Lokaal Kabaal nr. 18, 21 juni 1996
De grenzen van Europa staan onder druk, heet het. Mensensmok- kelaars sluizen asielzoekers door de gaten Europa binnen. Hoog tijd voor een harder optreden, vinden regering en parlement. Daarbij zien ze één ding over het hoofd: voor veel asielzoekers is de hulp van smokkelorganisaties pure noodzaak. De ‘Baltische connectie’ is niet de titel van de nieuwste Ludlum maar de naam van een smokkelroute tussen de Baltische staten en Finland. Smokkel van mensen, wel te verstaan. Met bootjes wordt de zee geslecht in wat vaak de laatste etappe van een lange reis is. De Finse autoriteiten moesten ontsteld vaststellen dat hun zo vredige kustwateren plotseling het toneel van bootvluchtelingen waren geworden.
Door de hele wereld krijgen zee-engten, bergketens en rivieren zo nieuwe namen en nieuwe betekenissen. De Oder- Neisse in Duitsland, La linea in Amerika, de stranden van Italië, de Spaanse enclaves in Marokko. Ze markeren de frontlinies waar dag in dag uit een kat-en-muis gevecht plaatsvindt tussen grensbewakers en migranten.
Bij de diverse immigratiediensten worden de wereldkaarten opnieuw ingetekend. Met grote pijlen worden de smokkelroutes en transit-centra aangegeven. Het doet denken aan de stafkaarten waarop vroeger de waarschijnlijke marsroutes van de Rode tankcolonnes stonden aangegeven. Voor de immigratiediensten vertegenwoordigen de migranten ook zo ongeveer hetzelfde gevaar. Dus worden in toenemende mate militaire middelen ingezet: infra-roodcamera’s, warmtesensoren, elektronische afrasteringen, patrouilles, honden, helikopters.
In februari van dit jaar stond voor de Rotterdamse rechtbank een bende mensensmokkelaars terecht. Het Openbaar Ministerie greep het proces aan om alarm te slaan. Mensensmokkel wordt een serieus probleem in Nederland, luidde de boodschap. Een verhoging van de strafmaat en een hardere aanpak door justitie en politie werden dringend nodig geacht.
Beide wensen zijn inmiddels in vervulling gegaan. De Tweede Kamer ging vorige maand akkoord met een wetsvoorstel dat de straf op mensensmokkel verhoogt naar vier jaar. Het Openbaar Ministerie publiceerde afgelopen week een ‘plan van aanpak’ tegen mensensmokkel. “In de mensensmokkel gaat meer geld om dan in de drugshandel” dondert het document. Harde cijfers zijn er weliswaar niet, maar dat staat de conclusie niet in de weg: de bestrijding van mensensmokkel moet prioriteit krijgen.
Voor ingewijden komen de maatregelen niet echt als een verrassing. De laatste jaren is mensensmokkel een prominent agendapunt geworden op zo’n beetje alle internationale gremia die zich met het asielbeleid bezighouden. Binnen de Europese Unie en Schengen worden maatregelen op elkaar afgestemd en wordt volop informatie uitgewisseld over smokkelroutes en smokkelorganisaties en de beste manieren om die organisaties pootje te lichten.
Vorig jaar belastte het College van Procureurs-generaal Officier van Justitie Van der Molen, die ook terreurbestrijding in haar portefeuille heeft, met de coördinatie van de bestrijding van mensensmokkel. Eerste wapenfeiten waren de acties van speciaal geformeerde teams van de Vreemdelingendiensten, IND en Marechaussee. In april en oktober vorig jaar werd gepost op stations en autowegen in de buurt van de Aanmeldcentra. Bestuurders van auto’s die asielzoekers afzetten werden ondervraagd en hun auto’s doorzocht. Hoe zijn de asielzoekers hier gekomen en van wie hebben ze hulp gehad, wilden de speurders wel eens weten. De Centrale Recherche van de Marechaussee en de Unit Mensensmokkel van de CRI zijn belast met de analyse van de gegevens.
Ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken droeg een steentje bij aan het onderzoek. Anderhalf jaar geleden werden speciale immigratie-medewerkers op de ambassades gestationeerd, met als specifieke taak het in kaart brengen van smokkelroutes en -technieken. Inmiddels zijn Moskou, Kiev, Accra, Columbo, Islambad, New Dehli, Nairobi, Istanbul en Damascus met bezoeken vereerd. In de rapportage die eind januari naar de Tweede Kamer werd gestuurd bepleitte het ministerie intensivering van het project, betere samenwerking met de Schengen-partners en een hardere aanpak van luchtvaartmaatschappijen die te laks omspringen met de instapcontroles.
Wie denkt dat de harde aanpak van mensensmokkel voort komt uit mededogen met de asielzoekers, die vaak grote bedragen moeten neer tellen voor hun hachelijke en onzekere onderneming, komt bedrogen uit. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel mensensmokkel staat onomwonden dat “de strafrechtelijke aanpak van mensensmokkelaars een essentieel onderdeel is van de beheersing van migratiestromen.” Wat een omfloerste manier is om te zeggen dat het de regering grote zorgen baart dat asielzoekers en migranten er nog steeds in slagen Europa te bereiken.
Het beleid heeft immers de laatste jaren eigenlijk nog maar een doel: de aantallen moeten omlaag. Naast een raar soort Holland Promotion, waarbij de behandeling van asielzoekers zo afschrikwekkend mogelijk wordt gemaakt opdat potentiële asielzoekers het wel uit hun hoofd zullen laten hun hoop op Nederland te vestigen, heeft dat geleid tot het opwerpen van zoveel mogelijk reisobstakels.
Die obstakels zijn onderhand indrukwekkend te noemen. Het begint al op de vliegvelden in de landen van herkomst. Voor zo’n honderddertig landen geldt een visumverplichting. Zonder visum en geldige papieren kom je het vliegtuig niet meer in. Daar zien op straffe van een zware boete de luchtvaartmaatschappijen op toe die zo fungeren als onbezoldigde grenswachters van het Koninkrijk. Getraind en geassisteerd door personeel van de Marechaussee.
Degenen die er wel in slagen hun land uit te komen stuitten vervolgens op de steeds verder gemilitariseerde buitengrenzen van Europa. Maar ook binnen Europa worden de obstakels opgeworpen. De oude grenscontroles zijn grotendeels verdwenen, maar daarvoor in de plaats zijn mobiele grenscontroles gekomen, waarmee de grenzen in feite flink zijn opgerekt. Frankrijk sprak bijvoorbeeld met Spanje en Duitsland af om in een streek van twintig kilometer aan weerszijden van de grens gezamenlijke mobiele controles uit te gaan voeren. Vervolgens werden met veel bombarie de grenzen tussen de landen ‘geopend’. “Deze mobiele controles zijn veel effectiever dan de vaste controles”, constateerde de Franse minister van Europese Zaken Michel Barnier tevreden. Europa had volgens hem dan ook “niet minder Schengen nodig, maar juist méér.”
In Nederland stropen de vliegende brigades van de Marechaussee de grensstreken af op zoek naar illegale grensoverschrijdingen. En hoewel bij de invoering van dit Mobiele Vreemdelingentoezicht toenmalig staatssecretaris Kosto bij hoog en bij laag volhield dat hierbij absoluut geen sprake van discriminatie zou zijn (“In mijn fantasie zie ik een zeer afgeladen busje. Dan hoeft het nog niet eens om huidskleur te gaan. De selectie hangt samen met het busje”) is het voor een ieder duidelijk dat het wel gebeurt. In haar jaarverslag over 1995 meldt de Marechaussee trots dat ruim 17.000 illegalen zijn opgepakt en teruggestuurd naar België en Duitsland. Waarmee maar weer eens wordt aangetoond dat het ‘Europa zonder grenzen’ onderhand tot een van de meer geslaagde PR-stunts van de afgelopen jaren mag worden gerekend.
Dat werpt ook een ander licht op het fenomeen mensensmokkel: het grotere beroep dat op smokkelorganisaties wordt gedaan is het rechtstreekse gevolg van het beleid van de Europese regeringen om de inreis van asielzoekers te bemoeilijken. Hoe meer obstakels worden opgeworpen om te vluchten, hoe meer mensen een beroep zullen doen op de vrije markt van de reisbemiddeling. Voor veel asielzoekers is het domweg de enige manier om hun land te kunnen ontvluchten.
De regering laat die tegenspraak liever onvermeld en ook de Tweede Kamer loopt er met een boog omheen. Waarmee een vrij uitzichtsloze spiraal in werking wordt gezet. Naarmate het moeilijker wordt Europa te bereiken zullen de prijzen hoger worden en de pogingen driester om het toch te proberen. Daarop zullen de regeringen nog strenger beleid afkondigen en de grensbewaking nog verder opvoeren. Waardoor asielzoekers op hun beurt nog afhankelijker worden van de illegale reisbranche en de cirkel weer rond is.
De politiek moet ook haar ogen strak gesloten houden voor een tegenstrijdigheid van nog veel groter formaat. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie, dat een zekere reputatie heeft opgebouwd in het wetenschappelijk ondermijnen van de vooronderstellingen waarop het beleid van het eigen ministerie stoelt, publiceerde eind vorig jaar de studie ‘Toevlucht zoeken in Nederland’. Uit de gegevens blijkt dat de manier waaróp iemand erin is geslaagd Nederland te bereiken, niets zegt over de gegrondheid van het asielverzoek. Asielzoekers die met behulp van ‘reisbemiddeling’ zijn gekomen, worden niet vaker afgewezen dan asielzoekers die geheel op eigen kracht hierheen komen. Sterker nog: ze krijgen zelfs iets vaker dan anderen uiteindelijk een positieve beslissing.
Elke maatregel die mensensmokkel bemoeilijkt, bemoeilijkt dus ook de kansen van vluchtelingen en ondergraaft daarmee het fundamentele recht op asiel. Het is nu eenmaal niet van te voren te bepalen of iemand die een vals paspoort koopt, een visum vervalst, in een wankel bootje stapt of zich laat verstoppen in een vrachtwagen wel of niet aan de criteria voldoet die de immigratiediensten op hem of haar loslaten. Net zo min is van te voren vast te stellen of zo iemand van zins is de asielprocedure te doorlopen of de hoop heeft gevestigd op een illegaal bestaan.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken doet daar niet moeilijk over. Het gaf toe dat ‘in het veld’ asielzoekers en illegale immigranten niet van elkaar te onderscheiden zijn. Dus worden ze beiden maar zoveel mogelijk geweerd. “Dat is nu eenmaal de prijs die voor het restrictieve toelatingsbeleid moet worden betaald” verklaarde directeur Algemene Zaken mr. H. Siblesz begin februari tegen de Volkskrant. Hetgeen in ieder geval van een ontwapende eerlijkheid is die vrij zeldzaam is in het asieldebat.
De meeste kamerleden laten zich liever niet afleiden door van die lastige feiten die niet sporen met de permanente staat van krijgshaftige opwinding waarin het asieldebat zich bevindt. Liever wordt daarom het beeld gekoesterd dat mensen die gebruik maken van een smokkelorganisatie niet anders als duistere lieden met dito motieven kunnen zijn. Het onderwerp leent zich voor harde taal, want als je niet te veel oog wilt hebben voor nuances, kun je een explosieve cocktail brouwen van mensensmokkel, georganiseerde criminaliteit, vrouwenhandel, gedwongen prostitutie en illegaliteit. En voor zo’n cocktail mag je het gemiddelde kamerlid rustig ‘s nachts wakker maken om enkele flinke uitspraken te vernemen.
Alleen D66-kamerlid Boris Dittrich liet het volk middels een artikel in Trouw weten dat hij weleens moeilijk de slaap kon vatten nadat hij met dit soort maatregelen had ingestemd.
Mensensmokkel is natuurlijk geen fraai fenomeen. Over de motieven van de meeste mensensmokkelaars hoeft men zich ook weinig illusies te maken. Maar fraai of niet, het is wel de harde, alledaagse realiteit voor mensen die zich genoodzaakt zien te vluchten. Een harde aanpak van mensensmokkel, als een soort logisch vervolg op de juridische en praktische obstakels die door de Europese landen zijn opgeworpen, leidt ertoe dat steeds minder asielzoekers Europa zullen bereiken.
Daarmee is er geen vluchteling minder in de wereld. Ze raken alleen meer en meer opgesloten in de landen die ze nu net probeerden te ontvluchten, of zitten opeengehoopt in naburige staten. Op zoek naar bescherming die daar niet of nauwelijks te krijgen is. Het pas verschenen jaarverslag van de VN-Vluchtelingenorganisatie UNCHR becijfert het aantal vluchtelingen en ontheemden in Afrika op zo’n 12 miljoen.
Dat lijkt verdacht veel op een populair beleidsmodel dat in de Europese hoofdsteden circuleert. De Europese landen spreken al enige tijd hun voorkeur uit voor de opvang van vluchtelingen in de eigen regio. Kosto lanceerde in november 1993 op een bijeenkomst van de Europese immigratieministers het idee om de asielprocedure te verplaatsen naar de regio van herkomst. Zolang dit niet in de leus ‘Europa voor de Europeanen’ wordt vervat, krijgt het opmerkelijk veel handen op elkaar. Er zijn al een aantal studies naar verricht, inclusief het idee om de Europese landen in die regio’s grondgebied te laten leasen.
De voordelen voor de Europese staten zijn evident. De problemen die nu in de voortuin liggen worden naar elders verplaatst. Dat is niet alleen goedkoper, het hele probleem wordt tevens onzichtbaar gemaakt, waarmee de druk verdwijnt om tot een fatsoenlijke oplossing te komen.
Voor de meer verlichte geesten betekent dit niet dat er geen vluchteling meer naar Europa zou kunnen komen. Organisaties als de UNHCR en Vluchtelingenwerk stellen als harde voorwaarden aan een dergelijke variant dat het toelatingsbeleid uit handen van de regeringen wordt gehaald en bij de VN komt te liggen, de toelatingscriteria niet te streng worden en er in Europa een betere verdeling tot stand komt. Zij zien als groot voordeel dat vluchtelingen dan geen doldrieste reizen meer hoeven te ondernemen met alle risico’s van uitbuiting en ontgoocheling van dien.
Maar het lijkt er op dat de praktijk een flink eind op het beleid vooruit loopt. De enorme vluchtelingenkampen in Zaïre, Burundi of Ivoorkust vormen de facto een soort gedwongen vorm van opvang in eigen regio. Er zal geen politicus openlijk erkennen dat dit de gewenste oplossing is. Maar dat verhindert hen niet om beleid te entameren en te ondersteunen dat onherroepelijk tot deze situaties leidt.
“Wat gebeurt er als wij effectiever optreden tegen smokkelorganisaties?”, schreef Dittrich in zijn openhartige artikel in Trouw, “Hoeveel vluchtelingen kunnen dan hun land niet meer uit? Hoeveel vluchtelingen zijn dan overgeleverd aan de klauwen van de machthebbers in hun land?”
De vragen zijn er. Nu nog het goede antwoord.