• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • British Aerospace wapent zich tegen acties

    Vredesorganisatie doelwit bedrijfsspionage (deel 2)
    Ravage #14

    In de periode 1996 tot 1998 werd een Britse vredesorganisatie doelwit van een wapenbedrijf waar het campagne tegen voerde. British Aerospace had een inlichtingenbureau opdracht gegegeven alles over het werk van de actievoerders uit te zoeken. Zes personen infiltreerden en stelden stapels rapporten samen. Buro Jansen & Janssen onderzocht het materiaal.

    Zes jaar geleden ontdekte het Amsterdamse onderzoeksbureau Jansen & Janssen dat de Fransman Adrian Franks als infiltrant actief was. Adrian had de aandacht getrokken nadat hij geprobeerd had zijn contacten met een aantal activistische clubs in Nederland uit te breiden, onder meer bij een antimilitaristisch bureau en een radicale milieuorganisatie.
    De uit Equihen Plage (Normandië) afkomstige infiltrant, die zich bediende van meerdere achternamen, bleek de eigenaar te zijn van een particulier inlichtingenbedrijf dat informatie verzamelde over activisten. In september 2003 kwam de journalist David Connet van de Sunday Times een zaak op het spoor die grote overeenkomsten vertoonde met de onthulling van Jansen & Janssen.
    Het onderzoek naar Adrian Franks alias Le Chêne alias Mayer kreeg zo een bijzonder staartje. Adrian’s moeder, Evelyn Le Chêne, verzamelde in Groot-Brittannië en daarbuiten gegevens over duizenden activisten. Haar bedrijf Threat Response International werkte onder andere voor British Aerospace (BAe), ‘s lands grootste wapenexporteur.

    Rapportages
    De Sunday Times publiceerde in september 2003 twee opzienbarende artikelen, met als bron een stapel papieren met de omvang van twee dikke ordners. Rapporten gericht aan het adres van de wapenfabrikant British Aerospace (BAe). Ze bevatten informatie over het wel en wee van actievoerders verenigd in CAAT, Campaign Against Arms Trade. CAAT werd geïnfilteerd door zes, mogelijk acht, personen.
    CAAT is in het Verenigd Koninkrijk een breed gerespecteerde vredesorganisatie met een christelijke achtergrond, die lobbyt tegen wapenhandel. Ze zijn niet bijster radicaal en houden zich voornamelijk bezig met picketlines bij wapenbeurzen, lawaaidemonstraties, kaartenacties en het aanbieden van petities. De productie en export van oorlogstuig door BAe geniet de bijzondere aandacht van CAAT.
    De journalist van de Sunday Times, die zijn bronnen geheim wenst te houden, heeft ons weten te overtuigen van de authenciteit van het materiaal. De papieren omvatten voornamelijk uitdraaien van verslagen van personen en bijeenkomsten van CAAT, afkomstig van Threat Response International. De stukken waren gericht aan het bedrijf BAe.
    Hij heeft ons niet alle papieren getoond: documenten die de identiteit van de bron kunnen onthullen, en stukken die de namen van de infiltranten openbaar maakten had hij in een safe opgeslagen. Ook de persoon die hem destijds de documenten heeft overhandigd, had zelf al een selectie gemaakt van het materiaal.

    Gedetailleerd
    De eerste rapporten dateren van eind 1995, begin 1996 en zijn hier en daar wat rommelig opgesteld. Gelet op de nummering zou het wel eens kunnen duiden op het begin van de samenwerking tussen Evelyn Le Chêne en British Aerospace (BAe).
    Tussen de geanonimiseerde observaties staan suggesties over het te voeren veiligheidsbeleid van de wapenfabrikant of aanbiedingen van meer informatie. In stukken van meer recente aard zijn de analyses duidelijker gescheiden van het ruwe basismateriaal. Le Chêne ondertekende de samenvattingen van de informatie, die haar netwerk van informanten tot haar bracht, steevast met ‘source P’.
    Tussen de stukken bevinden zich gedetailleerde beschrijvingen van vergaderingen en personen, en de mate waarin men actief is. De rapporten zijn nergens aangedikt, voor zover we hebben kunnen beoordelen. Ze bevatten herkenbare informatie over de frequentie waarmee medewerkers van CAAT afwezig zijn op vergaderingen en bij acties, bijvoorbeeld vanwege hun studie of omdat ze ziek, zwak of misselijk zijn.
    De infiltranten beschrijven de nieuwkomers bij CAAT zeer uitvoerig: wie ze zijn, waar ze vandaan komen, waarbij ze actief zijn geweest, wat er voor woonadressen van hen bekend zijn, enzovoort. ‘Has a long face with a Roman nose and thick lips, ziet er een beetje Mediteraan uit, heeft een slordige baard met bakkebaarden onder een bos van lang, dik donkerbruin haar’, van die dingen.

    Bluffen
    De door de infiltranten opgestelde bevindingen bevatten ook zeer gedetailleerde beschrijvingen van de voorbereiding van vreedzame acties die door CAAT werden gevoerd: wat is precies de bedoeilng, waar gaan de actievoerders het terrein op, hoe zullen ze lopen, wie doen er aan mee, wat nemen ze ervoor mee, etc.
    Le Chêne leurt in 1997 met haar database die 148.900 namen van vakbondsleden, de CND (campagne voor nucleaire ontwapening), actievoerders, milieuactivisten, etc. bevatten. Ze bluft ook, zoals over de hardcore groep activisten, zo’n 200 in totaal, waarvan ze beweert uitgebreide profielen aan BAe te kunnen leveren, inclusief de verzekeringsgegevens en eventueel strafblad van de personen.
    Die service, inclusief updates, kost de wapenproducent gedurende 48 weken per jaar 200 pond per naam en 225 pond als je het hele jaar rond voorzien wilt worden. Evelyn Le Chêne heeft ook zicht op de financiën van CAAT (bankafschriften) en weet zelfs te achterhalen hoe het geld anoniem is gestort en op welke bank dat terug te voeren is.
    Verschillende keren is er in de stukken te lezen dat er diskettes vol belangrijke informatie van CAAT in de aanbieding zijn, of prints van de directories van de computer van activisten. Ook is er uit de stukken af te leiden hoe een van de infiltranten aanbiedt, en nogal aandringt, om bij CAAT nieuwe computers te installeren.

    Adviezen
    Evelyn Le Chêne geeft uitvoerige adviezen aan BAe hoe te reageren op voorgenomen acties. Als CAAT een ‘Rapid Response Network’ heeft georganiseerd dat een ‘die-inn’ wil houden voor het parlementsgebouw in Londen op de donderdag nadat bekend is gemaakt dat de Hawk gevechtsvliegtuigen aan Indonesië zijn geleverd, adviseert ze de wapenleverancier niet te lang te wachten met die bekendmaking.
    ‘Hoe langer je met de bekendmaking wacht, hoe effectiever het protest zal zijn – zelfs het weer (in het voorjaar steeds mooier) is een factor van betekenis voor het aantal te verwachten demonstranten’, zo rapporteert zij. Ze stelt voor de levering van de gevechtsvliegtuigen vlak voor pasen officieel bekend te maken. De actiedag van CAAT valt zo in het water omdat het parlement met reces is.
    Omdat CAAT de strategie hanteert om de actievoerders te laten arresteren – hetgeen rechtszaken oplevert waarmee weer publiciteit wordt gegenereerd voor het doel van de actie – stelt Le Chêne aan BAe voor dat het wapenbedrijf ook druk uitoefent op de politie om zo min mogelijk personen op te pakken.
    Bij grotere acties worden andere afwegingen gemaakt. De voorkennis die ze heeft over de demonstraties bij de zestig Britse vestigingen van BAe wordt gebruikt om mensen die het terrein betreden op te kunnen pakken waarna een straatverbod er voor zorgt dat ze niet meer terug kunnen komen.

    Tegenwerking
    Ook op andere manieren wordt het werk van de vredesorganisatie CAAT ernstig belemmerd. Dankzij haar infiltranten komt Le Chêne erachter dat CAAT de persberichten afkomstig van BAe doorgefaxt krijgt van de BBC afdeling Foreign Affairs. Haar advies aan BAe: de BBC het liefst voortaan helemaal niets meer sturen, of als het niet anders kan pas op het allerlaatste moment.
    Le Chêne is er ook op tegen om in te gaan op het verzoek van CAAT om hen een exemplaar van het handboek van de Defense Manufacturers Association toe te sturen. ‘Zo’n up-to-date overzicht van alle wapenfabrikanten scheelt CAAT 100 procent onderzoekstijd, en maakt ze 200 procent slagvaardiger’, waarschuwt ze.
    Anderzijds doet Le Chêne niets met de voorkennis die ze in huis heeft over een actie waarbij verf gegooid zal worden op een waterkanon dat gereed staat voor de export naar Indonesië. De actie kan gewoon doorgang vinden, omdat de eigenaar van het waterkanon geen klant is van het inlichtingenbureau van Le Chêne…
    Verschillende malen stelt Le Chêne aan BAe voor om de betrokken actiegroepen in een kwaad daglicht te stellen, bijvoorbeeld door ze bewust desinformatie over het wapenbedrijf in handen te geven. In de tijd dat Greenpeace uitglijdt over de Brent Spar, schrijft ze aan BAe: ‘Misschien is het nu tijd om nog eens verder na te denken over het idee om het verhaal over de Hawks in Indonesië onderuit te halen.’

    Provocatie
    Het is ronduit fascinerend om de infiltrant Adrian Franks, in 1996 ook in Amsterdam actief, op te zien duiken in de rapportem. Je kan z’n gangen vrijwel op de voet volgen: hoe hij geïntroduceerd wordt bij ENAAT, het European Network Against Arms Trade, en over de wijze waarop hij zich in Nederland bij het antimilitaristische onderzoeksbureau AMOK voor moet stellen.
    Het is grappig om te lezen dat Adrian ook irritatie opwekt binnen actiegroepen, bijvoorbeeld nadat hij heeft voorgesteld om tegen de Eurosatury wapenbeurs in Parijs (1998) radicalere acties te gaan voeren. ‘Paris Air show. Tot drie keer toe geprobeerd acties voor te stellen, iedereen luisterde goed, maar niemand gaf enige sjoege. Nog verder aandringen zou niet slim geweest zijn met oog op de eigen veiligheid.’
    Van Adrian Franks/Le Chêne is genoegzaam bekend dat hij voorstellen deed voor radicalere acties. Hij probeerde geregeld mensen aan te zetten tot meer geweld dan ze zelf van plan waren. Dit kan tot doel hebben gehad om politie-optreden uit te lokken bij een picketline waardoor het vreedzame karakter van het protest wordt verstoord.
    Op vergaderingen had het in ieder geval een storend effect; aanwezigen ergerden zich aan Adrian’s opstelling en coalities met bijvoorbeeld Amnesty International liepen stuk op het kennelijke gebrek aan overeenstemming. In die zin was Adrian zelfs meer dan een infiltrant; hij was tevens een provocateur.
    Evelyn Le Chêne deed vaker voorstellen om mensen of groepen in diskrediet te brengen. Van meer mensen is bekend dat ze in opdracht en betaald actief werden bij CAAT, erop uit gestuurd als infiltrant. Anderen gaven alleen informatie door, waarvoor ze al dan niet een vergoeding kregen. Iemand die dergelijk werk levert heet in het jargon informant.
    Aan de hand van de gegevens in de stukken van de Sunday Times is het overigens moeilijk te beoordelen of het bij CAAT om infiltranten ging of om informanten. Om haar bronnen te beschermen, beschrijft Le Chêne in de rapportages iedereen die in de groep actief is op dezelfde manier. Dat geldt onder meer voor ‘Allen Fossey’ die in opdracht van Le Chêne als infiltrant in z’n eentje een actiegroep tegen BAe oprichtte. Het doen en laten van Fossey wordt net zo uitvoerig beschreven als dat van de anderen.

    Redenen
    Dat BAe zoveel geld en energie stak in het in de gaten houden van zo’n relatief brave club als CAAT én om zoveel mensen te hebben in zo’n relatief klein netwerk, is nogal wat. Maar de belangen zijn dan ook groot. Eén geslaagde campagne kan het verlies van grote orders betekenen. Bovendien was CAAT, en vooral Martin Hogbin die de leiding had over de campagne tegen BAe, goed in netwerken.
    Of misschien was het voor BAe gewoon makkelijk om op deze manier veel informatie te verkrijgen. Op hun begroting maakt het niet zoveel uit. Ten opzichte van de inmiddels bekend geworden steekpenningen-affaires, waaruit is gebleken dat Saoedische prinsen door BAe voor miljoenen euro’s werden gefêteerd, zijn de uitgekeerde bedragen voor spionage-doeleinden peanuts.
    Bovendien kan er ook sprake zijn van samenwerking tussen de overheid en het inlichtingenbureau Threat Response International. De nauwe band van de directie met de officiële inlichtingendienst maakt het niet onwaarschijnlijk dat de informatie die werd ingewonnen over CAAT ook gedeeld werd met deze dienst.
    Sterker nog, het lijkt er verdacht veel op dat Le Chêne het werk in opdracht van de inlichtingendienst deed en het op gegeven moment deels geprivatiseerd heeft. In dat scenario heeft zij de dienst verlaten, nét als de andere directeuren van haar bedrijf (zie kader), of is het een spin-off van haar officiële werk en verdient ze er op deze manier een leuk zakcentje bij.

    Liverpool
    De Australiër Ciaron O’Reilly is een van de weinige activisten van CAAT die onlangs naar buiten trad over zijn ervaringen met Fossey, de infiltrant die geheel op kosten van Threat Response actief was in Hull (zie deel 1, Ravage #13). De groep van Ciaron, de Liverpool Catholic Worker, werd in 1996 in Liverpool opgericht nadat vier vrouwen een Hawk gevechtsvliegtuig op een basis van BAe met hamers hadden bewerkt, zonder dat er beveiliging kwam opdagen.
    Na de actie dansten de vrouwen voor het oog van de beveiligingscamera’s en belden zelf eerst met de pers en vervolgens met de beveiliging waarna men gearresteerd werd. Het proces tegen deze actievoerders had een bijzonder verloop – de vrouwen werden vrijgesproken op morele gronden – kreeg veel aandacht en gaf de groep een enorm momentum.
    Er werd een actiecentrum opgericht in Liverpool waar vluchtelingen uit Oost-Timor – slachtoffers van de BAe-Hawks – onderdak vonden en van waaruit met ondersteuning van buurtbewoners actie werd ondernomen tegen de vliegtuigfabriek van BAe.
    Infiltrant Fossey verlegde zijn activiteiten eind 1996 voor een groot deel van Hull naar Liverpool, nadat de Liverpool Catholic Worker het centrum was geworden van geweldloze actie tegen BAe. Toen Ciaron in 1998 terugging naar Australië, zag Fossey zijn kans schoon het project om zeep te helpen. Hiervoor speelde hij mensen tegen elkaar uit, en maakte hij Ciaron zwart bij de nieuwkomers in het centrum.
    Na een jaar keerde Ciaron terug en was er van het geïnspireerde verzet niets meer over. De solidariteit onder buurtbewoners bleek verspeeld, en de kerk, die het centrum tot dan toe onderdak had verleend, wilde de tent sluiten. Fossey kwam Ciaron van het vliegveld afhalen met het ontruimingsbevel van de priester in zijn hand.
    Dat Fossey twee jaar lang kon infiltreren, de boel kon verraden en kon profiteren van een omgeving van vredelievende mensen uit Oost-Timor – veelal slachtoffers van marteling – geeft ‘the depth of evil aan, die we tegen komen in dit werk, het slechtste in de mens’, schreef Ciaron destijds na publicatie van de artikelen in de Sunday Times op de Indymedia-site van Brisbane.

    Geen uitzondering
    Het is onbekend of er in het verleden of heden meer organisaties en actiegroepen geïnfiltreerd zijn zoals CAAT destijds. Helaas is er nog geen intern onderzoek gestart binnen de actiegroepen die eveneens worden genoemd in de rapportages van Le Chêne, zoals de Newbury Roadprotesters.
    Gezien de banden van een van de directieleden van Threat Response International met Group 4 (zie kader), ligt het voor de hand dat Le Chêne ook daar meerdere infiltranten in had zitten dan alleen haar zoon Adrian. In de anonieme brief die we in 1996 in handen kregen, worden ook andere bedrijven genoemd waarvan Adrian beweerde voor te werken, onder andere Rio Tinto en een defensiebedrijf in Frankrijk.
    Vergeet ook niet dat het bedrijf van Le Chêne niet het enige private intelligence bureau is. Er zijn veel meer personen afkomstig uit inlichtingendiensten die voor het bedrijfsleven hebben gekozen.
    In 2002 publiceerde buro Jansen & Janssen over het Britse bedrijf Hackluyt dat via een documentairemaker in Duitsland, Manfred Schlieckenrieder, informatie verzamelde over allerlei milieugroeperingen in heel Europa, onder andere op opdracht van BP en Shell. (Ravage #2 van 02-02-01)

    Ongeloof
    Zonder de hulp van de gedupeerde personen waar om het gaat, de mensen van CAAT zelf, kan dit onderzoek niet goed worden afgerond. Helaas kiest CAAT er voor voorlopig niet in de publiciteit te treden over het gebeuren.
    Een dergelijke opstelling is kenmerkend voor actiegroepen die zoiets overkomt. Men kan gewoon niet geloven dat iemand met wie men zo lang zo intensief heeft samengewerkt, fout kan zijn. De boodschapper krijgt de schuld, dat is de meest stereotype reactie.
    CAAT is door de affaire enorm in verlegenheid gebracht. Het bestuur van de stichting voelt zich als werkgever verantwoordelijk voor de mensen die men in dienst heeft, en voor de privacy van werknemers, vrijwilligers en ondersteuners. Een commissie van wijze mensen heeft een relatieve buitenstaander benaderd om de zaak tot op de bodem uit te zoeken.
    Deze commissie bracht na een paar maanden verslag uit, in februari van dit jaar, en op basis daarvan is er een formele aanklacht ingediend tegen campagneleider Martin Hogbin vanwege het overtreden van de Data Protection Act. The Office of the Information Commissioner, een instantie, vergelijkbaar met het College Bescherming Persoonsgegevens, onderzoekt nu of de feiten ernstig genoeg zijn om tot vervolging over te gaan. Zij rapporteren direct aan het parlement.
    Anders dan in Nederland heeft deze Commissie wel de bevoegdheid gegevens op te vragen bij telefoonmaatschappijen, internetproviders en bij politie, justitie en inlichtingendiensten om te verifiëren of de aangifte klopt. Zo zouden zij in staat moeten zijn uit te zoeken aan wie Martin Hogbin zijn emails richtte, en of diegene(n) in verbinding hebben gestaan met BAe of Evelyn le Chêne.

    Open vragen
    ‘Na zorgvuldige afweging van alle mogelijkheden’, zo schrijft CAAT in een persverklaring op de website, ‘leek dit de beste mogelijkheid om Evelyn Le Chêne en BAe verantwoordelijk te stellen voor wat ze hebben gedaan. Er zijn nu eenmaal weinig of geen wetten die het infiltreren van een organisatie onder valse voorwendselen strafbaar stellen…’
    De houding van CAAT is te billijken, maar spijtig. We kunnen veel leren van de infiltratie-geschiedenis waarover nu teveel vragen onbeantwoord blijven. CAAT heeft weliswaar één medewerker ontslagen en aangeklaagd, maar wat is er gebeurd met de verdenkingen tegen de andere personen? Hoe heeft de groep interne onzekerheden weten op te lossen? Hoeveel heeft de kwestie stukgemaakt? Heeft het consequenties gehad voor de screening van nieuwkomers? Kun je nog wel een open organisatie zijn, zonder paranoia te worden?
    ‘Fossey’ uit Hull is, samen met de onthullingen, uit het zicht verdwenen. Andere personen uit de periode 1996-1998 op wie een verdenking rustte hadden kennelijk een minder centrale rol, maar zijn die dan zoveel jaar na dato echt niet meer te achterhalen? Zijn ze niet elders actief geworden? Het zou de moeite lonen een schaderapport op te stellen waar ook andere actiegroepen iets aan kunnen hebben.

    Eveline Lubbers
    Wil van der Schans

    Threat Response International

    Evelynn Le Chêne is niet de enige eigenaar van Threat Response International. Het bedrijf is gevestigd Gillingham, slechts een paar kilometer verwijderd van Rochester, waar de speurtocht van Jansen & Janssen in 1998 eindigde. Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt het bedrijf opgericht te zijn in augustus van dat jaar, een maand nadat Adrian’s connectie met Risk Crisis Analyses naar buiten werd gebracht.
    Le Chêne beweegt zich al sinds de Tweede Wereldoorlog in kringen van inlichtingendiensten, ministeries en defensie-organen, een connectie die tot stand kwam nadat ze trouwde met Pierre Le Chêne, een voormalige Britse agent die actief was voor de SOE in bezet gebied in Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog.
    David Connet van de Sunday Times ontdekte dat ze lid is van de Special Forces Club, een exclusieve club voor medewerkers van inlichtingendiensten. Evelyn Le Chêne stond ook bekend als anti-communist campaigner en was onder andere voorzitter van de West European Defence Association.
    Volgens onderzoeksjournalist Kevin Dowling werkte zij jarenlang voor het ministerie van Defensie, was ze een consultant over chemische en biologische oorlogsvoering en adviseerde ze het ministerie over Afrikaanse Zaken. De link met Afrika komt terug in haar betrokkenheid bij KAS Enterprise, de huurlingenfirma van David Stirling tijdens en bij Operatie Lock in 1986.
    Dat was kort samengevat een programma van het Wereldnatuurfonds tegen stropers in de wildparken in zuidelijk Afrika, die in samenwerking met Zuidafrikaanse elite-eenheden uitliep op een actie tegen anti-apartheidactivisten die van dezelfde sluipwegen gebruik maakten om wapens over de grens te brengen. Prins Berhard heeft daar nog geld in gestoken, een schandaal dat eind jaren ’80 de kranten haalde.
    Naast Evelyn Le Chêne bestaat de directie van Threat Response International uit Barrie Gane en Robert Hodges. Het bureau is één van de vele spelers in de geprivatiseerde Britse inlichtingenwereld. Zowel Le Chêne, Gane als Hodges zijn voormalig overheidsfunctionarissen, actief op het terrein van inlichtingen en Defensie. Barrie Gane was begin jaren ’90 bijvoorbeeld de beoogde opvolger van het toenmalige hoofd van MI6, Sir Collin McColl. Nadat hij na een modernisering van MI6 de dienst in 1991 verliet stelde Gane zijn kennis en netwerk beschikbaar voor de privé-inlichtingendiensten. Direct na zijn vervroegde pensioen bij MI6 trad hij in dienst bij Group 4, Engeland’s grootste beveiligingsbedrijf.
    Volgens Corporate Watch is Barrie Gane een van de belangrijkste voormalige inlichtingenofficieren die zijn diensten aanbood aan de privé-sector. Een woordvoerder van Group 4 bevestigde in 1999 dat ‘de kennis van Gane van internationale zaken goed bruikbaar is voor de ontwikkeling van onze strategie en internationale groei’. (Corporate Watch, 1999). Uit de registratie bij de Kamer van Koophandel blijkt Gane al vanaf de oprichting van Threat Response International directeur te zijn bij het bedrijf.
    Uit de documenten die de journalist Connet toegespeeld kreeg en uit zijn eigen onderzoek blijkt dat Threat Response International in opdracht van Group 4 ook jarenlang milieuactivisten tegen de bouw van snelwegen, zoals Reclaim the Streets, in de gaten hield.
    De relatie tussen Group 4 en Threat Response International lijkt het intensiefst te zijn geweest in de periode dat het verzet tegen de Newbury Bypass op z’n hoogtepunt was. Eind jaren ’90 bezetten duizenden mensen stukken land ter voorkoming van de aanleg van deze 15 km snelweg. De kosten voor het bouwproject liepen op tot £74 miljoen waarvan eenderde, £24 miljoen gespendeerd werd aan beveiliging.
    Connet beschikt over verschillende met een casette-recorder vastgelegde gesprekken waarop Evelyn Le Chêne zegt dat ze regelmatig informatie van haar agenten doorgaf aan Group 4. Ze zei dat ze permanent agenten had geplaatst bij Newbury en dat deze zeer vertrouwelijke informatie over actievoerders doorgaven aan het bedrijf.
    Uit de documenten blijkt ook dat ook onze Adrian Franks/ Le Chêne infiltreerde binnen actiekringen van Newbury. Ook hier gebruikte hij zijn betrokkenheid bij de Franse fake-organisatie Eco-Action als dekmantel.
    Geconfronteerd met de bevindingen van Connet gaf een woordvoerder van Group 4 onmiddellijk toe dat het bedrijf informatie over actievoerders kocht: ,,We hebben zeker informatie ingewonnen over de protestgangers. Het is het soort informatie dat je opvangt als je in de kroeg een biertje drinkt, maar wel van belang is voor onze klanten. We wilden graag weten waar ze acties voerden.”