• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Den Haag fouilleert maar wat

    Fouilleren in Den Haag kende een aanloop van ruim twee jaar. Vervolgens werd het noodgebied Hoefkade gepromoveerd tot risicogebied. Aan het woud van bevoegdheden zoals permanent cameratoezicht, strafbaar gestelde (overlast)gedragingen en verwijderingbevelen, ‘blauw geverfd’ in Haagse politie termen, werd preventief fouilleren toegevoegd. Dit zou de buurt veiliger maken en het (vuur)wapenbezit terug dringen. Vier jaar later is het aantal geweldsincidenten in de buurt niet gedaald, maar juist gestegen en is het aantal, dat gevonden worden bij de gefouilleerde mensen en het aantal arrestanten op grond van de Wet Wapens en Munitie niet gedaald, maar gestegen. Nemen onveiligheidsgevoelens toe bij de bestempeling van een gebied tot bijna oorlogszone en waarom reageren burgers ‘gelaten’ op een maatregel die elke persoon potentieel tot gevaarlijke wapendrager maakt. Waarheidsvinding in een woud aan stukken en een filosofische argumentatie in de voetsporen van Donald Rumsfeld, oud minister van Defensie van de Verenigde Staten.

    Eind januari 2009 werden er twee dozen archief stukken van de regiopolitie Haaglanden bij Buro Jansen & Janssen bezorgd. In totaal zes ordners die later nog werden aangevuld met een ordner van het openbaar ministerie. De behandelende functionaris belde nog even op met de vraag of alles in goed orde was ontvangen. Voor aanvullende vragen konden we altijd aankloppen. Zes ordners met processen-verbaal, draaiboeken, evaluaties, stukken van de driehoek over preventief fouilleren in Den Haag. Zo kan het blijkbaar ook, openbaarheid. Geen getrek, geen eindeloze procedures, geen moeizame hoorzittingen, klachten over termijnen die worden overschreden, nee gewoon transparantie. De regiopolitie Haaglanden heeft zich ingespannen een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van het preventief fouilleren van de afgelopen jaren.

    In totaal zijn er 29 preventief fouilleeracties gehouden van 2006 tot en met 2008. Per actie deden daar tussen de 60 en 120 politieagenten aan mee, in 2006 gemiddeld 100, en zijn er 21.387 mensen gefouilleerd. De opbrengst was in totaal 388 voorwerpen volgens de verslagen en 394 arrestanten. Het aantal arrestanten op grond van de Wet Wapens en Munitie (WWM) lag op 248. Er werden 231 steekwapens, 5 vuurwapens, 2 nepvuurwapens, 47 slagwapens, 2 hamers, 14 traangasbusjes, 2 zwaarden, 3 schroevendraaiers, 1 bahco, 3 bijlen, 4 boksbeugels, 1 luchtdrukpistool en 3 geheime wapens gevonden volgens de verslagen. “Wapens die de politie vindt, worden in beslag genomen Ze leveren geen gevaar meer op,” schrijft de politie Haaglanden in een publieksfolder.

    In Den Haag is duidelijk niet gegoocheld met de cijfers zoals in Amsterdam, ook al komen sommige cijfers niet altijd met elkaar overeen. De opbrengsten zijn duidelijk en veranderen niet door de jaren heen. Opvallend is ook dat er gesproken wordt over voorwerpen en niet meteen wapens, hoewel dat niet consequent is. Er wordt geprobeerd genuanceerd met het onderwerp wapens om te gaan. Een zakmes op de bodem van een rugzak wordt niet meteen gezien als een potentieel moordwapen. De bezitter moet het voorwerp echter wel afstaan. Gereedschap onder handbereik in een auto kan wel als wapen worden aangemerkt, maar opgeborgen in de kofferbak niet. “Nagelvijltje en/of schaartje in tas = geen zaak – geen afstand, opklapmes (klein model) in tas – geen zaak – afstand. Wielsleutel achter stoel (geen zaak /achterbak deponeren. Honkbalknuppel achterin (zaak) tenzij sportkleren aanw.,” is in de evaluatiepunten van 2007 te lezen.

    Generaal fouilleren in de hele regio

    De Haagse procedure lijkt door de duur en het vele papier dat is geproduceerd, gekenmerkt te worden door zorgvuldigheid, onderzoek en debat. Het duurde ruim een jaar voordat de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) werd gewijzigd. En opnieuw ruim een jaar voor de aanwijzing van het eerste veiligheidsrisicogebied rond het treinstation Holland Spoor. Een ordner vol documenten verhult echter een gretige driehoek en vooral politie die maar al te graag van de nieuwe bevoegdheid gebruik wil maken.

    Het papieren spoor start al voor het lokale driehoek overleg van 16 december 2002. Het parlement heeft datzelfde jaar op 15 september 2002 preventief fouilleren mogelijk gemaakt. Een van de stukken van het driehoeksoverleg is een overzicht van geweldsdelicten, straatroof, overvallen en incidenten met wapens en het aantal WWM (Wet Wapens en Munitie) arrestanten in de noodgebieden Jan Hendrik, Laak en Hoefkade. Op Basis van deze cijfers “willen wij u voorstellen om in de gemeente Den Haag de APV te wijzigen en zo de mogelijkheid tot preventief fouilleren in te voeren,” (1) schrijven twee directeuren van de regiopolitie Haaglanden. De zorgvuldigheid begint hier al scheuren te vertonen. De inventarisatie is een moment opname. In het noodgebied Hoefkade vinden negen incidenten met wapens plaats, drie gewapende overvallen en 71 geweldsdelicten in de periode augustus 2001 – augustus 2002. Het is onduidelijk of deze cijfers een stijging of een daling laten zien. In het Noodgebied Laak zijn de cijfers hoger. Het aantal geweldsdelicten is 92 en het aantal incidenten met wapens is 22 in een half jaar. Er vinden geen gewapende overvallen in dit gebied plaats. In het Noodgebied Jan Hendrik liggen de cijfers beduidend lager.

    De gepresenteerde cijfers worden gebruikt als breekijzer om de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) te wijzigen. Op 23 juni 2004 gaat de gemeenteraad met de wijziging akkoord. Er zijn geen nieuwe cijfers en analyses geproduceerd, maar de maatregel is nodig om “bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, veiligheidsrisicogebieden aan te wijzen.” (2) De discussie over de wijziging van de APV heeft ruim een jaar geduurd omdat toenmalig burgemeester Deetman “aangeeft met de minister gesproken te hebben over generaal preventief fouilleren en dat hij hier voorkeur voor heeft.” (3) “Generaal preventief fouilleren” betekent dat alle gemeenten in de regio Haaglanden de APV wijzigen en veiligheidsrisicogebieden kunnen aanwijzen. “Voor wat betreft de overwegingen om in dit verband op regionaal niveau tot een uniforme beleidslijn te komen heb ik onder meer verwezen naar de gewenste helderheid uit beleidsmatig oogpunt en het voorkomen van een waterbedeffect binnen de regio,” schrijft Deetman als korpschef op 24 maart 2003. De andere gemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer hebben uiteindelijk allemaal ook hun APV gewijzigd.

    Een onderbouwing van de noodzaak van die wijziging in die gemeenten is niet in de politie stukken te vinden. De gemeenteraden zijn akkoord gegaan zonder dat de veiligheidssituatie die noodzakelijk maakte. Volgens voormalig burgemeester Deetman weet je echter nooit. Volgens hem staat er op 6 mei 2003 nog geen gebied in Den Haag in brand, maar “indien zo een situatie zich voordoet is het wel van belang dat er snel kan worden opgetreden door de politie.” (4) Preventief fouilleren wordt gepresenteerd als het wondermiddel bij dreigende openbare orde verstoringen met wapens.

    De gemeenteraad maakt het dhr. Deetman niet al te moeilijk. Er wordt nog wat gesteggeld over aanvullingen op de wettelijke procedure en de burgemeester wil de Commissie Veiligheid, Bestuur en Leefbaarheid (VBL) later Veiligheid, Bestuur en Financiën (VBF) van de gemeente niet voor het hoofd stoten. Voorstellen voor de aanwijzing van risicogebieden worden zo spoedig mogelijk aan de VBL voorgelegd en er komt een adviescommissie die de vertrouwelijke documenten ter ondersteuning van de aanwijzing mogen inzien en beoordelen. Het advies van die commissie is niet bindend en de driehoek benoemd de leden die afkomstig zijn uit kringen van politie, justitie en de gemeente. Hetzelfde geldt voor een andere commissie die toezicht moet gaan houden of de Haagse politie niet discriminerend optreedt tijdens het fouilleren.

    Met een onderzoek uit november 2002 dat slechts een moment opname laat zien ter onderbouwing en twee commissies die door de lokale driehoek worden samengesteld wordt de Haagse APV gewijzigd en volgen alle andere gemeenten in de regio het Haagse voorbeeld. Geen enkele regionale korpsbeheerder in Nederland heeft dat Deetman tot nut toe nagedaan. Bij het “waterbedeffect binnen de regio” heeft de korpsbeheerder van de politie Haaglanden alleen maar oog gehad voor zijn eigen regio. Het waterbed van Den Haag houdt aan de grenzen van zijn regio ook echt op.

    Van Noodgebied naar Risicogebeid

    Met de wijziging van de APV stond de weg open voor de aanwijzing van het eerste risicogebied en de eerste fouilleer actie. In de lokale driehoek van 2 september 2004 geeft Deetman aan er zin in te hebben. Hij is “groot voorstander van preventief fouilleren in het openbaar vervoer i.h.k. van de aanpak van de veiligheid.” (5, 6) Op 27 januari 2005 verzoekt de burgemeester om de mogelijkheden te onderzoeken. (7) De politie is hem voor door een rapportage van politiebureau Hoefkade te presenteren. “De rapportage zou kunnen dienen als aanzet om de mogelijkheden tot concrete acties inzake preventief fouilleren te bespreken.” (8) het klinkt allemaal voorzichtig. “Zou kunnen” en “mogelijkheden bespreken” alles lijkt open te liggen.

    Bij de regiopolitie Haaglanden stond het besluit echter al vast. De twee directeuren schrijven in hun brief van 11 november 2002 aan de driehoek niet alleen dat zij een wijziging van de APV voorstaan, maar dat zij de driehoek verzoeken ook alvast een deel van het Haagse centrum als risicogebied aan te wijzen. “Wij geven u vervolgens in overweging om de noodgebieden aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied, alsmede het uitgaanscentrum in de binnenstad van Den Haag.” (1) Cijfers over de periode augustus 2001 tot augustus 2002 dienden voor beide directeuren als aanleiding tot het verzoek aan de driehoek in 2002.

    De rapportage over het noodgebied Hoefkade is vormgegeven als een voorstel tot aanwijzing van het gebeid als risicogebied. (9) De keuze voor Hoefkade is opmerkelijk aangezien in de brief van de directeuren van de Haagse politie van november 2002 het noodgebied Laak ruim het dubbele aantal geweldsdelicten kent, het vierdubbele aantal straatroven en incidenten met wapens. Waarom de keuze ook niet is gevallen op het gehele of een deel van het werkgebeid van het bureau Jan Hendrikstraat met 115 wapenincidenten in hetzelfde jaar als het noodgebied Hoefkade met 9 incidenten blijft onduidelijk. Het gehele gebied Jan Hendrik straat is misschien buiten proportioneel, maar de cijfers vragen wel om een nadere analyse.

    De promotie van noodgebeid tot risicogebied heeft Hoefkade te danken aan het niet functioneren van de bestaande maatregelen. “Ondanks deze maatregelen steeg het aantal strafbare feiten in de geweldsfeer. In het noodgebied worden dagelijks veel wapens bij aangehouden verdachten aangetroffen en bestaat het vermoeden dat dit slechts het topje van de ijsberg is,” (9) schrijven de bureauchef Hoefkade en de commissaris van politie. Sinds 1995 zijn de politie “in dit gebied bijzondere bevoegdheden toegekend in de vorm van strafbaar gestelde (overlast)gedragingen en verwijderingbevelen om de openbare orde te handhaven en de wijk veilig en leefbaar te houden.” En “om in dit aangewezen ‘noodgebied’ de overlast aan te pakken is er sinds 2000 permanent cameratoezicht ingesteld. De effecten van het live uitkijken en direct vanuit de wijk reageren zijn duidelijk merkbaar.”

    Het noodgebeid is bijna veranderd in een oorlogsgebied met allerlei vergaande bevoegdheden, maar blijkbaar helpen die bevoegdheden niet want “ondanks deze maatregelen steeg het aantal strafbare feiten in de geweldsfeer.” Als de bestaande maatregelen niet werken, waarom wordt niet onderzocht waarom die maatregelen geen effect hebben? Waarom wordt geconcludeerd dat preventief fouilleren als extra maatregel “een goede en belangrijke aanvulling op het totaal pakket van maatregelen” is, terwijl van de andere maatregelen het effect te betwijfelen is? De Haagse politie verwijst naar Rotterdam en Amsterdam waar zulke goede cijfers zijn behaald met preventief fouilleren. Ook heeft “het instrument een aantoonbaar positief effect op de veiligheidsbeleving van inwoners” schrijven de politiefunctionarissen. Preventief fouilleren als een “feel good” maatregel.

    In de bijlagen van de rapportage zitten de cijfers over het aantal aangetroffen wapens en het aantal delicten in 2004 en 2005. Het aantal aangetroffen voorwerpen daalt van 337 in 2004 naar 308 in 2005 en van 33 naar 11 vuurwapens. Ook het aantal bedreigingen, diefstal met geweld en schietpartij zonder letsel laten een daling zien. Er wordt in 2005 wel één tas meer gepikt dan in 2004 in het noodgebied Hoefkade en er worden meer mensen mishandeld. Of er wapens in het spel zijn bij de mishandelingen is niet uit de cijfers op te maken. Ook de cijfers van het aantal mishandelingen en bedreigingen van het hele verzorgingsgebied van bureau Hoefkade geven geen uitsluitsel. Het aantal mishandelingen nemen in het hele gebied in tegenstelling tot het noodgebied juist af maar de bedreigingen in de zelfde periode nemen toe. De stijging van “het aantal strafbare feiten in de geweldsfeer” in het noodgebied is volgens de politie alleen te verklaren uit een toename van het aantal mishandelingen.

    De adviescommissie preventief fouilleren brengt op 25 augustus 2005 haar advies uit aan burgemeester Deetman. Volgens de commissie zijn er in het noodgebied “de afgelopen periode meerdere wapens (onder andere op grond van de Wet Wapens en Munitie) aangetroffen met gebruikmaking van de reguliere bevoegdheden.” (10) Preventief fouilleren is volgens de commissie een middel “waarmee (verdere) verstoring van de openbare orde kan worden tegengegaan.” De enige stijging die van 2004 op 2005 te zien is geweest is in het aantal ‘overige voorwerpen in de zin van de WWM’. Het aantal messen, vuurwapens en het totaal aan voorwerpen is gedaald. Wat de overige voorwerpen inhouden wordt niet duidelijk uit de stukken, waarschijnlijk gaat het om slagwapens, traangas, peperspray en honkbalknuppels.

    Volgens de politie zijn het de 16 extra mishandelingen en volgens de commissie 47 extra gevonden overige voorwerpen in 2005 die het verschil maken tussen nood en risicogebied.

    Tram 9: trek die lijn

    Burgemeester Deetman lijkt niet echt geïnteresseerd in het fouilleren aan de Hoefkade. In het verslag van de lokale driehoek van 7 april 2003 staat dat “Bm. (burgemeester) aangeeft voorhands geen aanleiding te zien om gebruik te willen maken van preventief fouilleren in het noodgebied.” (11) Voor hem heeft fouilleren in en aan de tram prioriteit. Als de adviescommissie wel een positief advies over de Hoefkade velt en niet over het fouilleren aan de tram en schrijft dat zij “unaniem van mening is dat er onvoldoende noodzaak is aangetoond om dit zware instrument” in te zetten, is Deetman lichtelijk gepikeerd. In de operationele driehoek van 29 augustus 2005 spreekt hij zijn verbazing uit over het negatieve advies. De commissie heeft een punt aangezien het vervoersbedrijf zelf gemeld heeft aan de driehoek dat “informatie over aantallen wapens in de tram/bus bij de HTM niet beschikbaar is, omdat hiernaar geen onderzoek heeft plaatsgevonden.” (12)

    Een maand later legt hij het advies naast zich neer. “De motivatie van de commissie is gebaseerd op het feit dat er onvoldoende cijfers beschikbaar zijn over wapens in het openbaar vervoer en/of op scholen en de mogelijk stigmatiserende werking naar jongeren. De burgemeester wijst erop dat jongeren al redelijk gewend zijn aan fouilleren in uitgaansgelegenheden.” (13) Fouilleren aan en rond de tram van scholieren is geoorloofd omdat zij toch bij de discotheek om de hoek gefouilleerd worden.

    Op 11 oktober 2005 stuurt de burgemeester een brief aan de commissie VBL voor het aanwijzen van twee veiligheidsrisicogebieden. Het noodgebied Hoefkade wordt in de commissie gebombardeerd tot risicogebied en raakt die stempel niet meer kwijt. Verschillende haltes langs tramlijn 9 worden in de brief gepresenteerd als risicogebied. De Burgemeester schrijft dat “in afwijking van het advies van de adviescommissie, om in de tijd en omvang beperkte mate, proefondervindelijk vast te stellen, door middel van preventief fouilleren, of er daadwerkelijk sprake is van wapenbezit bij passagiers op een deel van tramlijn 9 en via die lijn in de scholen.” (14)
    Preventief fouilleren wordt nu ingezet als onderzoeksmiddel om aan te tonen dat er wapens zijn om verder te fouilleren.

    Objectieve cijfers zijn er namelijk niet. Uit de stadsenquête van 2004 blijkt “dat mensen zich onder andere onveilig in het openbaar vervoer voelen door de aanwezigheid van overlastgevende jongeren, zonder dat, dat noodzakelijkerwijze met wapengebruik gepaard gaat.”(14) Jongeren zijn luidruchtig, daar voelen sommige mensen zich niet gemakkelijk bij. Het Haagse openbaar vervoer bedrijf HTM heeft daarom een speciaal project ‘Trek die lijn’ gestart ook op tram 9 om de overlast te verminderen. “De resultaten van de aanpak zijn goed,” schrijft de burgemeester zelf in juli 2005. Drie maanden later gebruikt Deetman ‘Trek die lijn’ om de noodzaak van preventief fouilleren te onderbouwen. “Uit het feit dat op lijn 9 een speciaal project is gestart om problemen met schoolgaande jeugd op deze lijn aan te pakken geeft op zichzelf al aan dat de veiligheid op dit traject in het geding is,” schrijft hij op 11 oktober 2005. Tram 9 wordt uitverkoren omdat deze lijn “de problemen in het openbaar vervoer en onveiligheidsgevoelens op scholen combineert.”

    wassen neus

    De Haagse procedure van onderzoek, advies en debat leek zo zorgvuldig, maar de besluitvorming rond het fouilleren op haltes van tramlijn 9 en het noodgebied Hoefkade maken duidelijk dat die zorgvuldigheid een wassen neus is. Aan de tram wordt gefouilleerd omdat er een speciaal project is op de tram die de veiligheid in het openbaar vervoer onderstreept. Een project dat volgens de burgemeester zelf succesvol is. Waarom de inzittenden van tram 9 die uitstappen worden gefouilleerd en niet scholieren die wandelend, fietsend, brommend, skatend naar school gaan zonder het noodgebied te passeren is onduidelijk. Ook de relatie tussen het wapenvervoer op lijn 9 en onveiligheid in de scholen is niet te vinden. Uit het onderzoek ‘veiligheidsgevoel op school’ uit 2005, een onderzoek dat dient als 0-meting, komt naar voren dat “een grote meerderheid van leerlingen en personeelsleden de veiligheid op school een voldoende geeft.” Het is opvallend dat 9% van de eerste jaarsscholieren, de brugpiepers (brugklassers), zich onveilig voelen op school. Een nieuwe en soms grotere school, nieuwe leerlingen, docenten, een ander schoolsysteem schept onzekerheid bij de eerste jaarscholieren. Door dit onveiligheid te noemen wordt voorbij gegaan aan de daadwerkelijke oorzaken en eventuele oplossingen om die gevoelens weg te nemen.

    De scholen zelf stellen zich terughoudend op in het gebruiken van een incidenten registratie waardoor er “geen cijfers bekend zijn van het wapenbezit op scholen.” (14) In een memo van 4 juli 2005 staat dat “exacte cijfers over het aantal wapengerelateerde incidenten op scholen niet boven water zijn te krijgen. Er is (nog) geen centrale incidentregistratie. Er zijn scholen die een eigen incidentregistratie hebben. Scholen zijn niet snel genegen hierin inzage te geven, bang voor het imago van de school.” Bestuurders geloven zelf ook niet helemaal in het verhaal van de verstoring van de openbare orde door het dragen van wapens. “Verder zijn er al enkele jaren verhalen over wapens op scholen en moet een keer worden uitgezocht of deze verhalen op waarheid berusten,” schrijft de burgemeester. Een gebrek aan objectieve cijfers en subjectieve gevoelens die niet gerelateerd zijn aan wapengebruik in het openbaar vervoer dienen als onderbouwing van een ingrijpende maatregel op de haltes van tramlijn 9.

    Ook ten aanzien van het noodgebied Hoefkade zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de onderbouwing. Minder wapens, minder bedreiging, minder diefstal met geweld en minder vuurwapen geweld moesten het afleggen tegen een toename van het aantal mishandelingen. De politiefunctionarissen geloven zelf ook niet helemaal in het verhaal van de verstoring van de openbare orde door het dragen van wapens. “In het noodgebied worden dagelijks veel wapens bij aangehouden verdachten aangetroffen en bestaat het vermoeden dat dit slechts het topje van de ijsberg is.” Vermoeden en het topje van welke ijsberg? Alsof de buurt elk moment in vlammen kan opgaan. Preventief fouilleren als onderzoeksmiddel ter onderbouwing van de aanwijzing van een risicogebied en van het fouilleren. Beleid gebaseerd op geruchten, vermoedens en veronderstellingen klinkt niet als een zorgvuldige afweging om een zwaar middel volgens de adviescommissie en een middel dat alleen gebruikt moet worden in exceptionele gevallen volgens de burgemeester, in te zetten.

    Fouilleren dan maar

    De Haagse politie fouilleert er zeker niet op los. Met een bescheiden aantal van 29 acties in drie jaar wordt in de hofstad niet intensief van de bevoegdheid gebruik gemaakt. Het fouilleren wordt half jaarlijks geëvalueerd als de aanwijzing van het risicogebied afloopt en soms zelfs tussentijds. De periodes lopen niet synchroon met het kalenderjaar zodat de effectiviteit moeilijk aan de hand van andere dan de cijfers van bureau Hoefkade is vast te stellen. De eerste aanwijzingsperiode van het risicogebied Hoefkade liep van 15 februari tot 15 augustus 2006 waarin vijf acties plaatsvonden. Een drie maanden durende aanwijzing van een gedeelte van het traject van tramlijn 9 duurde van 15 augustus tot 15 november 2006 met één actie. Hoefkade was opnieuw uitverkoren van 4 januari tot 4 juli 2007 met negen acties, van 25 juli 2007 tot 25 januari 2008 met zes acties en van 2 april tot en met 27 augustus 2008 met acht acties.

    In 2006 werd nog elke actie uitgebreid geëvalueerd. In de loop van 2007 verdwijnt de onwennigheid met de nieuwe bevoegdheid en wordt het fouilleren halfjaarlijks zonder veel problemen geëvalueerd. De maatregel is onderdeel geworden van de bijzondere bevoegdheden die gelden in het voormalig noodgebied Hoefkade. De evaluaties van zowel de toezichtcommissie, politie als gemeente kenmerken zich door de woorden, positief, tevreden, rustig, gemoedelijk, correct, begripvol en professioneel. “Tijdens het fouilleren bleef het politiepersoneel rustig” en “de politie hield er rekening mee dat mensen de laatste trein moesten halen,” staat er in de rapportage van de toezichtcommissie van 1 maart 2006. In de rapportage van 19 april staat zelfs dat “de sfeer op straat rustig en gemoedelijk is.” En in de eind evaluatie van de commissie is te lezen dat “mensen die gefouilleerd zijn, vrijwel altijd rustig tot positief reageerden.”

    De indruk ontstaat dat Hagenaars de maatregel omarmen. Bureau Hoefkade schrijft in de evaluatie van de eerste actie op 17 februari 2006 dat “het publiek en de ondernemers merendeels positief en begripvol waren.” In de evaluatie over de actie van 8 juni 2006 waren “de reacties van het publiek nagenoeg alle positief.” Vijf acties en geen enkele smet. Of toch een kleintje. “Bij het fouilleren van de auto’s en hun inzittenden viel op dat tenminste een keer de inzittenden van een auto met de handen tegen de muur werden gezet en dan werden gefouilleerd. Normaal gesproken worden personen bij een actie preventief fouilleren rechtopstaand gefouilleerd,” ze worden namelijk niet verdacht van een strafbaar feit en tegen de muur gezet.

    Op 17 februari 2006, de eerste fouilleer actie, worden mensen na het fouilleren aangesproken door enquêteurs voor het beantwoorden van acht vragen. Alweer positief. 62 van de 102 geïnterviewden die net waren gefouilleerd, waren voor preventief fouilleren en slechts 14 tegen. 64 van de 102 waren het oneens met de stelling dat preventief fouilleren niet werkt. Ondanks deze positieve cijfers vinden 51 personen van de 102 wel dat het fouilleren de privacy van de burger aantast en aan willekeur onderhevig is. De helft van de ondervraagden waaronder ook mensen die voor het fouilleren zijn, hebben hun twijfels over de uitvoering. Vandaar de aanwezigheid van de toezichtcommissie tijdens de acties.

    De gemeente Den Haag vindt het fouilleren een zwaar middel. Daarom is men niet over een nacht ijs gegaan en vond de eerste actie ruim twee jaar na invoering van de wet plaats. De advies en toezicht commissie moeten in hetzelfde licht worden gezien. Toch is het gek dat de toezichtcommissie moet constateren dat de politie ‘correct en professioneel’ handelde tijdens de acties. Hoort de politie niet altijd ‘correct en professioneel’ op te treden ook als er niet gefouilleerd wordt? De toezichtcommissie ziet geen enkele smet aan de acties. De gefouilleerde mens ondergaat de schending van zijn onschuld rustig en gemoedelijk alsof men blij is met dit teken van aandacht van het bevoegde gezag. Een keer in alle evaluaties van alle commissies en politiefunctionarissen staat een andere interpretatie van de ervaring van de burger. Operationeel commandant van de tramlijn 9 actie van 3 november 2006 schrijft dat “de reizigers ‘gelaten’ reageerden.” ‘Gelaten’ met aanhalingstekens alsof de commandant iets met het woord wilde zeggen. Slechts een moment van twijfel want de zin vervolgd met “en overwegend positief.”

    Waar zijn we mee bezig

    In de gehele documentatie over fouilleren in Den Haag is afgezien van het woord ‘gelaten’ en het enige negatieve oordeel van de adviescommissie over fouilleren aan tramlijn 9 geen moment van twijfel te bespeuren. Geen kritische analyse van de gepresenteerde cijfers door bureau Hoefkade, hetzelfde bureau dat ook de fouilleeracties uitvoert. Geen grondig onderzoek naar het effect van het fouilleren op de veiligheidsgevoelens in de buurt. Er wordt gewag gemaakt van gesprekken met buurtbewoners, maar of dat één gesprek is of duizenden en hoe die gespreken verliepen komt niet in de stukken voor. Als er dan wel een gespek is dan blijkt de bewonersorganisatie Stationsbuurt helemaal niet te staan juichen om het fouilleren. Burgemeester van Aartsen krijgt op 29 september 2008 te horen dat “vertegenwoordigers van de bewonersorganisatie … zich zorgen maken over de publiciteit rond de verschillende acties en de impact van de autocontrole op het Huygenspark. Dit kan een negatieve uitstraling hebben op de wijk.”

    Het ‘happy burger’ syndroom creëert een mist die een kritische grondhouding in de weg staat. “Gezien het ingrijpend karakter van de maatregelen is de bevoegdheid om over te gaan tot aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied op verschillende manieren beperkt,” schrijft burgemeester Deetman op 6 mei 2003 aan de gemeenteraad. Eenmaal aangewezen als risicogebied komt noodgebied Hoefkade er echter nooit meer van af. Wordt die aanwijzing dan ondersteund door de cijfers?

    Fouilleren: een gevaarlijke bezigheid

    Op basis van de stijging van het aantal mishandelingen van 2004 op 2005 in noodgebied Hoefkade is de politie begonnen met fouilleren. In 2006 en 2007 daalde het aantal mishandelingen naar 28 en zou de conclusie kunnen zijn dat fouilleren daaraan had bijgedragen. In 2008 steeg het aantal mishandelingen echter naar 46 zelfs hoger dan in 2005 en zou even goed de conclusie kunnen zijn dat fouilleren averechts werkt.

    Voor de start van het fouilleren was er een dalende lijn in het aantal bedreigingen. Deze zette zich in 2006 en 2007 voort, maar in 2008 kwam het aantal bedreigingen weer uit op het niveau van 2005. Fouilleren heeft daar ook niet voor een positief effect gezorgd. En dan het openlijke geweld tegen personen. Dit was in 2005 gedaald van 6 naar 1, maar tijdens het fouilleren nam het toe in 2006 naar 4 en 2007 naar 2 om uiteindelijk in 2008 op 7 te eindigen. Alweer geen positief effect van het preventief fouilleren. Diefstal met geweld vertoond een vergelijkbare curve en kwam in 2008 hoger uit dan in 2004.

    Wat zeggen deze cijfers over het geweld in het risicogebied Hoefkade. Eigenlijk niets. De daling van het aantal bedreigingen kan ook zonder het fouilleren hebben plaats gevonden en de schommelingen van mishandelingen en openlijk geweld tegen personen idem dito. Kijken we naar het totaal aantal geweldsdelicten dan had de politie kunnen beweren dat preventief fouilleren wel degelijk succesvol was in 2006 en 2007. Er vond een forse daling plaats naar 67 delicten in 2006 en 53 of 61 in 2007. De buurt hield zich twee jaar in en al het opgekropte geweld kwam er in 2008 weer uit want het aantal incidenten steeg naar 88 hoger zelfs dan de nul meting in de jaren 2004 en 2005.

    De cijfers die de politie presenteert lijken niet zo te schommelen als in Amsterdam. Toch doet er zich iets merkwaardigs voor. In de evaluatie die bureau Hoefkade in december 2007 presenteert duiken plots drie extra straten op die mee worden genomen in het turven van het aantal geweldsincidenten. Het bedreigen, mishandelen en andere geweldsbezigheden in die drie straten in de jaren 2004 en 2005 is niet in de stukken terug te vinden. Het totaal aantal geweldsdelicten in 2006 komt met die drie straten op 81 en is hoger dan in 2004 en 2005. De conclusie van de politie uit juli 2006 dat “uit bovengenoemde analyse kan worden opgemaakt dat het aantal geweldsincidenten in het aangewezen gebied is afgenomen, alsmede het aantal (vuur)wapenincidenten is afgenomen,” klopt dan niet.

    Dat het eigenlijk niet zoveel uitmaakt wat de cijfers nu laten zien, maar dat de conclusies al vaststaan, laten de volgende drie passages zien uit drie verschillende evaluaties van bureau Hoefkade. In mei 2007 schrijven de bureauchef Hoefkade en de commissaris van politie: “Uit bovengenoemde analyse kan onder meer worden opgemaakt dat een aantal geweldsincidenten in het aangewezen gebied deels is afgenomen en het aantal (vuur)wapenincidenten in dat gebied is afgenomen tot 0. Het zou echter voorbarig zijn nu reeds te spreken van een structurele afname van het gebruik van (vuur)wapens.” In december 2007 schrijven ze: “Uit bovengenoemde analyse kan onder meer worden opgemaakt dat een aantal geweldsincidenten (bedreiging en mishandeling) in het aangewezen gebied deels is afgenomen en het aantal (vuur)wapenincidenten sinds 2006 in dat gebied is afgenomen tot 1. Het zou echter voorbarig zijn nu al te spreken van een structurele afname van het gebruik van (vuur)wapens.” En in september 2008 nogmaals: “Uit bovengenoemde analyse kan worden opgemaakt dat het aantal geweldsincidenten in het aangewezen gebied is afgenomen, alsmede het aantal (vuur)wapenincidenten is afgenomen. Het is echter voorbarig nu reeds te spreken van een structurele afname van het gebruik van (vuur)wapens.” Het lijkt sterk op copy paste rapportage.

    “Met betrekking tot geweldsdelicten in het aangewezen gebied blijkt, dat de cijfers van 2008 ten opzichte van de cijfers van 2007, 2006 en 2005 een positief beeld laten zien. Er is sprake van een afname van de delicten bedreigingen en openlijk geweld en mishandeling,” schrijft van de burgemeester aan de commissie VBF. Als we kijken naar de cijfers van het risicogebied klopt dat totaal niet. Het gebied is juist sinds het fouilleren onveiliger geworden. Dhr. van Aartsen verwijst echter niet naar het risicogebied, maar naar het totale werkterrein van Hoefkade en daar schijnt een daling plaats te hebben gevonden. “In het verzorgingsgebied van de Hoefkade laten deze delicten een daling in 2008 zien met 14% ten opzichte van 2007.” Die cijfers zitten niet bij de stukken en we kunnen die dan ook niet op hun waarheidsgehalte beoordelen. Door niet de cijfers van het risicogebied te gebruiken ontstaat er een vertekend beeld. De burgemeester had ook de totaalcijfers van geweld in de regio Haaglanden er bij kunnen nemen en dan was de effectiviteit van het fouilleren volledig verdampt. Deze cijfers laten een gestage stijging zien sinds 2002 van het aantal mishandelingen en bedreigingen. De stijging is niet tot staan gebracht door het fouilleren sinds 2006. “Wapens die de politie vindt, worden in beslag genomen. Ze leveren geen gevaar meer op,” is een loze belofte.

    Wapens vinden voor veiligheid

    Als de toe of afname van het aantal geweldsincidenten eigenlijk geen inzicht geven in de effectiviteit van het fouilleren dan moet de opbrengst tot de verbeelding spreken. Den Haag noemt namelijk niet expliciet dat het aantal incidenten dient te dalen als gevolg van preventief fouilleren. Het fouilleren is bedoeld om het “illegale (vuur)wapenbezit tegen te gaan, (vuur)wapens op te sporen en veiligheidsgevoelens van omwonenden en aanwezigen positief te beïnvloeden” zijn de doelstellingen in januari 2006 bij het begin van het fouilleren. In de loop der jaren komen daar “het opsporen van vuurwapencriminaliteit en ander wapengeweld” en “het voorkomen van verstoring van de openbare orde” bij.

    Over het gevoel van de omwonenden valt niets te zeggen. Geen onderzoek, geen metingen alleen incidentele gespreken, waarvan van een gesprek een korte inhoud in de stukken voorkomt. Het tegengaan en opsporen (vuur)wapenbezit en criminaliteit komt maar liefst in drie van de vijf doelstellingen voor. De gemeente schrijft dat “personen die soms of vaak met een wapen op zak lopen, dat nu minder snel zullen doen. Ze lopen immers het risico gefouilleerd te worden.” Preventief fouilleren leidt tot een afname van het wapenbezit onder ‘bezoekers’ van het risicogebied. Het aantal gevonden wapens en het aantal aanhoudingen of staande houdingen op grond van de Wet Wapens en Munitie moet afnemen. Het fouilleren zou volgens de communicatie in januari 2006 preventief werken. En wat zeggen de cijfers. Het aantal gevonden wapens was in 2006 ongeveer 11 op de 1.000 gefouilleerde personen, in 2007 22 en in 2008 20. Het aantal WWM-ers nam ook gestaag toe van 8,2 op de 1.000 in 2006 naar 14,2 in 2007 en 14,5 in 2008. Volgens de cijfers van de 29 preventief fouilleer acties neemt het wapenbezit in het risicogebied Hoefkade juist toe in plaats van af.

    Op 16 december 2002 geeft de “Bm. aan dat als er gebieden aangewezen worden als veiligheidsrisicogebied dat men de conclusie zal trekken dat, dat gebied dus onveilig is. Op grond van cijfermateriaal is er binnen Den Haag geen sprake van hoge onveiligheid in verband met wapengebruik.” Zou dit in het nood of risicogebied Hoefkade zijn gebeurd? Zou preventief fouilleren zelfs een averechts effect kunnen hebben op de veiligheid in een buurt zoals ook het geweldsincidenten overzicht suggereert? Nemen we de totaal cijfers van 2005 tot en met 2007 dan neemt eerst het aantal voorwerpen dat aangemerkt kan worden als wapen af van 337 in 2004, via 308 in 2005 naar 272 in 2006, maar stijgt in 2007 weer naar het niveau van 2005 (307). De daling en de stijging van de voorwerpen zit vooral in het aantal, dat een vergelijkbare curve vertoond. Het aantal overige objecten WWM, traangas, peperspray, hamers en knuppels stijgt gestaag en is door het fouilleren niet tot staan gebracht.

    De cijfers zeggen meer aangezien in 2006 en 2007 een onderscheid is aangebracht in wapens gevonden bij het preventief fouilleren en het fouilleren tijdens het reguliere politiewerk. Het aantal voorwerp dat naast de preventief fouilleer acties wordt gevonden daalt scherp. In 2007 nog maar 148. Dit aantal is te vergelijken met de situatie in 2004 en 2005 toen er nog niet gefouilleerd werd. De conclusie zou kunnen zijn dat er daadwerkelijk minder wapens in het gebied worden gevonden, want tijdens het dagelijkse politiewerk is dat het geval. Probleem is dat het aantal gevonden wapens bij het fouilleren sterk stijgt. Ook opvallend is dat het aantal vuurwapens dat tijdens het preventief fouilleren wordt gevonden erg gering is. In 2006 twee of drie afhankelijk van de gebruikte rapporten en in 2007 een of geen. Vuurwapens worden vooral gevonden tijdens regulier politiewerk, in 2006 18 en in 2007 9. Deze cijfers lijken te suggereren dat door de massale inzet van politie personeel tijdens fouilleeracties er minder tijd is voor het reguliere werk. Of dit ook daadwerkelijk het geval is, is niet uit de documenten te halen. Bij een aantal acties is wel achterhaald hoeveel agenten aanwezig waren. Dit ligt tussen de 60 en 120 functionarissen, in 2006 gemiddeld 100. Exacte cijfers worden niet verstrekt omdat de “bedoelde informatie bij openbaarmaking de effectieve handhaving van de openbare orde bij preventief fouilleeracties kan schaden.” (primaire besluit preventief fouilleren regiopolitie Haaglanden)

    Preventief fouilleren, een openbare orde probleem

    Kennis over het aantal actieve agenten tijdens het fouilleren zou de handhaving van de openbare orde bij acties kunnen schaden. Is er dan sprake van een mogelijk openbare orde probleem bij het fouilleren? Een doelstelling is toch “het voorkomen van verstoring van de openbare orde?” Of creëert het fouilleren zelf een openbare orde probleem?

    Het draaiboek van de actie bij de Anna Bijnslaan aan tram 9 leest als een militaristische operatie om zware criminelen in te rekenen. “Verkenningseenheden, rechercheurs, recherchedetachement, experts, (vuur)wapenspecialist, mobiele eenheid, arrestantenvervoerders, liaisons, hondenbrigade, bureaueenheden, controlegroepen, contactfunctionarissen, communicatiemedewerker, verkeersregelaars,” alles wordt uit de kast gehaald. Zonder de verkeersregelaars zou je bijna denken dat we in Tarin Kowt, Afghanistan zitten. De briefing is om 6.00 uur op het Hoofdbureau van Politie. In de gymzaal of een andere grote hal zijn alle manschappen verzameld. Voor broodjes en koffie is gezorgd. De briefing wordt gedaan door de operationeel commandant. Is er dan niemand die zegt, ‘waar zijn wij mee bezig?’ Een gigantisch politie operatie voor een de actie aan de tramhalte om scholieren, ook brugpiepers, te fouilleren. Pubers, met puistenkoppen en een grote bek als ze bij elkaar zijn, maar inkrimpen als je ze aanspreekt en apart neemt. Uiteindelijk werden er 268 personen merendeel waarschijnlijk scholieren gefouilleerd en drie mesjes gevonden die niet eens onder de Wet Wapens en Munitie vielen. Twee jongens werden aangehouden omdat ze elk een mesje bij zich hadden, niet vervolgd door justitie, maar wel verklikt door de overheid aan hun school, om maar aan te geven dat degene die niet schuldig is, wel schuldig wordt.

    Zelfs bij het evalueren wordt alles zo gebogen dat het positief is. “Om de actie te kunnen beoordelen moet daarom niet alleen worden gekeken naar het (geringe) aantal gevonden wapens, maar juist ook naar de preventieve werking.” (evaluatie tram 9 20 februari 2007) Preventieve werking? En dan duikt er plots toch iemand op die zegt: ‘Waar zijn we mee bezig?’ Tijdens de lokale driehoek van 18 januari 2007 wordt de tram 9 actie geëvalueerd. Aanwezig zijn burgemeester Deetman, de heer x, een officier van justitie, mevrouw x, de adjunct directeur Haaglanden I CvP, de adjunct directeur Haaglanden II CvP, de heer y en mevrouw y die voor het verslag heeft gezorgd. Een heer, waarschijnlijk van het openbaar ministerie, vraagt zich af of preventief fouilleren “bij het aanpakken van deze problematiek (waarschijnlijk het dragen van een mesje in de tram red.) het juiste instrument is. Het OM staat zeer terughoudend ten opzichte van een eventueel vervolg.” Deetman weet van geen ophouden. Zijn geesteskind, fouilleren aan de tram, moet doorgaan. “De burgemeester wijst erop dat een volgende actie van belang kan zijn om een goed beeld van de omvang van de problematiek te krijgen.” En de actie van 3 november 2006 werd verantwoord met: “Verder zijn er al enkele jaren verhalen over wapens op scholen en moet een keer worden uitgezocht of deze verhalen op waarheid berusten.”

    Grote aantallen agenten op straat die auto’s aanhouden, tramhaltes afzetten, passanten staande houden, fietsers en brommers sommeren, het klinkt als een verstoring van de openbare orde. Zeker het militaire karakter met hondenbrigade en andere toeters en bellen draagt daar aan bij.

    onnavolgbaar

    Weegt deze inbreuk op de openbare orde, deze verstoring van de publieke ruimte op tegen het gevonden wapentuig? Volgens de overheid wel. Op 14 september 2006 staat in het verslag van de lokale dat: “als argument voor continuering wordt aangevoerd, dat tijdens de acties relatief veel wapens zijn gevonden.” Op 24 oktober 2006 schrijft burgemeester Deetman aan de gemeenteraad: “Ook blijkt uit de politierapportage dat het aantal aangetroffen wapens in het gebied in de eerste helft van 2006 is afgenomen ten opzichte van 2005.” In 2007 zet de positieve lijn voort: “Ook blijkt uit de politierapportage dat het aantal aangetroffen wapens in het gebied in het eerste kwartaal van 2007 is afgenomen ten opzicht van dezelfde periode in 2006.” (19 juni 2007). Burgemeester van Aartsen zet de lijn van Deetman voort: “De vondsten zijn vanwege de kortere en gerichter opzet van de acties getalsmatig minder maar in verhouding met de vorige perioden nog steeds omvangrijk te noemen. Hiermee wordt het nut en de noodzaak van de acties onderstreept.” (2 december 2008) Stuk voor stuk komen al deze conclusies niet terug in de cijfers die zowel via de Wob zijn binnengekomen als op de website van de gemeente Den Haag zijn te vinden. Dat de lokale driehoek graag wil fouilleren was al duidelijk in 2002. Dat zij jaar in jaar uit Hagenaars wil lastig vallen met een bevoegdheid waarvan totaal niet vaststaat dat die zinvol is in het terugdringen van geweldsincidenten blijkt uit de keer op keer gepresenteerde analyse voor de aanwijzing van het risicogebied.

    Dat ook de door de driehoek benoemde adviescommissie steeds tot hetzelfde besluit komt, draagt bij aan het ontbreken van een kritische analyse. “Met de rapportage van het bureau (bureau Hoefkade dat ook fouilleert red.) wordt ons inziens aangetoond dat preventief fouilleren een bijdrage levert aan het verdrijven van de wapens uit dit gebeid,” schrijft de commissie op 6 november 2008. Een nieuwe ronde fouilleren is weer afgesproken. “Wapens verdrijven uit het gebied” klinkt als het over de schutting van de regio gooien van het Haagse wapenarsenaal. Of zoals de politie op 8 oktober 2002 al opmerkte over alle bijzondere bevoegdheden in het noodgebied Jan Hendrikstraat: “Tevens heeft de gerichte inzet van de surveillancedienst er toe geleid dat het voornoemde Noodgebied ‘blauw geverfd’ is, wat tot een verspreidingseffect heeft geresulteerd m.b.t. o.a. de overlast en dus ook potentieel wapenbezit.” Al roept de commissie ook hard dat van een verspreidingseffect geen sprake is. Het onderzoek naar dit effect is in de stukken niet te vinden.

    Criteria aanwijzing veiligheidsrisicogebied

    Terug naar de aanwijzing van Hoefkade tot risicogebied. In de afgelopen 3 jaar is het lot op dit gebied gevallen. De gemeente hanteert een checklist om te besluiten om een deel van de stad tot fouilleergebied te bestempelen. Het gaat om feiten en omstandigheden, objectieve en subjectieve veiligheidsbelangen, proportionaliteit en subsidiariteit, breder handhavingsbeleid, aanwijzing voor bepaalde duur en het gebied mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk.

    Wat is echter “niet groter dan strikt noodzakelijk?” In 2002 wilde de politie Haaglanden het liefst het halve centrum bombarderen tot risicogebied. Uiteindelijk is dat het noodgebied Hoefkade geworden.
    En wat wordt bedoeld met “de handhaving van de openbare orde?”
    Op 13 mei 2003 Geeft de voormalig burgemeester aan dat hij “een gebied kan aanwijzen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat er sprake is van verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.” Een argumentatie die altijd geldig is. Als er wapens in een gebied zijn, kan de openbare orde verstoord zijn of worden. Er zijn altijd voorwerpen in een gebied die gebruikt kunnen worden als wapen dus is de openbare orde altijd in gevaar. Voor een feitelijke vaststelling van de noodzaak van een aanwijzing tot risicogebied is dit criterium niet bruikbaar.

    “Niet langer dan strikt noodzakelijk” mag de aanwijzing van het gebied zijn. In 2009 wilde de politie het liefst een aanwijzing van Hoefkade voor een jaar, maar dat is niet gehonoreerd. Toch is het risicogebied Hoefkade ondertussen al twee jaar veiligheidsrisicogebied. Het “strikt noodzakelijk” lijkt te zitten in het feit dat elke aanwijzing een half jaar duurt. Er wordt geëvalueerd en vervolgens volgt een nieuwe aanwijzing. De aanwijzingen volgen elkaar steeds meer naadlos op. Het criterium niet langer dan strikt noodzakelijk staat of valt dan bij de kwaliteit van de evaluaties en de analyses.

    De politie presenteert cijfers over 2001/2002, 2004 en 2005 om de noodzaak van het fouilleren rond de Hoefkade te beargumenteren. De cijfers uit 2001 en 2002 onderschrijven de noodzaak om te fouilleren in het noodgebeid Hoefkade niet. Ook de cijfers uit 2004 en 2005 zetten daar vraagtekens bij. Zonder twijfel worden er wapens gevonden en vinden en geweldsincidenten plaats. Wordt de openbare orde echter in 2006 ernstig verstoord of bestaat de kans op die verstoring. De burgemeester betwijfelt dat in de jaren ervoor. Het is een wijk met problemen, daartoe is het aangewezen als noodgebied, maar een groot openbaar orde probleem wordt niet vastgesteld aan het eind van 2005.

    Nu kan het zo zijn dat burgers zich in het noodgebied Hoefkade onveilig voelen ook al dalen van 2004 op 2005 het aantal geweldsincidenten. Het vierde criterium voor een aanwijzing verwijst naar “een zorgvuldige afweging van de objectieve en subjectieve veiligheidsbelangen en het individuele belang van burgers.” Het subjectieve belang is het gevoel van veiligheid. De politie zegt dat ondernemers en buurtbewoners positief zijn over het preventief fouilleren. Voelden deze Hagenaren zich ook onveilig voor de invoering van het fouilleren in hun wijk? In de stukken zit geen meting naar het gevoel van onveiligheid rond de Hoefkade. De enige meting die in de buurt komt van het consulteren van het publiek is de enquête op 17 februari 2006. Van de 102 respondenten die aan het volledige interview meededen woonden slechts 39 in de wijk. Op de vraag of het fouilleren het veiligheidsgevoel verbeterd of verslechterd, antwoordt 43% van de 102 respondenten dat het veiligheidsgevoel verbeterd, 46% gelijk blijft en 11% verslechterd. Uit de cijfers is niet te achterhalen of alle respondenten uit de wijk positief of negatief over het effect van het fouilleren zijn of dat het verdeeld ligt. Het objectieve veiligheidsbelang is onduidelijk. Het lijkt logisch dat politie, justitie en de lokale overheid de veiligheid in een buurt proberen te garanderen. Het “objectieve veiligheidsbelang” klinkt als een politiek element in de discussie over preventief fouilleren en niet als een gewogen en grondige analyse van de noodzaak en het effect.

    De gemeente bekijkt ook of het middel preventief fouilleren wel proportioneel en subsidiair is. De burgemeester en de adviescommissie spreken over een zwaar of exceptioneel middel. Een bevoegdheid die slechts bij hoge uitzondering mag worden ingezet. Is de maatregel dan in verhouding met de problematiek, is de vrees voor de verstoring en de verstoring van de openbare orde zelf groot genoeg, zijn er andere maatregelen te nemen die hetzelfde kunnen bereiken en zijn “de redenen voor het aanwijzen van het gebied relevant en voldoende zijn.”
    Het militaire karakter van de operaties geven de indruk dat de burgers als verdachten worden tegemoet getreden. Door de aanwijzing van het risicogebied is dat ook het geval. Iedereen kan een wapen op zak hebben. De veiligheid van de functionarissen die aan de acties deelnemen, moet ook gewaarborgd zijn, maar daarmee wordt de onschuld van de fouilleeracties zelf vermorzeld. De wijze waarop de politie het fouilleren aan de tram met scholieren tegemoet treedt, is exemplarisch voor de wijze waarop de overheid over haar burgers denkt, inclusief brugpiepers en andere puistige tieners.
    Daarnaast kent het noodgebied Hoefkade een keur aan bevoegdheden voor de politie, nergens wordt verantwoording afgelegd over de noodzaak van die maatregelen. Als die buitengewone bevoegdheden te weinig opleveren, waarom blijven die wel van kracht. Het is logisch om een andere bevoegdheid uit te proberen, bijvoorbeeld preventief fouilleren, als die bijzondere bevoegdheden geen vruchten afwerpen. Door het stapelen van maatregelen verdwijnt het zicht op de effectiviteit van de afzonderlijke bevoegdheden en uiteindelijk op het resultaat als geheel. De politie lijkt de visie aan te hangen dat bij een zogenaamd geïntegreerde veiligheidsbeleid, in gewoon Nederlands het creëren van een oorlogszone met heel veel bevoegdheden, er uiteindelijk een maatregel zal zijn die effectief is. Nood en risicogebied Hoefkade laat het omgekeerde zien. Niet alleen het imago van de wijk heeft te leiden onder het beleid ook de veiligheid zelf.

    Als laatste criterium voor de aanwijzing is de aanwezigheid van een “breder handhavingsbeleid ter vergroting van de leefbaarheid en de veiligheid in de buurt.” Een van de argumenten voor de aanwijzing en de start van het fouilleren was dat alle extra maatregelen die in het noodgebied al genomen waren onvoldoende effect hadden. Het fouilleren werd toegevoegd aan een breder handhavingsbeleid zo oordeelt de politie. “Daarbij is ‘preventief fouilleren’ slechts één van de maatregelen uit de aanpak overlast noodgebied, een programma dat zijn kracht nu juist ontleent aan de samenhang tussen de afzonderlijke
    maatregelen. Nog steeds is consolidatie van de ingezette koers daarom opportuun en wenselijk,” schrijft de bureauchef in het evaluatie rapport aanwijzing veiligheidsrisicogebied van 4 mei 2007. “Samenhang tussen afzonderlijke maatregelen” en “consolidatie van de ingezette koers” betekent dat het bredere handhavingsbeleid alleen wordt geformuleerd in meer bevoegdheden voor de politie. “Vergroting van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt” wordt in Den Haag alleen maar bereikt door de inzet van politie lijkt het. De stukken geven geen inzicht in een meer cultureel maatschappelijke benadering.

    Zes criteria die al vier keer zijn doorgelopen voor de aanwijzing van de Hoefkade tot risicogebied. Vier keer is de aanwijzing zonder veel problemen verlopen, maar vier keer zijn er grote vraagtekens bij de onderbouwing en de betrouwbaarheid van de cijfers te zetten.

    Wapendragers

    Door het wapengeweld waarmee de overheid rond veiligheid optreedt, worden vaak de subjecten van dat beleid vergeten. Bij het fouilleren gaat het volgens de overheid om “personen die soms of vaak met een wapen op zak lopen.” Wie zijn die wapendragers die moeten worden betrapt tijdens het fouilleren. De Haagse politie heeft niet alle processen verbaal kunnen achterhalen. De aanhoudingen die wel tussen de stukken zitten schetsen een complexer beeld dan dat van simpele wapendragers die een gevaar voor de samenleving opleveren. Zo raakt de beveiliger die voor zijn eigen veiligheid een wapenstok bij zich heeft, de stok kwijt. De voetbal trainer zijn mes om fruit te schillen voor zijn pupillen, de jongeman zijn mes die hij op zijn werk gebruikte, de vrouw die een leuke gadget cadeau had gekregen en de man een erfstuk van zijn vader.

    Tijdens de actie van 20 mei 2006 wordt een auto doorzocht. De bestuurder heeft een wapenstok bij zich. Er wordt proces-verbaal opgemaakt. De verdachte werkt in de beveiliging en weet van de Wet Wapens en Munitie. Hij zegt tegen de agent dat hij de stok voor zijn eigen veiligheid bij zich heeft. “Ik ben in het verleden wel eens bedreigd met een mes en een pistool. … Ik heb vele aanhoudingen verricht ter zake diefstal en vernieling of zo. Daardoor werd ik ook vaak bedreigd van ‘ik zie je buiten wel’.” Hij had de stok gekocht in een dumpzaak en wist dat het verboden was, maar had hem in zijn auto liggen om zich veiliger voelen. Tijdens dezelfde actie wordt een bestelbus aangehouden met drie inzittenden. Er wordt een busje traangas of peperspray onder de achterbank gevonden en de mannen worden aangehouden. De bestelbus wordt door ongeveer 60 mensen van het bedrijf gebruikt, verklaren de verdachten. De man die achterin zat wordt extra verhoord. Een jongen wordt gefouilleerd en blijkt een mes op zak te hebben dat valt onder categorie IV van de WWM. Hij draagt het mes omdat hij vindt dat “Nederland steeds onveiliger wordt.” De geweldscijfers uit Den Haag ondersteunen die gedachtegang. Drie maanden geleden na de eerste fouilleer actie heeft hij het mes voor 15 euro aangeschaft. Een andere jongen heeft een boterham mes in zijn jaszak. “Dit is trouwens geen mes. Dit is gewoon voor brood of voor taart. Je kunt met dit mes niet snijden,” zegt de jongen. Tijdens het verhoor blijkt dat de jongen bang is omdat hij was lastig gevallen door een groep jongens. In een café wordt een vrouw haar aansteker afgenomen. In de aansteker zit ook een mesje “dat zijdelings middels een drukmechanisme naar buiten komt.” De eigenaresse vertelt dat een klant het voor 4 euro voor haar had gekocht. “Ik heb het mesje niet nodig. Ik had de aansteker nodig. ik vond het er verder wel leuk uit zien,” vertelt zij de agent.

    Op 8 juni 2006 wordt een jongen van 17 aangehouden met een vuurwapen met patronen. Een echte vangst, zou het fouilleren dan toch zin hebben. Het wapen blijkt kapot te zijn en de jongen zegt dat hij het in zijn zak heeft omdat “het natuurlijk niet thuis kon laten. Dadelijk zou mijn moeder het vinden,” zegt hij. Over geweld vertelt hij tijdens het verhoord dat hij “actiefilms wel leuk vindt, maar ik zou hier nooit iets mee doen.”

    Op 7 februari 2007 is een leverancier van horeca benodigdheden de klos. “Ik lever goederen af en word plotsklaps gefouilleerd, wat een heisa zeg, gelijk een vent er bij met papieren wat ik met een steekwapen in me broekzak moest. Ik heb dit mesje al 25 jaar bij me heb samen met een hobbymesje om de dozen open te snijden.
    Ik heb het gekregen van me overleden vader. Ik heb me baas verteld dat ik nooit maar dan ook nooit meer 1 stap zet in die wijk en dat ie de routes maar lekker gaat omgooien.”

    Bijna een jaar later wordt op 15 maart 2007 een jongen aangehouden die een mes in zijn sporttas heeft zitten. “Ik gebruik deze sporttas meestal als ik mijn voetbal team ga begeleiden. In deze tas zitten dan meestal twee of drie messen om het fruit te snijden en te schillen wat ik dan bij mij heb. Ik schil vaak appels, meloenen en deel dit dan aan het voetbal team uit. In de haast om naar een vriendin te gaan die mij had gebeld omdat zij wat problemen had heb ik deze tas gepakt maar niet gekeken wat er in de tas zat.” Een jongen die vrijwilligers werk vervuld en een bijdrage levert aan de samenleving wordt aangehouden voor een mes in zijn sporttas. Het mes wordt vernietigd, maar of dat de stad veiliger maakt is onduidelijk. “Ik heb het hier in Den Haag op de markt gekocht,” zegt hij. “Ik denk dat ik er ongeveer € 20,- voor heb betaald.” Dezelfde dag wordt een 34 jarige man aangehouden met een knipmes in zijn rugzak terwijl hij onderweg is naar zijn werk. “Ik vind het een klein of een normaal mes,” zegt hij. “Mijn knipmes zit al lang in mijn tas. Ik gebruikte hem eerst voor mijn werk.”

    Op 25 mei 2007 wordt een man met een halve schaar aangehouden.
    Hij heeft de schaar bij zich om zichzelf “te beschermen” zoals hij het benoemd. “Ik heb bescherming nodig. Ik word vaak gepest, ik wil me beschermen tegen deze mensen indien ze te ver gaan en geweld gaan plegen tegen mij.” Het ‘wapen’ had hij een half jaar geleden gekregen van zijn onderbuurman en zat in zijn rugzak.
    Dezelfde dag wordt een andere jongen aangehouden met twee messen in zijn rugzak. Ook hij had de messen bij zich “uit zelfbescherming.”
    “De maatschappij wordt steeds grimmiger,” legt hij de agent uit die hem verhoord. Hij is niet tegen preventief fouilleren, maar “vond de actie zelf trouwens niet echt professioneel overkomen. Nadat de messen waren aangetroffen en in een doorzichtige zak waren gedaan, was het voor die agenten niet duidelijk van wie de messen vervolgens waren. Mij is volgens mij wel 5 keer gevraagd, nadat ik dus al was aangehouden, of de messen van mij waren,” merkt hij over de professionaliteit op.

    Dit zijn nu de echte wapendragers waar preventief fouilleren op gericht is. Zorgt de aanhouding en de in beslagname van wapens die voor 15 tot 20 euro te koop zijn bij de lokale dumpzaak of op de markt voor een veiliger Den Haag? Of is het fouilleren alleen een pr maatregel van de politie zoals in de tussen evaluatie van 4 mei 2007 is te lezen. “Het instrument heeft een positief effect … op het imago van de politie.” Rond de 21.387 mensen zijn gefouilleerd om het imago van de politie op te vijzelen, is dat de zorgvuldige afweging die Den Haag voorstaat?

    Unknowns unknows

    Met de argumentatie voor de invoering van preventief fouilleren treedt de gemeente Den Haag in de in de filosofische voetsporen van de voormalig minister van Defensie van de Verenigde Staten Donald Rumsfeld. Tijdens een persconferentie op 12 februari 2002 werd de vraag gesteld: “Is there any evidence to indicate that Iraq has attempted to or is willing to supply terrorists with weapons of mass destruction?” (Is er bewijs dat Irak heeft geprobeerd of bereid is om terroristen te voorzien van massa vernietigingswapens.) Rumsfeld antwoordde op bijna poëtische wijze. “Reports that say that something hasn’t happened are always interesting to me, because as we know, there are known knows. These are things we know that we know. There are known unknowns. That is to say, there are things that we know we don’t know. But there are also unknown unknowns. There are things we don’t know we don’t know.” (rapporten die beweren dat iets niet is gebeurd zijn interessant voor mij, omdat we weten dat er ‘known knows’ zijn. Dit zijn dingen die we weten dat we ze weten. Er zijn ook ‘known unknowns’. Dat wil zoveel zeggen, dat er ook dingen zijn, waarvan we weten dat we ze niet weten. Maar er zijn ook ‘unknown unknowns’, Dat zijn dingen waarvan we niet weten dat we ze niet weten.)

    Bij de verantwoording van preventief fouilleren volgt de gemeente Den Haag een vergelijkbare redeneertrant. In het kader van het preventief fouilleren van scholieren bij de halte Anna Bijnslaan van tram 9 in Den Haag is wat we weten dat we ook echt weten dat er veel jongeren in de tram zitten. Deze jongeren zorgen voor enige overlast, zo blijkt uit beperkt onderzoek. Sommige reizigers voelen zich ook onveilig blijkt uit dit onderzoek. Deze onveiligheid en het overlast worden niet veroorzaakt door wapens, maar door de luidruchtige aanwezigheid van veel jongeren, dat staat vast. Daar zijn het jongeren voor zou je denken.

    De argumentatie voor het fouilleren in het noodgebied Hoefkade is vergelijkbaar. Er vinden geweldsincidenten plaats, dat is een ding dat zeker is. Mensen zouden zich daardoor onveilig kunnen voelen. Er is geen onderzoek naar de relatie tussen de gevoelens van onveiligheid in de buurt en de wapenincidenten, maar er zou een relatie kunnen zijn. Hoeveel wapens en daarmee worden niet de schroevendraaiers, nagelvijltjes en kleine zakmesjes bedoeld, er in het gebied bevinden is niet duidelijk. Hoefkade schat deze aantallen hoger in terwijl daarvoor de cijfers niet voorhanden zijn. “Het aantal gevallen van het bezit van een wapen mag echter aanmerkelijk hoger worden ingeschat omdat niet altijd op de juiste wijze wordt gemuteerd.” En “in het noodgebied worden dagelijks veel wapens bij aangehouden verdachten aangetroffen en bestaat het vermoeden dat dit slechts het topje van de ijsberg is.” Een ander Haags politiebureau is explicieter. Jan Hendrikstraat schrijft: “Derhalve is een meldingenratio m.b.t. het gebruik en/of bezit van een wapen nagenoeg niet weer te geven.” De politie weet het eigenlijk niet hoeveel wapens over straat gaan in de oorlogszone Hoefkade.

    Wat we weten dat we niet weten is dat de jongeren in de tram en de gebruikers van de Hoefkade massaal wapens op zak hebben. Gelukkig maar, anders zou er een alziend oog van de overheid bestaan. Of het nu om vuurwapens, stiletto’s of andere geheime wapens zou gaan. Bij een fouilleer actie op 3 november 2006 werden drie wapens gevonden, wapens die niet onder de WWM vallen. De redenering om vervolgens te gaan fouilleren was dat deze actie de eerste was dus dat niet bekend was of er wapens waren en dat een volgende actie dat zou moeten uitwijzen. Elke periode van aanwijzing wordt afgesloten met een evaluatie. Of er nu minder of meer wapens worden gevonden maakt niet uit, het vinden van wapens in het risicogebied Hoefkade wordt gebruikt om aan te geven dat preventief fouilleren noodzakelijk blijft. Minder wapens duidt op effectiviteit en meer wapens op noodzaak van het fouilleren.

    En daar komt huisfilosoof Rumsfeld om de hoek kijken. De gemeente Den Haag weet niet dat ze niet weten dat er wapens zijn bij jongeren die reizen op tram 9. Ze weten niet dat ze niet weten of er wapens zijn op tram 9. Het zou zomaar kunnen. En omdat je niet weet dat je niet weet kan het zo zijn dat het wel het geval is. En als het wel het geval is dan is het noodzakelijk om in te grijpen, want stel dat het wel zo is, ook al weet je dat niet. Er is geen verdenking, geen verdachte, en geen misdaad, maar we weten niet dat er geen verdachte of geen misdaad is omdat er geen aanwijzing toe is. We weten echter nooit dat we het niet weten, want dat weet je eigenlijk pas als er iets gebeurt, het zou namelijk wel het geval kunnen zijn, maar dat weten we niet. De onschuld is daarmee verworden tot een hypothetische schuld, die er altijd is, want onschuld bestaat niet. De overheid weet niet of ze het niet weten dat er wapens in de buurt van Hollands Spoor vinden. Het zal waarschijnlijk wel, want een schroevendraaier, schaar, zakmes is altijd wel te vinden, maar we weten het niet dat we het niet weten.

    Slavoj Zizek voegde de ontbrekende combinatie aan het gedicht van Rumsfeld toe en legt uit waarin het gevaar schuilt van een dergelijke redeneertrant. “What he forgot to add was the crucial fourth term: the “unknown knows,” the things we don’t know that we know—which is precisely, the Freudian unconscious, the “knowledge which doesn’t know itself,” as Lacan used to say. If Rumsfeld thinks that the main dangers in the confrontation with Iraq were the “unknown unknowns,” that is, the threats from Saddam whose nature we cannot even suspect, then the Abu Ghraib scandal shows that the main dangers lie in the “unknown knowns”—the disavowed beliefs, suppositions and obscene practices we pretend not to know about, even though they form the background of our public values.”

    Daarmee legt Zizek precies de vinger op de zere plek. Wat we van preventief fouilleren wel weten is dat het mogelijk discriminatoir is, stigmatiserend werkt voor de gefouilleerde mensen en de buurt en het onschuld adagium uitholt. De kleine schandalen, mensen die met hun handen tegen de muur worden gezet, bezoekers van een restaurant die lang moeten wachten alvorens hun koude eten te kunnen nuttigen, jongeren die het gevoel hebben dat bepaalde personen er extra worden uitgepikt of extra worden gefouilleerd, mensen die ouder zijn die mogen doorlopen dat zijn de zaken die we niet weten die we weten. De noodzaak van een toezichtcommissie die keer op keer moet constateren dat de politie correct haar werk heeft uitgevoerd, zegt genoeg. Het wil helemaal niet zeggen dat de politie discriminatoir en willekeurig optreedt. Nee, het geeft alleen aan dat we onze ogen sluiten ogen voor mogelijke misstanden. Een maatregel die burgers ‘gelaten’ over zich heen laten komen, is gevaarlijk omdat dat laat zien dat de overheid zijn macht aan het overspelen is. In een rechtstaat dienst dat net gebruikt te worden gebruiken zeker omdat de basis voor iets dat we niet weten dat we niet weten onmogelijk te onderzoeken is.
    cijfers uit de verslagen op een rij
    cijfers van jaar verslagen nader bekeken
    geweldsdelicten hoefkade belicht
    cijfers van het fouilleren op een rij
    voorwerpen tellen van de foto’s
    verslagen lokale driehoek preventief fouilleren de
    evaluaties preventief fouilleren Den Haag
    diverse draaiboeken preventief fouilleren Den Haag
    stukken over de aanwijzing van de risicogebieden
    commissie van toezicht en advies stukken
    politie intranet stukken preventief fouilleren
    enkele journaals preventief fouilleren
    enkele processen verbaal preventief fouilleren