Aetzel was een actieve kraker en stadsdromer. Kraken is er niet alleen vanwege woningnood, maar ook voor de stedelijke ontwikkeling. Verstikking van die ontwikkeling leidt tot een langzame wurging van de stad, is de analyse van Aetzel. Als actieve bewoner van Rotterdam zet hij zich in voor een leefbare stad en hij woonde ook een tijd lang in een kraakpand. Het kraakverbod mocht niet ongemerkt worden ingevoerd en Aetzel organiseerde een petitie tegen het verbod.
Aetzel was een actieve kraker en stadsdromer. Kraken is er niet alleen vanwege woningnood, maar ook voor de stedelijke ontwikkeling. Verstikking van die ontwikkeling leidt tot een langzame wurging van de stad, is de analyse van Aetzel. Als actieve bewoner van Rotterdam zet hij zich in voor een leefbare stad en hij woonde ook een tijd lang in een kraakpand. Het kraakverbod mocht niet ongemerkt worden ingevoerd en Aetzel organiseerde een petitie tegen het verbod.
Kraken in Rotterdam gebeurt in autonoom opererende groepen. Natuurlijk zijn er de politieke krakers, de feestkrakers, de studenten krakers, de buitenlandse krakers, maar er lopen geen strikte scheidslijnen tussen de verschillende groepen. Dwarsverbanden met jongeren, muziekscène en anderen zijn heel gewoon. In Rotterdam is kraken heel normaal, het staat niet in de schijnwerpers. Hoewel de politiek in de havenstad gedomineerd wordt door het repressieve denken, leek er met betrekking tot kraken een open oor voor de beweging. Rotterdam tekende net als Amsterdam, Den Haag en Utrecht bezwaar aan tegen het besluit van de Tweede Kamer om kraken strafbaar te stellen en het idee was niet om na invoering van het verbod massaal te gaan ontruimen. In de periode voor en na het kraakverbod, spraken verschillende krakers met Karakus, wethouder Wonen en Ruimtelijke ordening, over alternatieven voor leegstand. Aetzel nam deel aan de gesprekken die volgens hem geen zoethoudertjes van de wethouder waren.
Ten tijde van de gesprekken speelde de kwestie Palestinastraat. Een straat in de wijk Kralingen die na 2007 leeg kwam te staan. Het verhaal is zoals elders, sociale huurwoningen, achterstallig onderhoud en nieuwbouw van dure ‘stadswoningen’. Door de omvang van het aantal leegstaande woningen trok het in 2008 niet alleen krakers uit Rotterdam, maar ook uit andere landen van de Europese Unie aan. Dat leidt tot overlast, niet alleen van de krakers maar ook van de media die graag het verhaal willen opkloppen en van de eigenaar (Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam) die de woningen graag leeg wil houden. De overlast was echter niet overdreven groot en in maart 2009 werd er in overleg tussen de gemeente en de krakers besloten gezamenlijk de geluidsoverlast en de mogelijke brandonveiligheid aan te pakken. Allemaal in onderling overleg. In totaal 51 panden waren gekraakt door grotendeels mensen van buiten de stad. Verwijten en beschuldigingen over en weer leverden niets op en vervolgens toonde Burgemeester Aboutaleb zijn tanden begin mei 2009. De Palestinastraat moest binnen 24 uur worden ontruimd. De kort geding rechter wees de eis om binnen 24 uur te ontruimen af, maar ging wel akkoord met de ontruiming. Voor de gespreksgroep van krakers en wethouder Karakus, waar Aetzel deel van uitmaakte, was de Palestinastraat niet meer te redden, maar het hele verhaal had twee voordelen. Ten eerste werd aangetoond dat het leegstandsbeleid op alle fronten faalde en ten tweede was het voor de gemeente een uitgelezen kans om in gesprek te komen met krakers. De straat kwam natuurlijk ook ter sprake tijdens het overleg en Karakus bezocht de straat.
In de periode van de gesprekken met Karakus, voor de ontruiming van de Palestinastraat en rond de start van de lobby tegen het kraakverbod werd Aetzel gebeld door Leo van de recherche Rotterdam Rijnmond. Of de gemeente zijn naam heeft doorgegeven of dat de Regionale Inlichtingendienst zijn naam uit de media heeft gehaald is onduidelijk. Leo wilde een keer praten, maar Leo was nogal vaag, draaide om de hete brei heen en leek vooral te vissen naar informatie. Een half gesprek over kraken, Rotterdam, de Palestinastraat, het denken van de kraker en vooral over de organisatiegraad, “wie doet dat allemaal.” Uiteindelijk wilde Leo een afspraak twee weken later ergens in een café. Al met al duurde het gesprek 15 minuten en Leo sloot af met de wijsheid dat Aetzel het niet aan andere mensen moest vertellen, want die zouden dan boos worden. De gesprekken met de gemeente waren open en toonden wederzijds respect. Leo van de ‘recherche regio Rijnmond’ was vaag, slinks en wilde duidelijk geen open overleg. Aetzel moest oppassen, andere krakers zouden boos worden.
Aetzel had afgesproken in het Westerpaviljoen rond lunchtijd. De man die zich uitgaf als Leo van de recherche was dikkig, vaderlijk en duidelijk een agent in burger. Hij was in de vijftig, bleef vriendelijk, net als tijdens het telefoongesprek. Hij vertelde dat hij vroeger wijkagent was geweest en dat hij het allemaal wel snapte. Tijdens het telefoongesprek had hij zich nog voorgedaan als het domme agentje, maar live was duidelijk dat hij het gesprek had voorbereid. Leo bestelde meteen wat te eten en vroeg eerst wat Aetzel in het dagelijks leven allemaal aan het doen was. Van de alledaagse zaken verschoof het gesprek soepel via de kraakpetitie naar het kraakverbod. Via het verbod dat volgens Leo niets met Karakus te maken had, kwam de RID’er op een nieuwe terloopse insteek. Waarom kraakte Aetzel eigenlijk? Even vriendelijk, vaderlijk en beleefd luisterde Leo naar Aetzel en keerde terug naar het verbod. Wat gaat er gebeuren bij een verbod? Wat is de structuur van de beweging? Oh, dat was een vraag van een andere orde, die glipte er zomaar tussendoor. Was er een kraakspreekuur dat de politieke lijnen bepaalde? Hoeveel krakers waren er eigenlijk? En het gesprek kabbelde rustig verder. Wat denk je dat er gaat gebeuren? De inleiding van het gesprek was duidelijk om de weg te bereiden naar de belangrijkste vraag, zou de ontruiming van de Palestinastraat een slagveld worden? Hoe zou de rest van krakend Rotterdam reageren op de ontruiming van de straat? Toen Leo al zijn vragen had gesteld en vooral toen de Palestinastraat ter sprake was geweest, was het snel afgelopen. De agent was klaar met vissen en de lunch was voorbij.
Aetzel zag er geen gevaar in om met de RID’er Leo te gaan praten. “Ik heb niets gezegd”, herhaalde hij aan het begin van het interview met Buro Jansen & Janssen. Maar is dat zo en hoe weet je dat? Mocht je stevig genoeg in je schoenen staan om naar een gesprek te gaan, neem het dan op, zodat je achteraf kunt verifiëren of je niet teveel hebt gezegd. Plane Stupid in Schotland heeft dit gedaan na de benadering van een van de activisten. Zorgvuldige voorbereiding is wel vereist, want niet iedereen heeft stalen zenuwen. De moderne smart phones maken het echter wel gemakkelijker.