• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Kernteams

    3.6 Kernteams

    In de tweede helft van de jaren tachtig is de belangstelling
    voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit toegenomen. In
    dit kader ontstond de gedachte om permanente opsporingscapaciteit
    vrij te maken ter bestrijding van dit type criminaliteit. Gezien
    het feit dat de criminele activiteiten zich veelal uitstrekten over
    grote delen van Nederland en het buitenland werd besloten tot de
    oprichting van interregionale opsporingsteams. Aanvankelijk werd
    gesproken van interregionale rechercheteams (IRT’s); vanaf 1994 van
    kernteams. Het zijn thans zes kernteams, te weten
    Noord-Oost-Nederland, Randstad-Noord en Midden, Zuid, Rotterdam,
    Haaglanden en Amsterdam-Amstelland/Gooi en Vechtstreek. Van de
    kernteams wordt een prominente rol verwacht bij de bestrijding van
    de georganiseerde criminaliteit.

    In het onderzoek van de commissie is expliciet aandacht besteed
    aan de kernteams. Op basis van het enquêterapport en de
    daarin geformuleerde beslispunten zijn de volgende onderzoeksvragen
    geformuleerd:

    a. Welke activiteiten voeren de kernteams op dit moment uit? Op
    welke wijze zijn de kernteams op dit moment georganiseerd? Hebben
    de taken en de organisatie van de kernteams een nadere regeling
    gekregen op basis van de wet? Beperken de taken van kernteams zich
    tot opsporingsonderzoek naar georganiseerde en
    organisatiecriminaliteit met een landelijk of internationaal
    belang? Wie beslist over de werkzaamheden van de kernteams?

    b. Geeft de periodieke evaluatie aanleiding de centrale
    financiering van kernteams te overwegen?

    c. Is reeds voorzien in aparte opleidingsmodules in
    recherchetechnieken, regelgeving en vaardigheden voor medewerkers
    van kernteams?
    d. Kan op dit moment al bepaald worden of en in hoeverre de
    kernteams inhoudelijke betekenis hebben?

    De commissie heeft de kernteams nader onderzocht door middel van
    gesprekken en aangeleverde documenten. Een aantal kernteams is meer
    specifiek onderwerp van onderzoek geweest. Achtereenvolgens
    behandelt de commissie de organisatie van de kernteams, de selectie
    van onderzoeken en de gebruikte methoden, de positie van de CID en
    de samenwerking met andere organisaties.

    3.6.1 Organisatie van kernteams

    Nieuwe kernteamregeling

    Door middel van convenanten met de betrokken regiokorpsen zijn
    in 1993 de kernteams opgericht. Deze convenanten zijn het
    organisatorisch kader geweest voor de start van de kernteams. De
    parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft ten
    aanzien van de kernteams ondermeer aanbevolen dat de taken en
    organisatie van de kernteams een nadere regeling dienen te krijgen
    op basis van de wet. Door middel van een nieuwe in april 1999
    vastgestelde kernteamregeling is aan deze aanbeveling uitvoering
    gegeven, zodat de convenanten met de inwerkingtreding van de nieuwe
    regeling zullen zijn vervallen. De nieuwe kernteamregeling zal op 1
    januari 2000 in werking treden. De nieuwe kernteamregeling volgt op
    hoofdlijnen de structuur van de convenanten. Naar aanleiding van
    een aanbeveling van de enquêtecommissie is de taakstelling
    nader gespecificeerd. Het begrip «ontmanteling van criminele
    organisaties», dat in de overwegingen van de individuele
    convenanten was opgenomen, is geschrapt. De taken van de kernteams
    zijn specifiek omschreven en bestaan uit het verrichten van
    verkennend onderzoek, het verrichten van opsporingsonderzoek, de
    daadwerkelijke voorkoming van strafbare feiten en het verlenen van
    ondersteuning aan de regionale politiekorpsen op het gebied van de
    strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Deze taken worden
    verricht in het kader van de bestrijding van de georganiseerde en
    organisatiecriminaliteit met een landelijk of internationaal
    belang. De kernteamregeling kent een andere vorm van financiering
    dan de convenanten. Op dit moment worden de kernteams niet op
    uniforme wijze gefinancierd door de deelnemende regiokorpsen. Onder
    de werking van de kernteamregeling zal de minister van Binnenlandse
    Zaken en Koninkrijksrelaties voor de kosten van de instandhouding
    van de kernteams jaarlijks een aantal budgetverdeeleenheden bij de
    regiokorpsen in mindering brengen en deze rechtstreeks aan de
    beherende regio ter beschikking stellen. In de convenanten zijn
    geen afspraken opgenomen die ingaan op de rechtspositie van degenen
    die zijn aangesteld bij een kernteam. Het is aan de regiokorpsen
    overgelaten om hier invulling aan te geven. In de nieuwe
    kernteamregeling wordt vastgelegd dat de ambtenaar van politie die
    werkzaam zal zijn bij het vaste deel van het kernteam in vaste
    dienst treedt van het kernkorps. Met de betrokkene wordt voordat
    hij in dienst treedt afgesproken dat hij na ten minste vier jaar en
    maximaal zes jaar terugkeert naar het regionale politiekorps. Na
    consultatie van onder andere de kernteamdriehoeken en de
    kernteamchefs is tevens de mogelijkheid opgenomen dat genoemde
    termijn eenmalig met twee jaar wordt verlengd.

    Organisatievormen

    Er is een duidelijk onderscheid in de organisatie van perifere
    en niet-perifere kernteams. De kernteams Randstad Noord en Midden,
    Zuid en Noord-Oost Nederland zijn voorbeelden van perifere
    kernteams en voldoen het meest aan de oorspronkelijke gedachte van
    een identificeerbare, aparte organisatie voor zaken van
    bovenregionaal belang. De andere drie kernteams zijn ingebed in de
    reguliere recherche-organisatie van het regiokorps. Deze
    niet-perifere kernteams worden gedomineerd door de steden waar het
    kernteam gevestigd is. Bovendien maken zij gebruik van de diensten
    en middelen van de regio waar ze gevestigd zijn.

    Het kernteam Rotterdam-Rijnmond is van start gegaan in 1994 en
    is ondergebracht bij de Regionale recherche dienst. Met de andere
    twee niet-perifere kernteams Amsterdam en Haaglanden is het
    kernteam Rotterdam-Rijnmond niet herkenbaar als afzonderlijke
    eenheid. Het kernteam is geïntegreerd in de regionale
    recherchedienst en projecten worden dan ook gezamenlijk met de
    Regionale recherche dienst uitgevoerd. Verschillende rechercheurs
    gaven aan dat het onderscheid tussen kernteam-onderzoek en
    onderzoek door de regionale recherche nauwelijks bestaat. Alle
    rechercheurs van de Regionale recherche dienst volgen ook de
    kernteam-modules die na de parlementaire enquêtecommissie
    opsporingsmethoden door de rechercheschool zijn ontwikkeld. Het
    voordeel is dat het kernteam gebruik kan maken van de faciliteiten
    en diensten (bijvoorbeeld de CID) van de regionale recherche. Het
    nadeel is echter dat het kernteam geen eigen zelfstandige positie
    meer heeft. Het is moeilijk de activiteiten van het kernteam te
    onderscheiden van de regionale recherche.

    Aandachtsgebieden

    De kernteams hebben ieder voor zich een eigen aandachtsgebied
    toegewezen gekregen door het College van procureurs-generaal. De
    verdeling van aandachtsgebieden is in de loop der jaren aan
    verandering onderhevig geweest.

    De heer Ficq (waarnemend voorzitter van het College van
    procureurs-generaal): Waar het om gaat bij die aandachtsgebieden,
    is hoe je deze uitdiept. Op zich is het aandachtsgebied juist een
    van de middelen die je hebt om de zaak waar je prioriteit aan wilt
    geven, in den brede aan te pakken: én doordat je de
    informatiehuishouding op een bepaalde manier gaat bundelen,
    én doordat je bijvoorbeeld via het instellen van verkennende
    onderzoeken dat verder gaat uitdiepen. Een derde punt is dat er in
    ieder operationeel onderzoek dat loopt bij een kernteam, steeds
    achteraf een evaluatie plaatsvindt, waarbij een van de elementen
    juist is hoe de connectie met de legale wereld geweest is. Van
    daaruit kun je ook in kaart brengen waar eventuele kwetsbare punten
    zitten. Een product van een kernteam is niet alleen een gepakte
    dader, maar is wel degelijk ook het in kaart brengen van kwetsbare
    aspecten van onze samenleving in zijn totaliteit. Wat heel
    belangrijk is -dan sluit ik aan bij wat Van de Bunt zo-even zei –
    is het facet van de totale politiële informatiehuishouding
    daar omheen. Er zal een sterkere relatie moeten komen tussen wat
    via de informatieknooppunten op het regionale niveau gebeurt.
    Immers, daar wordt op het regionale niveau de kennis gebundeld, van
    wat er op het terrein van de aandachtsgebieden met name gebeurt bij
    de kernteams en wat gebundeld wordt in informatieplatforms. Bij die
    informatieplatforms worden dikwijls juist de plaatjes naast elkaar
    gelegd van wat er in de regio’s gebeurt en wat bij de
    aandachtsgebieden ook blijkt~ ook in relatie tot de inzet van de
    kernteams, en voorts van wat er op nationaal niveau bij CRI
    gebeurt. Er zal één nationale politiële
    informatiehuishouding moeten bestaan, waar ook in grote mate van
    vrijheid informatie wordt uitgewisseld. Als dat niet gebeurt, zal
    een deel van wat de heer Van de Bunt straks zei, illusoir worden.
    Als het zo is dat het met name gaat om sociale relaties, dat het
    met name gaat om dienstverlening en datje moet komen tot een goed
    evenwicht tussen het lange termijn onderzoek en de korte klap, dan
    vergt dat kennis van je omgeving waarin je je beweegt. Dat is heel
    essentieel. Als je kiest voor aandachtsgebieden zoals we die nu nog
    hebben, die met name voor een stuk langs etnische lijnen bepaald
    zijn, betekent het datje de rest van je informatie op een andere
    manier met elkaar moet delen. (Verslag Rondetafelgesprek, 25 mei
    1999.)

    Het kernteam Noord-Oost Nederland heeft onder meer de
    Oost-Europese criminaliteit als aandachtsgebied gekregen. Het
    kernteam heeft een onderzoek ingesteld om een beeld te krijgen van
    de criminele geldstromen en de daaruit voortvloeiende risico’s van
    corruptie en manipulatie in relatie tot de Oost-Europese
    georganiseerde misdaad voor de Nederlandse samenleving. Het
    kernteam Rotterdam-Rijnmond heeft als aandachtsgebieden Zuid-Oost
    Aziatische criminaliteit en milieucriminaliteit. Voor dit laatste
    aandachtsgebied is een speciaal kernteam Milieu opgericht.

    De Tanker Cleaning Rotterdam-zaak (TCR-zaak) vormde de
    aanleiding voor de oprichting van het kernteam Milieu. Door deze
    zaak had men in Rotterdam veel expertise opgebouwd met betrekking
    tot milieuzaken. Formeel draait het kernteam Milieu sinds 8
    december 1995 met een convenant voor drie jaar. Het kernteam is een
    samenwerkingsverband tussen het ministerie van Volkshuisvesting,
    Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de politie en het openbaar
    ministerie bedoeld om zware milieucriminaliteit een structurele
    plaats binnen de politie te geven. Overigens is de TCR-zaak niet
    representatief voor het werk van het kernteam: het kernteam draait
    zelf geen zaken maar biedt een deel van de inhoudelijke
    projectvoorbereiding (strafrechtelijk vooronderzoek/verkennend
    onderzoek, «acquisitie»). Het kost het kernteam echter
    veel moeite de onderzoeken bij de regio’s onder te brengen. Het is
    echter niet gelukt om binnen drie jaar milieu-expertise structureel
    in de organisatie in te bedden: In de «Strategische notitie
    van het OM» (1998) staat dat het expertise team (kernteam
    Milieu) zal worden omgevormd tot een landelijk team: de Landelijke
    milieu groep onder het KLPD.

    Sedert 1 januari 1997 wordt door het kernteam Rotterdam-Rijnmond
    uitvoering gegeven aan het aandachtsgebied Zuid-Oost Aziatische
    criminaliteit in de vorm van een speciaal expertisecentrum dat
    gedurende een tijdsbestek van vier jaren inzicht beoogt te
    verschaffen in de aard, ernst en omvang van criminele activiteiten,
    gepleegd door de Zuid-Oost Aziaten in Nederland, of buiten
    Nederland (doch met een relatie naar Nederland). Deze opdracht
    heeft geleid tot de oprichting van het Expertise-team Zuid-Oost
    Azië binnen het kernteam Rotterdam-Rijnmond. Wanneer inzichten
    is verkregen in personen en/of groeperingen die zich bezighouden
    met diverse vormen van criminaliteit, kunnen vervolgens
    operationele onderzoeken worden geïnitieerd, teneinde
    strafrechtelijk te kunnen optreden tegen deze personen en/of
    groeperingen.

    In sommige gevallen krijgt een kernteam het verzoek, naast de
    bestaande aandachtsgebieden, naar een bepaald onderwerp nader
    onderzoek te doen. Dit heeft plaatsgevonden bij het kernteam Noord
    Oost Nederland dat onderzoek had gedaan naar mensensmokkel. Op
    basis van dit onderzoek, alsmede uit een notitie «Een zorg
    apart» van de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) is
    gebleken dat internationale, professioneel opererende
    smokkelorganisaties een prominente rol spelen. Daarom is besloten
    voor de duur van vier jaar een Unit mensensmokkel (UMS) op te
    richten. De toevoeging van deze aandachtsgebieden is afhankelijk
    van overwegingen van criminele politiek en landelijk-politieke
    aard. Maatschappelijke en/of politieke ontwikkelingen kunnen ertoe
    leiden dat de kernteams ook andere aandachtsgebieden toegewezen
    krijgen. Dit is ook de reden dat sommige kernteams ook andere
    activiteiten ondernemen dan het toegewezen aandachtsgebied. Er doen
    zich problemen voor met de aandachtsgebieden. In de eerste plaats
    is de ratio voor de verdeling van de aandachtsgebieden niet altijd
    duidelijk. In de tweede plaats zijn door de verdeling naar
    geografische gebieden de kernteams in de praktijk de hun toegewezen
    landen min of meer als hun exclusieve domein gaan beschouwen, wat
    de samenwerking met andere kernteams en de regiokorpsen
    bemoeilijkt. In de derde plaats maken de kernteams tot op heden
    geen deel uit van de nationale informatiehuishouding, waardoor de
    vergaarde informatie op de specifieke aandachtsgebieden niet via de
    landelijke registers voor de totale opsporing van nut is
    gemaakt.

    3.6.2 Praktijk kernteams

    Opsporingsmethoden

    De kernteams maken gebruik van alle opsporingsmethoden. Hierbij
    gaat het om traditionele opsporingstechnieken als taps,
    camera-observaties en meer risicovolle methoden als infiltratie en
    pseudo-koop. Er is geen wezenlijk onderscheid in het gebruik van de
    opsporingsmethoden door de regionale recherche en de kernteams. Wel
    hebben de kernteams het voordeel dat zij zich exclusief kunnen
    bezighouden met georganiseerde criminaliteit. In de meeste
    kernteams is intern al uitgebreid gesproken over de mogelijkheden
    van verschillende opsporingsmethoden. Deze bevinding toont direct
    de bijzondere positie van de kernteams. Zij zijn opgericht om de
    opsporing van georganiseerde criminaliteit vorm te geven. Het gaat
    bij kernteamzaken nagenoeg steeds om omvangrijke onderzoeken naar
    grote criminele organisaties. Ten behoeve van dit soort
    opsporingsonderzoeken dienen dan ook veelvuldig bijzondere
    opsporingsmethoden te worden toegepast. Het is dan ook niet
    verwonderlijk dat de kernteams met de implementatie van de
    aanbevelingen van de enquêtecommissie ver zijn gevorderd.

    Personeels- en opleidingenbeleid

    Het personeel van een kernteam wordt voor vier tot zes jaar
    gedetacheerd. Vooral voor perifere kernteams is dit een probleem.
    Het kernteam Noord-Oost Nederland heeft op dit moment problemen met
    het werven van rechercheurs. De personele problemen zijn terug te
    voeren op de constructie waarmee het kernteam Noord-Oost Nederland
    is opgezet. Het kernteam kan niet zelf personeel in dienst nemen,
    maar slechts gedetacheerd krijgen vanuit de regiokorpsen. Terugkeer
    van de kernteammedewerkers is de verantwoordelijkheid van de
    regiokorpschefs. Sommige korpschefs doen er wel iets aan, anderen
    houden er totaal geen rekening mee. In het laatste geval moeten de
    kernteammedewerkers terug in het regiokorps in functies waar ze met
    hun opgedane kennis niet uit de voeten kunnen. Bij de niet-perifere
    kernteams, zoals Rotterdam-Rijnmond, is dit veel minder van belang:
    hier verlaten de rechercheurs van het kernteam de regionale
    recherchedienst niet of ze zijn makkelijker in de regionale
    recherche terug te plaatsen.

    De heer Biesheuvel: Ik stap over naar de landelijke
    opsporingsdiensten. Het woord «kernteam» is al een paar
    keer gevallen. Ik zal eerst wat langer stilstaan bij de kernteams
    en dan bij de overige landelijke, bovenregionale
    opsporingsdiensten. Mijnheer Aalbersberg, wij hebben de indruk dat
    in regio’s wel eens wordt gezegd dat een onderzoek echt bij hen
    hoort. Het is dan de vraag in hoeverre de regio in voldoende mate
    meewerkt aan regio-overstijgend onderzoek. Dat kan zich
    bijvoorbeeld uiten in de mate waarin gemakkelijk informatie en
    mensen worden afgestaan aan kernteams. Kunt u daarop reageren?

    De heer Aalbersberg (chef kernteam Noord-Oost Nederland): Het
    moeilijkste is volgens mij de politie-informatiehuishouding. Daar
    worden namelijk keuzes gemaakt en daar wordt bepaald welk onderzoek
    wordt aangepakt. Een tactisch onderzoek kan in theorie natuurlijk
    overal worden uitgevoerd. Als u aan een recherchechef 30
    rechercheurs geeft en u zet ze ergens op een waddeneiland, kunnen
    zij het onderzoek ook doen. Dit is dus ook een prioritaire vraag:
    waar zetje de capaciteit neer. In Nederland hebben wij ervoor
    gekozen, met de interregionale kernteams sterkte vrij te maken en
    die vooral te gebruiken voor de bovenregionale onderzoeken. Daarbij
    heeft eik kernteam eigenlijk twee invalshoeken. De ene betreft de
    aandachtsgebieden, waarbij bijvoorbeeld Noord-Oost Nederland de
    Oost-Europese criminaliteit, de Turkse criminaliteit, mensenhandel
    en mensensmokkel onderzoekt. De andere invalshoek betreft de
    onderzoeken die «boven het maaiveld van de regio’s» uit
    komen. Er zou ook een andere keuze gemaakt kunnen worden. Waar je
    de capaciteit ook neerzet, het gaat toch om het vrijmaken van
    capaciteit voor de wat langdurige aanpak, zonder dat die dagelijks
    gehinderd wordt door de prioriteiten die ook gelden. Waar je de
    capaciteit neerzet, is eigenlijk niet zo relevant, het gaat meer om
    de vraag hoe de interregionale formatie wordt gevormd. Dat is de
    ontwikkeling waar de heer Ficq ook naar verwees, namelijk een
    benadering waarbij met platforms wordt gewerkt. De kerntaak van de
    kernteams is naar mijn mening meer dat dit beeld wordt gehanteerd,
    zodat ook de juiste prioriteiten gesteld kunnen worden. De vraag
    over de uitwisseling van mensen is natuurlijk lastig. De
    Nederlandse concernpolitie waarover wij praten, bestaat nog niet,
    want er is nog steeds sprake van zelfstandige regio’s. Er zit
    altijd een spanningsveld tussen enerzijds een kernteam dat mensen
    graag wil opleiden, hen een bepaalde periode wil houden, daar
    energie in steekt en vervolgens hoopt dat de kennis die erin is
    gestopt behouden blijft, en anderzijds het regionale beeld dat
    politiemensen allround moeten zijn, terug moeten naar de basis en
    eigenlijk, zoals dat heet, in het pak op straat moeten werken. Ook
    in Noordoost-Nederland merken wij dat dit spanningsveld het soms
    moeilijk maakt om eerst de juiste kwaliteit vanuit de regio’s in
    het kernteam te krijgen en vervolgens iemand te zien verdwijnen in
    algemene dingen, terwijl in die persoon zes a zeven jaar op
    allerlei vakgebieden is geïnvesteerd. Dat beeld is dus zeker
    aanwezig. (Verslag Rondetafelgesprek, 25 mei 1999.)

    Uit het onderzoek blijkt in ieder geval dat de medewerkers van
    het kernteam een meer intensieve opleiding hebben gehad dan
    anderen. Kernteammedewerkers hebben een breed scala aan
    opleidingsmogelijkheden. Dit is neergelegd in de kernteamregeling.
    Ten opzichte van de regiokorpsen zijn de kernteams bevoorrecht qua
    opleidingen. Aan de Rechercheschool te Zutphen zijn als uitvloeisel
    van de werkgroep-Behling speciale opleidingsmodules voor
    kernteammedewerkers vervaardigd. In feite is daardoor een
    tweedeling binnen de politie ontstaan als het gaat om
    opleidingsmogelijkheden. Door de uitgebreide
    opleidingsmogelijkheden zijn kernteammedewerkers goed op de hoogte
    van nieuwe wetgeving en beleidsvorming.

    CID-functie kernteams

    Een aanbeveling van de parlementaire enquêtecommissie
    opsporingsmethoden is voorts dat de kernteams een eigen CID zouden
    moeten hebben. Thans beschikken kernteams niet over een eigen CID.
    In de praktijk zijn, om aansluiting te krijgen op de CID-structuur,
    alternatieve oplossingen gevonden, die er op neer komen dat
    materieel het kernteam een eigen CID heeft die CID-informatie
    verzamelt en informanten worden

    gerund. Formeel worden conform de bepalingen van de CID-regeling
    ’95 de werkzaamheden van de CID van het kernteam onder
    verantwoordelijkheid van het kernkorps uitgevoerd en is de
    RCID-chef in de praktijk registerbeheerder.

    Het kernteam Noord-Oost Nederland heeft formeel, volgens de
    CID-regeling 1995, geen eigen CID. Materieel is echter in het
    kernteam wel een aparte CID aanwezig met een eigen chef. Deze CID
    is qua beheer ingebed bij het beherend korps van het kernteam,
    regiopolitie IJsselland. Tussen de CID van het kernteam en de CID
    van het regiokorps wordt veel en regelmatig overlegd. Omdat de
    onderzoeken van het kernteam veelal een internationaal karakter
    hebben, bestaat er weinig kans dat er conflicten ontstaan met
    onderzoeken van de regio. De laatste zijn veelal gericht op de
    regio zelf

    Toekomstige verantwoordelijkheidsstructuur CID-en en
    kernteams

    Over de vraag of het kernteam een eigen CID moet hebben, is mede
    naar aanleiding van de parlementaire enquêtecommissie
    opsporingsmethoden – in 1997 een discussie gevoerd. De Cczwacri
    heeft naar aanleiding van een notitie van het Landelijk parket het
    College van procureurs-generaal geadviseerd, waarbij 2 modaliteiten
    naar voren zijn gebracht:

    a. de huidige situatie, waarbij de CID-registers van het
    kernteam onder het beheer van een RCID blijven vallen, en

    b. de modaliteit waarbij de formele en materiële
    verantwoordelijkheid bij één persoon komt te
    liggen.

    In de nieuwe kernteamregeling wordt het aan de kernteams zelf
    overgelaten op welke wijze de verantwoordelijkheid voor de
    inwinning en opslag van criminele gegevens vorm wordt gegeven. Door
    de kernteams Amsterdam-Amstelland, Zuid-Nederland,
    Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden en het LRT worden de CID-en
    ondergebracht bij het kernkorps. Daarbij vindt de inwinning van
    criminele informatie plaats door het kernteam zelf in het kader van
    het rechercheproces. Ten aanzien van de opslag van deze gegevens
    loopt de verantwoordelijkheid hiërarchisch van de chef RCID
    via de recherchechef van het kernkorps naar de korpschef van het
    kernkorps. Voor deze niet-perifere kernteams betekent het dat er
    geen verandering in de huidige situatie optreedt. Het kernteam
    Randstad Noord en Midden en het kernteam Noord-Oost Nederland
    zullen een modaliteit hanteren waarbij deze perifere kernteams zelf
    voorzien in zowel de inwinning als de opslag van criminele
    inlichtingen. De verantwoordelijkheid voor de opslag van deze
    gegevens van het kernteam ligt niet bij de RCID-chef maar bij de
    kernteamchef. De kernteamchef kan daarna integraal verantwoordelijk
    zijn voor zowel de inwinning als de opslag van criminele
    inlichtingen van het kernteam.

    Relatie kernteam-regiokorps(en)

    Een belangrijk aandachtspunt bij de kernteams is de samenwerking
    tussen de teams en de betrokken regiokorpsen. Het kernteam heeft
    een nationale verantwoordelijkheid, maar is daarnaast ingebed in
    een regio. De medewerkers zijn gedetacheerd bij het kernteam en
    gaan na vier tot zes jaar ook weer terug naar de regio. De
    kernteamleiding wil de relatie met de regiokorpsen goed houden.
    Regiokorpsen kijken namelijk met een schuin oog naar de kernteams.
    De kernteamleiding wil voorkomen dat het kernteam een eiland wordt
    en vervreemdt van de regio.

    Het kernteam Noord-Oost Nederland bestaat uit negen deelnemende
    regiokorpsen. De korpsbeheerder en korpschef van de regio
    IJsselland en de hoofdofficier van justitie te Zwolle houden twee
    keer per jaar een superdriehoek. De superdriehoek bestaat uit 9 x 3
    verantwoordelijken (korpsbeheerder, korpschef en hoofdofficier). De
    betrokkenheid van een groot aantal korpsen vereist een zorgvuldige
    communicatie en coördinatie van werkzaamheden. De animo voor
    de superdriehoek is afgenomen. Volgens de korpsbeheerder is er
    minder te bespreken vanwege de heldere mandaatslijnen.

    Samenwerking tussen kernteams

    De samenwerking tussen de kernteams is minimaal. Dat is echter
    wel nodig omdat de kernteams gebonden zijn aan door het College van
    procureurs-generaal toebedeelde specifieke aandachtsgebieden. Deze
    aandachtsgebieden zijn geografische verdelingen. Zo heeft het
    kernteam Noord-Oost Nederland de gebieden Turkije en Oost-Europa;
    het kernteam Rotterdam-Rijnmond heeft Zuid-oost Azië en
    Zuid-Amerika. Door een dergelijke indeling van aandachtsgebieden
    kunnen verschillende kernteams met dezelfde personen, dezelfde
    delicten, lokaties, etc. te maken hebben. Daarom zouden de
    kernteams ook onderling met elkaar verbonden moeten zijn. De
    kernteams maken tot op heden niet middels een CID deel uit van de
    nationale informatiehuishouding. Met de introductie van een eigen
    CID of lnfodesk kunnen kernteams zelf verantwoordelijk worden
    gehouden voor de aanlevering van informatie ten behoeve van de
    nationale register.

    Soms is informatie van kernteams echter staatsgeheim en kan zij
    niet worden opgenomen in nationale registers. Een voorbeeld hiervan
    is het rapport (1998~ van het kernteam Noord-Oost Nederland over
    het project Oost-Europa, terwijl een belangrijk deel afkomstig is
    van politieregisters.

    Incidenteel vindt er samenwerking plaats tussen kernteams met
    betrekking tot operationele onderzoeken. Dit was het geval bij het
    onderzoek «Community», waarbij het kernteam
    Rotterdam-Rijnmond en Noord-Oost Nederland hebben samengewerkt.
    Daarnaast bestaat er een specifiek overlegorgaan voor
    kernteamchefs, waarin allerlei informatie over organisatie en
    onderzoeken wordt uitgewisseld.

    Daar waar wel samenwerking tussen kernteams vereist is, is deze
    niet altijd goed. De commissie heeft kennis genomen van een voorval
    tussen het kernteam AmsterdamAmstelland en het kernteam Noord Oost
    Nederland. De CID van het kernteam Noord Oost Nederland heeft al
    geruime tijd een informant die de CID veel informatie verschaft.
    Deze informant weet zoveel dat aangenomen moet worden dat hij zich
    midden in het milieu beweegt. Vanaf het begin is de informant
    gewezen op het feit dat de CID niet accepteert dat de informant
    strafbare feiten pleegt. Daarbij is hem tevens duidelijk gemaakt
    dat hij geen bescherming als informant kan genieten indien hij toch
    strafbare feiten zou plegen. Deze informant is door het kernteam
    verschillende keren gecheckt door de verschillende politiesystemen
    te bevragen. Deze controle heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat
    deze informant als subject zou worden aangemerkt. Het blijkt dat
    telefoongesprekken van deze informant al vanaf november 1998 door
    de politieregio Amsterdam-Amstelland worden afgeluisterd en
    opgenomen. Al snel weet de betrokken teamleider dat de gesprekken
    worden gevoerd met politiemensen van de CID van het kernteam Noord
    Oost Nederland. De verantwoordelijke Amsterdamse officieren van
    justitie worden over de zaak geïnformeerd, maar door de
    zaaksofficier en de tactisch teamleider wordt de eigen CID van
    Amsterdam niet in kennis gesteld van het feit dat zij een informant
    onder de tap hebben. Daarmee wordt de CID Amsterdam de mogelijkheid
    ontnomen om de CID van het kernteam Noord Oost Nederland te
    informeren over het feit dat één van hun informanten
    onderzoekssubject is in een Amsterdams rechercheonderzoek. Pas
    nadat de runners van de CID van het kernteam Noord Oost Nederland
    het vermoeden krijgen dat hun informant voorwerp van een Amsterdams
    rechercheonderzoek is en zij navraag gaan doen, worden de
    verantwoordelijke officieren en leiding van het kernteam Noord Oost
    Nederland door Amsterdam over de zaak geïnformeerd. Op 4
    januari 1999 wordt deze informant door de Amsterdamse politie
    gearresteerd op verdenking van grootschalige heroïnesmokkel.
    Hij verklaart na zijn aanhouding informant van de CID van het
    kernteam Noord Oost Nederland te zijn en de strafbare feiten in
    opdracht van de politie te hebben gepleegd. Het College van
    procureurs-generaal geeft begin januari de Rijksrecherche de
    opdracht een feitenonderzoek uit te voeren naar aanleiding van de
    verhalen die inmiddels de ronde doen over het kernteam Noord Oost
    Nederland. De Rijksrecherche heeft onderzocht op welke wijze de
    informant door de CID van het kernteam is gerund. Daarnaast is
    onderzoek gedaan naar de wijze waarop het regiokorps
    Amsterdam-Amstelland is omgegaan met het vermoeden dat hun
    verdachte elders optrad als informant/infiltrant en met het
    vermoeden dat runners van deze CID de informant van teveel
    informatie voorzagen. De Rijksrecherche komt tot de conclusie dat
    de runners van kernteam Noord Oost Nederland niet altijd voldoende
    afstand hebben genomen ten opzichte van de informant en niet altijd
    voldoende zorgvuldig zijn opgetreden. De Rijksrecherche verwijt het
    regiokorps Amsterdam-Amstelland een informant als verdachte aan te
    merken en zijn telefoongesprekken af te luisteren zonder dit ter
    kennis te brengen aan de voor de informant verantwoordelijke CID.
    Het regiokorps Amsterdam-Amstelland heeft kennelijk geen of
    onvoldoende vertrouwen gehad in zijn collega’s bij zowel het
    kernteam als het openbaar ministerie in Zwolle. Door het gebrek aan
    vertrouwen is de leiding van het kernteam Noord Oost Nederland en
    het verantwoordelijke openbaar ministerie noodzakelijke informatie
    onthouden om hun verantwoording te kunnen nemen.

    vorige    volgende   inhoud