Sorgdrager stelt nieuwe openbare orde wetten voor,
Europa werkt aan een nieuw artikel 140
Eind november behandelde de Commissie Justitie van de Tweede Kamer een brief van minister van justitie Sorgdrager over de arrestaties bij de Eurotop. Sorgdrager reageerde met die brief op de evaluatie van de Amsterdamse driehoek van de Eurotop. Net als de Amsterdamse driehoek vindt Sorgdrager, dat ondanks het niet vervolgen van de arrestanten, de beslissing om art. 140 te gebruiken bij Vrankrijk terecht is. Ze baseert haar mening op een ambtsbericht van het College van Procureurs-Generaal d.d. 18 november 1997. Daarin wordt gesteld dat ‘alle toen beschikbare, nu ook ter tafel liggende informatie erop wijst dat een criminele organisatie gevormd was’. Docters van Leeuwen stelt in dit ambtsbericht dat strafrechtelijke vervolging niet plaats kon vinden omdat ‘de voor deze bewijsvoering noodzakelijke huiszoeking in Vrankrijk afgelast is moeten worden, was uiteraard niet te voorzien, evenmin als het feit dat inlichtingen van de BVD waarop de beleidsbeslissing tot optreden gebaseerd was, juist bleken, maar naderhand niet geconcretiseerd in termen van individuele personen’. Justitie blijft er dus wel bij dat er in termen van een organisatie gedacht kan worden. Dat het individuele bewijs niet geleverd kan worden ligt niet aan de politie. maar aan de arrestanten die niet meewerken.
Natuurlijk weten ze wel beter, alleen moeten Vrakking en Patijn gespaard worden. Docters van Leeuwen eindigt het ambtsbericht met de opmerking dat ‘voor toekomstige grootschalige en gewelddadige acties artikel 140 door de jurisprudentie een beperkte betekenis heeft als grondslag voor strafrechtelijk optreden’. De jurisprudentie waar Docters van Leeuwen op doelt is het treffen tussen Ajax- en Feyenoordsupporters in Beverwijk. ‘Daarin bleek het niet mogelijk om twee groepen, over wier planmatige en systematische gewelddadigheid -gezien de uitgesproken veroordelingen- geen verschil van mening mogelijk is, veroordeeld te krijgen voor deelname aan een criminele organisatie’. Docters van Leeuwen spreekt dan ook nog eens de verwachting uit dat ‘de samenleving in toenemende mate vormen van organisatiegeweld staat te wachten’. Conclusie: artikel 140 is niet meer voldoende om in de toekomst dit soort zaken aan te kunnen pakken.
Geen wijziging artikel 140
Op zich niet zo’n verheffende conclusie. Eerder constateerden we al dat er hoogst waarschijnlijk gesleuteld gaat worden aan de openbare orde wetgeving in verband met de komende Europese kampioenschappen voetbal in het jaar 2000. Sorgdrager had op 26 juni 1997 al aangekondigd te kijken of artikel 140 en 141 aangepast konden worden voor gebruik in dit soort situaties.
In haar brief aan de Tweede Kamer doet Sorgdrager verslag van de eerste bevindingen. Daaruit blijkt dat de Euro 2000 inderdaad een belangrijke rol speelt in deze wetgeving. In dat kader verricht het Ministerie van Binnenlandse Zaken een onderzoek naar het preventief oppakken van groepen relschoppers. Volgens Sorgdrager laat art. 5 van het EVRM dit waarschijnlijk niet toe.
Zij is ook geen voorstander van een aanpassing van artikel 140. In haar brief aan de Tweede Kamer schrijft ze: “Aanpassen van artikel 140 zou inhouden dat er geen sprake meer zou hoeven te zijn van een organisatie, omdat het gestructureerd karakter kan ontbreken en dat een voldoende relevant crimineel oogmerk niet aanwezig hoeft te zij. Het ombouwen van 140 zou daarom nogal ingrijpend zijn. Het zou juist zijn specifieke kenmerken verliezen”.
‘Je denkt erover, je bent erbij’
Sorgdrager zoekt het veel meer in veranderingen van artikel 141. Dat artikel luidt nu: ‘Zij die openlijk met vereende krachten geweld plegen tegen personen of goederen worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en zes maanden’. Het arrest van de Hoge Raad betreffende de Okeghemstraat-ontruiming bepaalde dat het enkel uitmaken van de groep waaruit geweld is gepleegd is niet voldoende is voor verordeling als niet vast is komen te staan dat zelf geweld is gebruikt.
Volgens Sorgdrager is het artikel verouderd en in een vreemd soort redenatie komt ze tot de conclusie dat schuld anno 1997 niet meer hetzelfde is als in 1866, toen het wetsartikel werd gemaakt.” Niet iedereen die geen geweld gebruikt is in onze ogen onschuldig. Hun aanwezigheid kan het plegen van geweld door anderen bevorderen. Geweldplegers zijn temidden van gelijkgezinden moeilijk aan te pakken. De aanwezigheid van gelijkgezinden kan een ontremmend effect hebben op de geweldplegers”, aldus Sorgdrager in haar brief aan de Kamer.
Volgens Sorgdrager is het niet fair dat iemand tegenwoordig wel veroordeelt kan worden voor het medeplegen van moord of zware mishandeling, maar niet voor het met vereende krachten geweld plegen tegen die persoon. De wet zou aangepast moeten worden in die zin: medeplegen ook strafbaar. “Degene die welbewust meegaat naar een plaats waar vanuit een groep openlijk geweld zal worden gepleegd, en zich als lid van die groep manifesteert, is niet onschuldig. Ook de vocale, intellectuele en andere bijdragen aan het verband dat openlijk geweld pleegt, tellen mee”. Oproepen voor demonstraties, ‘opruiende’ artikelen in Ravage, verspreiden van ‘grapjes’ via Internet, of zelfs maar filosoferen over verzet kan op deze manier strafbaar worden gesteld. Niet alleen ‘je was erbij, dus je bent erbij’, maar ook ‘je dacht erover, dus je bent erbij’. Eigenlijk niet meer en minder dan de invulling die Vrakking, Nordholt en Patijn tijdens de Eurotop aan artikel 140 gaven. Er hoeft geen structureel verband te zijn, individueel daderschap hoeft niet te worden bewezen en ook de zogenaamde organisatie is aansprakelijk.
Toch ook aanpassing artikel 140
Hoewel Sorgdrager aan de Tweede Kamer schrijft een wijziging van artikel 140 af te wijzen, is zij met haar collega-ministers van de Europese Unie bezig om de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie juist uit te breiden. Op de bijeenkomst de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse zaken van de EU op 4 en 5 december 1997 bespraken ze een document waarin verregaande aanpassing van artikel 140 wordt voorgesteld. Het voorstel lijkt erg op het Nederlandse artikel 140, maar de definitie van wat een criminele organisatie is gaat veel verder. Ook een organisatie die gericht is op het onbehoorlijk beïnvloeden van het functioneren van het openbaar gezag is in de ogen van de ministers een criminele organisatie. Hiermee blijft de poort geopend voor het politiek gebruik van artikel 140. Het lijkt erg op de voorstellen die momenteel in de Belgische Senaat liggen. In de memorie van Toelichting staat het daar klaar en helder. “Door te verwijzen naar het beïnvloeden van de publieke overheden worden niet alleen de criminele organisaties beoogd die dit doel nastreven om hun lucratieve activiteiten te realiseren, maar ook de extremistische groeperingen en organisaties van terroristische aard waarvan de doelstelling specifiek politiek van aard is. Onder publieke overheden moet de staat in haar geheel beschouwd worden, maar eveneens alle organen waaruit zji afzonderlijk is samengesteld, evenals de verschillende bevoegdheidsniveau’s, met inbegrip van de gedecentraliseerde besturen. Deze notitie omvat ook de internationale organisaties’.
In de Europese versie is geen memorie van toelichting, maar gezien het politieke gebruik van vergelijkbare artikelen in Duitsland, Spanje, Italië, Engeland en mogelijk dus België ziet het ernaar uit dat Europa één lijn gaat trekken.
Naast de politieke uitbreiding gaat het voorstel ook in op de uitbreiding van de handelingen die strafbaar zijn. In Nederland moet er tot nu een verband zijn tussen die handelingen en het doel van de organisatie, met andere woorden, de handelingen moeten wel echt bijdragen aan de criminele activiteiten. In het europees voorstel worden ook handelingen voor de organisatie die niet direct op het criminele doel gericht zijn strafbaar. Daarnaast worden ook mensen die geen deel uit maken van de organisatie, maar die wel overeenkomen iets te doen voor die organisatie, strafbaar. Incidentele adviseurs, mensen die ruimtes te beschikking stellen, andere dienstverleners worden dan ook strafbaar.
Al met al maken deze veranderingen van artikel 140 het mogelijk om artikel 140 ook tegen actie- en pressiegroepen in te zetten. Is het bij uitstek immers niet hun bedoeling om de staat te beïnvloeden? Europese wet- en regelgeving lijkt een ver van bed show, maar dit soort regelingen zijn erdoor voor we het weten. In de voorbereidende Tweede Kamer behandeling van de JBZ-Raad is er inhoudelijk amper gesproken over dit artikel. Tijdens de JBZ is er geen overeenstemming bereikt over de strafbaarstelling en de lengte van de straf. Wat rest is slechts een half jaar tot de volgende JBZ-Raad.
Ravage, februari 1998