeel dat de op zichzelf niet meer actuele context “anti-apartheid”, waarbinnen die persoon zich aanvankelijk bewoog, toch nog actueel is.” Gevolg van deze uitspraak is, is dat de minister wederom een beslissing moet nemen.
Een tweede uitspraak dateert van 18 mei jl. De familie van de twee jongens die in Kashmir werden gedood door de grensbewakers aldaar hadden met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur inzage gevraagd in het bij de AIVD aanwezige dossier over de twee jongens. De ouders van de jongens waren verontwaardigt over de door AIVD gepubliceerde conclusie dat “Inmiddels is gebleken dat een in Nederland actief netwerk van moslimextremisten direct in verband kan worden gebracht met de tragische dood van twee Nederlandse, in Eindhoven woonachtige, jongemannen van Marokkaanse afkomst. Zij kwamen eind december jongstleden (was 13 januari 2002, red) om het leven in de Indiase deelstaat Kashmir. Vast staat dat het tweetal in Nederland werd gerekruteerd en geestelijk voorbereid op deelname aan de ‘jihad’, de heilige oorlog tegen alle vijanden van de islam. Ook in materiële zin ontvingen zij de ondersteuning die nodig was om aan het islamitisch front het in hun ogen hoogst bereikbare te verwerven, te weten het martelaarschap.”
De families achten deze informatie zeer schadelijk voor de goede naam en reputatie van zowel hun zoon als henzelf. Daarom wensen zij inzage in de informatie die tot deze conclusie heeft geleid.
De minister had het verzoek afgewezen, op grond van het argument dat het hier een actueel onderwerp betreft in de zin van artikel 53, eerste lid, onder a, van de WIV, en het belang van de nationale veiligheid zich ertegen verzet hierover mededelingen te doen, ook wat betreft de vraag of (meer) gegevens wel of niet aanwezig zijn.
De aanvragers betoogden dat [zoon] door zijn overlijden niet langer een actuele bedreiging kan zijn voor de veiligheid van de Nederlandse staat. De rechtbank had moeten concluderen dat de beslissing op bezwaar op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
De Raad van State verwierp het beroep van de familie. Het overlijden van de zoon doet aan de actualiteit van het onderwerp niet af, nu eventueel over hem aanwezige informatie voor de taakuitvoering van de AIVD van belang kan zijn in verband met enig lopend onderzoek naar internationaal terrorisme.
Uitspraak jongens Kashmir
Uitspraak ant-apartheidsactivist