Uit het reorganisatieonderzoek van de BVD dat in 1990 werd gepresenteerd kwam als centrale conclusie naar voren dat de Dienst moest streven naar een betere inbedding in de samenleving (noot 1). De geïsoleerde positie van de BVD bleek een belemmering te zijn voor zowel de instroom aan informatie als het slijten van het eindprodukt.
De BVD moest de boer op. Het eindprodukt – inschattingen, analyses en direct toepasbare informatie – zou in het vervolg in nauwe samenwerking met professionele PR-medewerkers aan de maatschappij gesleten worden. Met groot elan wijdde het hoofd van de Dienst Arthur Docters van Leeuwen zich aan zijn opdracht. Hij werd de personificatie van de BVD. De eerste wijzigingen in de policy van de BVD werden publiek waarneembaar tijdens de lange uitzendingen die KRO’s Brandpunt aan de BVD besteedde. De nieuwe openheid was een feit, en ondanks dat de buitenstaander zijn vraagtekens kon plaatsen bij de casting – het opmerkelijke voorkomen van het Hoofd BVD ontnam enigszins het zicht op zijn boodschap – kwam de strekking van die boodschap duidelijk over. Hier zat een man met een zware taak die zijn zorgen omtrent de bescherming van de Nederlandse samenleving met ons wilde delen. De onderwerpen waren goed gekozen. Wie voelde zich niet lichtelijk onbehaaglijk bij het zien van beelden van Russische spionnen, of een militaire oefening van neo-nazi’s?
Veel meer dan zijn voorgangers trad Docters van Leeuwen in de openbaarheid, hij nam deel aan debatten, hield speeches en liet zich herhaaldelijk interviewen. Hij recruteerde nieuwe medewerkers uit kringen van het openbaar ministerie en de politie, trok werkkrachten aan uit de academische wereld en wist met zijn overrompelende optreden vele mensen te overtuigen.
Intern ligt dat anders. Docters van Leeuwen lijkt niet in aanmerking te komen voor de subtiliteitsprijs. Hij is humeurig en autoritair, heeft herhaaldelijk ondergeschikten de hoek ingescholden en personeel dat zich niet flexibel genoeg opstelde of zich niet snel genoeg aan de nieuwe werkwijze kon aanpassen aan de dijk gezet. Zijn populariteit binnen de Dienst is daardoor niet zo groot. Toch lijkt hij erin geslaagd de BVD salonfähig te maken. De BVD is in korte tijd een dynamische dienst geworden die midden in de maatschappij staat. Sommige zaken dienen weliswaar – helaas, helaas – geheim te blijven, maar het publiek kan erop vertrouwen dat de BVD pal staat voor de democratische rechtsorde.
NISA
Ook vanuit de samenleving ontstond meer interesse voor intelligence. Zo richtten wetenschappers en (ex-)medewerkers van Nederlandse inlichtingendiensten in 1991 de stichting NISA (Netherlands Intelligence Studies Association) op. De stichting stelt zich ten doel de geschiedschrijving over inlichtingen- en veiligheidsdiensten te bevorderen. Het bestuur van het NISA bestaat uit de historicus Dick Engelen (die tevens de officiële geschiedenis van de BVD in de Koude Oorlog schrijft), historicus Bob de Graaff, de politicoloog Cees Wiebes en oud BVD-medewerker W.G. Visser. Daarnaast maken enkele nog actieve medewerkers van BVD, MID en zelfs IDB deel uit van de club.
Volgens De Graaff waren de diensten al snel bereid werknemers toe te laten treden tot het NISA. Tegen een verslaggever van Het Parool verklaart hij dat als een nieuw signaal van de grotere openheid van de BVD: “De medewerkers van de diensten zullen wel toestemming moeten hebben bepaalde zaken naar buiten te brengen. Formeel geldt dat voor de voormalig agenten ook, maar ik heb de indruk dat die zich weinig gehinderd voelen door hun verleden. Ze wegen zelf af wat ze vertellen en wat niet.” De Graaff denkt dat medewerkers van inlichtingendiensten zelf baat hebben bij de stichting: “Ze hebben behoeft aan en wetenschappelijke kijk op hun activiteiten. Daarbij kunnen ze met hun inbreng fouten in de geschiedschrijving voorkomen.”
Het NISA organiseert interne scholingsbijeenkomsten en geeft een flets kwartaalblad uit waarop ook buitenstaanders zich kunnen abonneren. Niet iedereen kan echter toetreden tot het exclusieve gezelschap. Nieuwe deelnemers moeten in ieder geval ‘wetenschappelijk actief zijn op het terrein van de stichting of over belangwekkende informatie beschikken over de veiligheidsdiensten’. Wie zich aanmeldt als belangstellende krijgt te maken met een soort ballotagecommissie die nagaat of het kandidaat-lid wel in de cultuur van het NISA past. Wie dan als wetenschappelijk onderzoeker wel eens contact heeft met een triviale instelling als Buro Jansen & Janssen, of wel eens contact heeft met iemand die wel eens contact heeft met dat Buro kan het wel vergeten bij het NISA.
De vraag is natuurlijk hoe het NISA de antecedenten van belangstellenden controleert. Laten de heren van het NISA de aanmeldingsformulieren van kandidaat-leden soms direct door de BVD inspecteren? Is het NISA dat zich presenteert als een onafhankelijke wetenschappelijke studiekring een reguliere afnemer van het BVD-produkt roddel & achterklap?
Ondertussen rommelt het binnen het NISA-bestuur. Begin 1992 verscheen in de EIRNA-Studie Terrorismus in der postkommunistischen Ära / Probleme der Inneren Sicherheit im neuen Europa een artikel van de hand van ene A. van Es, die nader voorgesteld werd als ‘ein erfahrener Kenner des niederländischen Nachrichtendienstes CID (Centrale Inlichtingendienst) (noot 2). Een dienst met die naam bestaat niet. De Executive Intelligence Review Nachrichtenagentur (EIRNA) is een soort inlichtingendienst van de ultra-rechtse Amerikaanse sekteleider Lyndon LaRouche (noot 3).
Welke ‘erfahrener Kenner’ met gezond verstand verbindt zijn naam aan de paranoïde politieke sekte van LaRouche? Wie zou die Van Es toch zijn? Trouwens, passages van het artikel kwamen wel heel bekend voor. Het artikel van Van Es bleek voor een groot gedeelte identiek aan een paper dat Bob de Graaff eerder had geschreven en dat later in het Amerikaanse tijdschrift ‘Conflict Quarterly’ gepubliceerd zou worden. Even rees de gedachte dat De Graaff een alter ego had verzonnen om zijn artikel te kunnen slijten.
Begin 1993 maakte de uitgever van de EIRNA-studies echter bekend dat W.G. Visser de mysterieuze auteur was geweest. ‘W.G. Visser betreurt het dat hij B.G.J. de Graaff niet om toestemming heeft gevraagd en er tot nu toe op geen enkele wijze van heeft blijk gegeven dat deze de oorspronkelijke auteur van de talrijke geplagieerde passages is.’ Visser maakte een inbreuk op het auteursrecht van mede-bestuurslid De Graaff. Dat is natuurlijk niet netjes, maar een belangrijker kwestie ligt toch in het gegeven dat de oud-BVD-medewerker kennelijk goede contacten onderhoudt met de Executive Intelligence Review van het LaRouche-imperium. Enige toelichting daarop zou wenselijk zijn. Had Visser deze contacten ook al toen hij nog in actieve dienst was? Zijn er misschien ook andere (ex-)BVD-ers met dergelijke banden met de private inlichtingendienst van LaRouche?
Klankbordgroep
Om “voeling te houden met wat er politiek en maatschappelijk leeft” – en om de installatie van een onafhankelijke controlecommissie af te wenden – kondigde minister Dales in het voorjaar van 1991 de oprichting van een
klankbordgroep aan. “Dit orgaan dient door middel van discussiebijeenkomsten de BVD als het ware een spiegel voor te houden en zou bij meer algemene problemen een adviserende rol kunnen vervullen,” zo lichtte de minister toe. Ze liet de Tweede Kamer weten dat de klankbordgroep tevens als taak zou krijgen aan te geven “op welke terreinen de BVD zich niet moet begeven of zich terughoudend dient op te stellen”. Een woordvoerster van de minister nuanceerde deze uitspraak later tegenover de NRC: “Dat was wat sterk uitgedrukt. De Tweede Kamer gaat over dat soort zaken.”
Een spiegel voor de BVD dus, ofwel een fopspeen, zoals commentatoren de klankbordgroep nader specificeerden. In een persbericht verklaarde Dales dat de klankbordgroep bestaat uit ‘personen die representatief zijn voor diverse sectoren van de samenleving die de BVD een ‘onafhankelijk oordeel’ en advies moeten geven over wat de samenleving van een dienst als de BVD verwacht’. Binnen de groep wordt over het werk van de BVD in het algemeen gesproken, niet over specifieke zaken die de BVD onderzoekt. Op 14 december 1992 kwamen de leden van de klankbordgroep voor het eerst bijeen om met Docters van Leeuwen van gedachten te wisselen. Minister Dales was er ook; zij had zich twee uur vrijgemaakt voor een ontmoeting met de groep. Het gezelschap zal ongeveer vier maal per jaar bijeenkomen.
De uitverkorenen zijn bisschop Ernst van Breda, oud-Vendex topman prof. dr. A. van der Zwan, de Amsterdamse hoofdcommissaris E. Nordholt, luchtmachtofficier commodore A.Schoute, directeur H. Westra van de Anne Frank Stichting, directeur J. Veeris van het inspraakorgaan Antillianen, N. Jerkowic van de Stichting Omroep Allochtonen, B. Schmitz, oud-voorzitter van de KRO, de Bossche procureur-generaal Gonzalves, burgemeester A. Peper van Rotterdam, dr. H. van Zon, plaatsvervangend directeur-generaal openbaar bestuur van het ministerie van Binnenlandse Zaken, staatsraad dra. M. Vos-Van Gortel, europarlementariër voor de EVP drs. A. Oostlander, de Leidse politicoloog prof. dr. A. van Staden, de Leidse socioloog tevens lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid prof. dr. H. van Gunsteren en de Maastrichtse mensenrechtenspecialist prof. dr. Th. van Boven.
Waarover praatten zij? “Het was een bijeenkomst in verkennende sfeer. De volgende keer gaan we wat meer thematisch te werk,” zegt Hans Westra tegen Het Parool. Het was Schmitz alles meegevallen: “Docters van Leeuwen toonde in zijn toespraakje de bereidheid open en vragend met ons van gedachten te wisselen, waarbij hij ons niet confronteerde met massieve meningen.” Commodore Schoute is van mening dat het bedrijfsleven wat mager vertegenwoordigd is. “Terwijl de BVD er toch geen geheim van maakt bezorgd te zijn over economische en industriële spionage.” Professor Van der Zwan, de enige representant van het bedrijfsleven noemt het van groot belang dat de BVD zich maatschappelijk oriënteert. “Inlichtingenorganen hebben de neiging los van de maatschappij te opereren. Dat voorkomen via een klankbord is een heel goede zaak. Het is een interessant gezelschap, zeer verscheiden.”
NRC-Handelsblad-commentator H.A. van Wijnen laat geen spaan heel van de klankbordgroep. ‘Het is in feite slechts een praatgroep die de directeur van de BVD een sterkere inwendige legitimatie geeft (en hem in de praktijk minder vatbaar zal maken voor de greep van de minister) maar de samenleving niets wijzer maakt over de BVD. (…) Het pleit niet voor het constitutioneel besef van de leden dat ze zich in het maaiveld van de parlementaire controle voor het karretje van de BVD hebben laten spannen. Ze kunnen niets van betekenis zeggen zonder zich het verwijt op de hals te halen dat ze op de stoel van de Tweede Kamer zijn gaan zitten, maar zodra ze hun ‘onafhankelijkheid’ tonen en op politieke tenen gaan staan, worden ze of van de ene kant (BVD) of van de andere (Kamer) belaagd of afgeschoten. Hoe eerder dat gebeurt hoe beter’ (noot 4).
De pers is eensgezind in afkeurende en cynische kritiek op de praatgroep. Toch moet het effect van de klankbordgroep niet onderschat worden; het verscheiden gezelschap mag dan wel niet representatief zijn en elke bevoegdheid ontberen, Docters kan er wèl zijn boodschap kwijt. Dat is ook een onderdeel van het verwerven van het onontbeerlijke brede draagvlak in de samenleving. ‘Daartoe dient de Dienst informatie te krijgen, maar ook te geven. Signalen vanuit de politiek, het bestuur, wetenschappelijke instituten, de media en de bevolking – gevraagd en ongevraagd – zullen slechts worden afgegeven als men weet waarvoor de BVD staat en vertrouwen heeft in zijn functioneren en effectiviteit,’ zo wordt in de toelichting bij BVD-begroting voor 1992 opgemerkt. En dat werkt.
Hans Westra, de directeur van de Anne Frankstichting, laat zich bijvoorbeeld lovend uit over het inzicht van de BVD in het terrein van rechts-extremisme. “Dat zijn heel deskundige stukken.” Over de klankbordgroep zegt hij: “Het publiek moet het gevoel hebben dat de BVD binnen de perken blijft. Als zo’n dienst de stap maakt om zijn zorgen te bespreken met verstandige mensen dan is dat toch een soort anker.” Westra, ooit actief in de aan de CPN gelieerde studentenvereniging ASVA, behoort kennelijk inmiddels zelf tot die verstandige mensen.
Onder zijn leiding is het profiel van de Anne Frankstichting ingrijpend veranderd. Oud-staatssecretaris en OSL-adept Ad Ploeg had de stichting ooit nog verweten een crypto-communistische organisatie te zijn. Deze verdachtmaking, hoe krankzinnig ook, was schadelijk voor de stichting en moest snel ongedaan gemaakt worden. Om zitting te nemen in het bestuur van de Anne Frankstichting werden bekende Nederlanders gevraagd van dusdanig onbesproken gedrag, dat nooit iemand nog zou kunnen suggereren dat zij linkse of communistische sympathieën hadden. Kandidaten van de ondernemingsraad, onder andere oud-minister van Sociale Zaken Jaap Boersma, werden afgewezen. Hier en daar werden mensen ontslagen of vervangen. Westra slaagde erin de Anne Frankstichting om te vormen tot een onberispelijke organisatie, een vanzelfsprekende gesprekspartner van de BVD. Dat is niet onopgemerkt gebleven. Docters van Leeuwen bracht vorig jaar persoonlijk een bezoek aan het kantoor op de Prinsengracht en gaf Hans Westra later een plaatsje in de klankbordgroep.
De wetenschap
De BVD haalde de banden met de universiteiten nauwer aan, weer met een tweeledig doel: het bevorderen van de instroom van informatie uit het academische milieu en het scheppen van een klimaat waarin de BVD zijn eindprodukten kwijt kan. Verschillende werkwijzen hanteert de BVD daarbij. De Dienst plaatste advertenties met vacatures voor academisch geschoolden, nam deel aan debatten op universiteiten en hogescholen, en liet boegbeeld Docters in een interview met Paul Witteman optreden voor een klasje rechtenstudenten en studenten van de politie-academie. Ook was op de begroting een bedrag gereserveerd voor extern wetenschappelijk ‘strategievormend’ onderzoek naar migratiestromen. Gewerkt zou moeten worden aan ‘een verantwoorde schatting van de in Nederland voor de periode 1992-2000 te verwachten minimale en maximale hoeveelheid immigranten. Zo mogelijk zullen de landen van herkomst worden aangegeven en worden de positieve en negatieve effecten nagegaan voor met name de democratische rechtsorde en de veiligheid.’ Welk wetenschappelijk instituut zou dat willen doen?
Sociaal-wetenschappelijke instituten kunnen hun mogelijkheden in de toekomst behoorlijk beperken door openlijk voor de BVD te werken. Het is immers niet ondenkbaar dat leden van culturele minderheidsgroepen of politieke splintergroeperingen waarover zij hun dikke rapporten schrijven zich niet willen laten interviewen door een wetenschapper die ook voor de BVD werkt, of dat ooit heeft gedaan. Participerende observatie lijkt helemaal uitgesloten.
Begrijpelijk dat niet alle instituten hun vingers willen branden aan een opdracht van de BVD. Na een aantal afwijzingen kon de BVD zijn opdracht uiteindelijk kwijt aan het RISBO, het Rotterdamse Instituut voor Sociologisch, Bestuurskundig en Milieukundig Onderzoek van de Erasmus Universiteit. Dit instituut bracht een 47 pagina’s tellend onderzoeksrapport uit (noot 5). In het rapport is overigens niet vermeld dat het gaat om een onderzoek dat door de BVD is gefinancierd, er staat dat het rapport het resultaat is ‘van een opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ‘. Je zou daaruit kunnen concluderen dat het toch enigszins onkies is om onderzoek te doen op kosten van de BVD, die in dit geval de begroting slechts voor f30.000,- hoefde aan te spreken. Dat is aan het resultaat af te zien. De wetenschappers Van Bokhoven en De Jong maakten zich er vanaf met een onnozel literatuuronderzoek gebaseerd op verouderde bronnen. Het rapport bevat typ- taal- en stijlfouten en nogal wat inhoudelijke blunders die zelfs de gemiddelde krantelezer meteen opvallen. Zo is Janmaat opeens weer voorzitter van de Centrumpartij en zouden asielzoekers niet te maken hebben met een restrictief toelatingsbeleid. So much voor het wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoek is bij de BVD kennelijk toch goed gevallen, want het RISBO mag verder werken aan een vervolgstudie over migratiestromen. Voor het lopende jaar is ook geld gereserveerd voor extern wetenschappelijk onderzoek naar de groei van rechts-extremisme.
De met zoveel bombarie ingeluide nieuwe openheid van de BVD is nep, slechts onderdeel van een PR-strategie. Met echte openbaarheid heeft het niets te maken; een betere parlementaire controle op de Dienst wordt al jaren afgehouden en de pers krijgt alleen af en toe een snoepje toegeworpen. Wanneer journalisten zelf op onderzoek uitgaan blijkt de Dienst potdicht, is vaak geen zinnig antwoord te krijgen van de voorlichters en worden soms zelfs documenten niet verstuurd (“O hemel, had U daarover al eerder gebeld? Ik zal dat even nakijken.”). Docters van Leeuwen is alleen bereid op te treden in televisieprogramma’s als hij zelf kan bepalen met wie hij aan tafel komt te zitten. VPRO-journalist Hans Simonse wacht al jaren op een marathoninterview met de BVD-chef, die dat ooit had toegezegd. Speeches die Docters houdt voor culturele of wetenschappelijke verenigingen worden afgezegd wanneer de pers belangstelling toont. Wanneer achteraf blijkt dat toch een journalist aanwezig was bij wat een besloten bijeenkomst had moeten zijn ontsteekt het Hoofd-BVD in woede.
Verzoeken op basis van de Wet Openbaarheid Bestuur voor inzage in oude BVD-dossiers voor wetenschappelijk of journalistiek onderzoek worden bijna allemaal aangehouden, terzijde gelegd en geweigerd. Zelfs de academici van het NISA – meestal de eersten die een snoeperijtje aangeboden krijgen – vingen bot toen zij inzage eisten in enkele documenten van de IDB. Die documenten waren eerst zoekgeraakt, later werd voor de Raad van State zelfs betoogd dat ze nooit hadden bestaan. De inzageverzoeken en verzoeken om informatie die de Vereniging Voorkom Vernietiging indient worden stuk voor stuk gefrustreerd.
Ondertussen worden allerlei redelijke en verstandige mensen uitgenodigd plaats te nemen in de salon van de BVD. Terwijl de gastheer en gastvrouw in de keuken hun toxische schotels bereiden kouten de invités beschaafd over de culinaire kwaliteiten van het stel.
noten
1. Een nieuwe BVD. Hoofdlijnen van de reorganisatie. Handelingen Tweede kamer 1989-1990, Bijlagen 21 819 nr. 2.
2. A. van Es: ‘Der niederländischen Sicherheitsdienst in Vergangenheit und Gegenwart’ in de EIRNA-Studie “Terrorismus in der postkommunistischen Ära / Probleme der inneren Sicherheit im neuen Europa, januari 1992.
3. De inlichtingendienst van het wereldwijde LaRouche-imperium werkte onder andere voor de regeringen van Iran, Saoedi-Arabië en Irak, voor Japanse multinationals en Franse en Italiaanse inlichtingendiensten. Zuidafrikaanse oppositiekranten onthulden in 1978 het ‘Muldergate’-schandaal, waarbij bleek dat de inlichtingendienst BOSS LaRouche had ingehuurd voor een inlichtingen- en propagandacampagne in de VS en Europa met een budget van 78 miljoen dollar. Het Europe- se centrum van LaRouche’s inlichtingenactiviteiten bevindt zich in Wiesbaden. Vanaf 1973 hebben de LaRouchies contacten opgebouwd met hoge Westduitse militaire- en inlichtingenfunc- tionarissen. De leiding van de Duitse tak van de LaRouche-inlichtingendienst is in handen van Anno Hellenbroich, broer van Herbert Hellenbroich die van 1981 tot 1985 het Bundesamt für Verfassungsschutz leidde. LaRouche houdt er de meest bizarre complottheorieën op na. Om een voorbeeld te noemen: “De gezagsstructuur van de Zionistische Lobby start bij de Orde van Sint Johannes en de gedegenereerde oligarchieën rond de Britse, Nederlandse en Belgische koningshuizen”. Vooral het Verenigd Koninkrijk en joden moeten het ontgelden. Zo is er sprake van “verbindingen tussen de krachten van het kwaad van de Brits/Joods/Maltezer Orde en de oude oligarchische elite, die in het Nieuwe Testament al is geïdentificeerd als de Hoer van Babylon”.
Veel informatie over LaRouche is te vinden in Dennis King, “Lyndon LaRouche and the New American Fascism”, New York: Doubleday, 1989. Zie ook: NRC Handelsblad 21 juni 1986.
Lyndon LaRouche zelf werd in 1988 in de VS tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens fraude en samenzwering.
4. H.A. van Wijnen in NRC Handelsblad 6 februari 1993.
5. Verwachte immigratiestromen en maatschappelijke integratieprocessen. Een probleemverkenning en een voorstel voor een onderzoeksprogramma. E.F. van Bokhoven & M.J. de Jong. RISBO, Rotterdam, februari 1992.