• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Spioneren en opsporen in de regio

    Uit : VD-Amok-special over inlichtingendiensten
    december 1998

    Na de Tweede Wereldoorlog is er, met de Gestapo in het achterhoofd, beslist dat de bevoegdheid tot opsporing door de politie en het inwinnen van inlichtingen strikt gescheiden moeten zijn. Toch kreeg ieder politiekorps in Nederland een aantal agenten in dienst die behalve het opsporen van wetsovertreders ook inlichtingen moeten verzamelen. Wat was in de laatste 50 jaar de praktijk en wat regelt de nieuwe wet over dit onderwerp. In een aantal artikelen van het ontwerp voor de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) is de samenwerking van de nieuwe BVD, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), met andere instanties geregeld.1 De tekst van artikel 55 is hetzelfde als die van artikel 18 van de huidige wet.2 In het artikel wordt het werk van politieambtenaren voor AIVD geregeld. Die politiemensen houden door het artikel hun meervoudige taak. Naast hun politiewerk een taak voor het Nederlandse inlichtingenwezen. Zo vanzelfsprekend als het artikel in het wetsontwerp is opgenomen is het allerminst. Niet alleen wordt het personeelsbestand van de AIVD er behoorlijk groter door. Ook de actieradius en bevoegdheden breidt het danig uit. De artikel 55-AIVD’er is zowel politieambtenaar als AIVD’er.

    Dienst met twee petten
    De samenwerking tussen politie en de BVD liep tot 1994 via de Plaatselijke Inlichtingendiensten (PID) die onderdeel waren van de 148 gemeentelijke politiekorpsen. De PID’s zijn bij de regionalisering van de politie in 1994 samengegaan met de Districts Inlichtingendiensten (DID’s, van de voormalige Rijkspolitie) in 25 Regionale Inlichtingendiensten (RID’s).3 De RID’s behielden dezelfde taken als de voormalige PID’s. Momenteel zijn zo’n 130 fulltime RID-medewerkers werkzaam. AIVD-medewerkers krijgen volgens artikel 9 van het wetsontwerp geen opsporingsbevoegdheid.4 Daarmee wordt de lijn van de huidige wet gevolgd. Al direct na de Tweede Wereldoorlog is er, met de Gestapo in het achterhoofd, beslist om een dergelijke bevoegdheid niet aan de geheime dienst toe te kennen. Ook RID-medewerkers hebben op basis van het artikel, op het moment dat zij AIVD-werk doen, geen opsporingsbevoegdheid. Die RID’ers verrichten echter ook werkzaamheden op grond van de Politiewet. Het betreft werkzaamheden ten behoeve van het regionale openbare ordebeleid. Als zij dergelijke werkzaamheden verrichten, beschikken ze wel degelijk over opsporingsbevoegdheden.
    Artikel 14 van het ontwerp voor een nieuwe WIV schrijft voor dat een strikte scheiding dient te bestaan tussen bij de RID’s aangehouden AIVD-gegevens en gegevens voor de openbare orde. Ook dit voorschrift is overgenomen uit de huidige WIV. De aanwijzing van politieagenten als AIVD-ambtenaren zadelt hen met een onmogelijke taak op. Zij zullen een zeer nauwkeurige scheiding dienen aan te brengen in organisatorisch opzicht en feitelijk handelen. Dit om vermenging van bevoegdheden en registraties tegen te gaan en de duidelijkheid voor de burger te garanderen. Tijdens de parlementaire behandeling van de huidige WIV, in de jaren tachtig, is door de regering gesteld dat de RID’ers het verzamelen en registreren van gegevens strikt gescheiden dienen te houden van de overige politietaken.5 Benadrukt werd dat de strikte scheiding tussen werkzaamheden in het kader van de WIV en de Politiewet ook in personele zin doorgetrokken was. De praktijk blijkt echter anders.6
    Uit een in 1995 door de Vereniging SIP-Nijmegen gehouden enquête onder de 25 politieregio’s blijkt dat bij alle RID’s eenzelfde praktijk bestaat. Alle RID-medewerkers hebben een algemene taakstelling. Zij verrichten zowel WIV-werkzaamheden als politiewerkzaamheden. Zij doen dat bovendien onder leiding van een hoofd RID. Bovendien blijkt in de praktijk dat informanten of agenten benaderd en gerund worden ten behoeve van beide taken.7 Gegevens verwisselen, naar eigen behoefte en inzicht van de RID’er, van kast of computer. Dit schuiven met gegevens werd in 1993 vastgesteld door een medewerker van de Registratiekamer. Deze verrichtte toen op verzoek van de rechtbank in Arnhem onderzoek naar de gegevensbestanden bij de RID in Nijmegen. In een gegevensbestand met betrekking tot extreem-rechts, dat was aangelegd ten behoeve van het openbare ordewerk, vielen de onderzoeker de nodige hiaten op. Een RID-medewerker vertelde hem dat het voorkwam dat gegevens, op het moment dat men dat nodig achtte, verhuisden naar de BVD-bestanden.

    Taakstelling
    Ook de ruime taakstelling uit de WIV maakt de scheiding tussen AIVD-werk en politiewerk schimmig. Een RID’er houdt zich op basis van de Politiewet bezig met informatievergaring over (dreigende) openbare ordeverstoringen met een regionaal karakter. Op grond van de WIV houdt hij zich bezig met bedreigingen van ‘het voortbestaan van de democratische rechtsorde’, ‘de veiligheid van de staat’ en ‘andere gewichtige belangen van de staat’. Als gevolg van kritiek van de Tweede Kamer tijdens de totstandkoming van de huidige WIV, is met name het laatste begrip door de regering ingeperkt. Zo zou eventuele bemoeienis van de BVD met plaatselijke openbare zaken zich moeten beperken tot ernstige openbare ordeverstoringen, die heimelijk voorbereid zijn en een politiek oogmerk hebben. Met dit ‘politieke oogmerk’ wordt bedoeld dat de openbare ordeverstoring gericht dient te zijn op het ‘veroorzaken van politieke instabiliteit’.8 Ook tijdens de mondelinge behandeling van de huidige wet werd door de regering benadrukt dat BVD-bemoeienis met plaatselijke kwesties zeer beperkt moet worden gezien.9
    Na deze, op nadrukkelijk verzoek van het parlement, restrictieve omschrijving van het begrip ‘andere gewichtige belangen van de Staat’, heeft zich een ware wildgroei voorgedaan in taken die de BVD zich heeft toegeëigend. In de afgelopen twee jaar is in Nijmegen gebleken dat de RID zich ten behoeve van de BVD heeft beziggehouden met het buurtverzet tegen een omstreden nieuwbouwproject, de bezoekers van een gekraakt eetcafé, lokale kraakacties, de leden van een voedselcoöperatie. Het betreft grotendeels onderwerpen waar de RID zich ook mee bezighoudt ten behoeve van het regionale openbare ordebeleid. Door de brede taakstelling van de AIVD en de wijze waarop de RID’s zijn georganiseerd en hun dubbele taakstelling, blijkt iedere scheiding een academische.

    Voortgang twee-petten-model
    Uit de Tweede Kamer is al vaker kritiek gekomen op de samenwerking van de BVD met de politie. Tijdens de plenaire behandeling van de huidige WIV noemde het PvdA-kamerlid Hummel het werk van politieagenten voor de BVD “onverteerbaar, onbegrijpelijk en uitzonderlijk onverstandig…”.10 De fractie van de D66 vreesde verwarring bij de burgers en prefereerde plaatselijke BVD’ers, naast het politieapparaat.11 Pleidooien voor regionale BVD-afdelingen zijn wel vaker gehouden. Voor de duidelijkheid zou het een stuk beter zijn. Je weet wie je voor je neus hebt en welke bevoegdheden de betreffende persoon heeft. Toch is telkens de voorkeur gegeven aan de inlichtingenambtenaren bij de politie.
    Ook in het nu voorliggende ontwerp van een nieuwe wet is het twee-petten-model weer opgenomen. Het werk van politieagenten voor de AIVD is misschien gebruikelijk maar, zeker gezien andere bepalingen in de WIV, niet nodig. Op basis van die andere artikelen kan de AIVD immers al over alle gegevens beschikken waar de politie over beschikt of die politieagenten ter ore komen. Zo was en wordt in de wet voorgeschreven dat de AIVD zich tot iedereen kan wenden om gegevens te verkrijgen (art. 17.1 WIV-nieuw). In het bijzonder worden genoemd, bestuursorganen, ambtenaren en houders van persoonsregistraties.12 De artikelen 56 en 57 WIV-nieuw gaan nog verder. Zij verplichten leden van het openbaar ministerie en politiemensen mededeling te doen aan de AIVD en MIVD van alle verkregen gegevens die voor de diensten van belang kunnen zijn. Door deze twee artikelen zijn de diensten verzekerd van alle ‘nuttige’ informatie die bij de politie voorhanden is. Geconcludeerd moet daarom worden dat de staat het werk van politieagenten voor de AIVD handhaaft omdat de vermenging van bevoegdheden goed uitkomt. Het ontwerp van een nieuwe WIV hinkt, net als de huidige wet, op twee gedachten. Of men dient te erkennen dat men een vermenging van bevoegdheden wenst en de artikelen 9 (geen opsporingsbevoegdheden voor AIVD-medewerkers) en 14 (scheiding van gegevens en werkzaamheden t.b.v. AIVD en politie) te schrappen. Of men stelt juist de scheiding voorop en schrapt artikel 55 (werk politieambtenaren t.b.v. de AIVD). In dat laatste geval bieden andere artikelen voldoende mogelijkheden om aan de ‘benodigde’ informatie te komen.

    Louis Sévèke

    Louis Sévèke werkt bij het Onderzoeksbureau Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (OBIV). Tevens is hij voorzitter van de Vereniging Steunpunt Inzage PID-Nijmegen. Zowel het SIP als het OBIV zijn te bereiken via Postbus 1501, 6501 BM Nijmegen. Tel 024 – 3233586.

    Het OBIV is in de zomer van 1993 opgericht en doet onderzoek naar het functioneren van geheime diensten in de regio Nijmegen. Het OBIV verzamelt documentatie en literatuur over inlichtingen- en veiligheidsdiensten, interviewt betrokkenen en ondersteunt personen en organisaties, die geconfronteerd worden met die diensten.

    Noten:

    1) Ondermeer de art. 9, 14, 17.1 onder a en b, 35-40 en 55-58.

    2) Het artikel luidt, voor zover hier relevant: lid 1. De korpschef van een politiekorps, de commandant van de Koninklijke marechaussee, het hoofd van de directie douane-aangelegenheden van het Ministerie van Financiën verrichten werkzaamheden ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

    lid 2. Onze Ministers onder wie de bij of krachtens het eerste lid bedoelde ambtenaren ressorteren, onderscheidenlijk de korpsbeheerders van een regionaal politiekorps wijzen in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken ondergeschikten van deze ambtenaren aan tot de feitelijke uitvoering van en het toezicht op de aldaar bedoelde werkzaamheden.

    3) Volgens resultaten van een enquête onder de 25 politieregio’s door de Vereniging Steunpunt Inzage PID-Nijmegen uit 1995.

    4) TK 1983-1984, 17 363, nrs. 6 en 7, pp. 13-15.

    5) TK 1984-1985, 17 363, nr. 12, p. 6.

    6) De Vereniging Steunpunt Inzage PID-Nijmegen is in februari 1992 opgericht en voert voor haar leden, zeventig organisaties en personen, procedures ter verkrijging van zelfbeschikkings- en inzagerecht m.b.t. dossiers bij politie- en inlichtingendiensten (met name RID, BVD en MID).

    7) Agenten zijn burgers die ten behoeve van een inlichtingendienst infiltreren in (actie)groepen en actief informatie verzamelen. Zij worden begeleid (gerund in het jargon) door medewerkers van de dienst. Informanten bevinden over het algemeen al in een informatiepositie en worden eenmalig, of zo nu en dan benaderd door een medewerker van een inlichtingendienst. Zij worden niet zo intensief begeleid als de agenten. Beiden worden in de volksmond informant of infiltrant genoemd.

    8) TK 1984-1985, 17 363, nr. 12, p.6.

    9) Vgl. ondermeer: Handelingen Tweede Kamer, 6 november 1985, p. 1133; Handelingen Eerste Kamer, 1 december 1987, p. 8-219.

    10) Handelingen Tweede Kamer, 30 oktober 1985, p. 946.

    11) TK 1982-1983, 17 363, nr. 5, p. 9.

    12) Hoe makkelijk gegevens worden verstrekt valt te lezen in de zaak uit een rapport van de Nationale Ombudsman (NO) van 21 april 1997 (nr. 97/155). In de betreffende zaak werden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), volgens vast beleid van de staatssecretaris van Justitie, aan de BVD gegevens verstrekt over een Palestijnse asielzoeker. Die gedraging werd door de NO als behoorlijk beoordeeld.