2.6 Normering van bevoegdheden voor de handhaving van de openbare
orde
In het onderzoek naar de normeringscrisis is bekeken of het
noodzakelijk is ook voor andere werkterreinen van de politie tot
nadere regelgeving voor de inzet van bepaalde methoden te komen.
Naar aanleiding van de uitkomsten van de parlementaire
enquêtecommissie opsporingsmethoden en de discussie in de
Kamer is uitdrukkelijk bepaald dat bevoegdheden expliciet
vastgelegd dienen te worden in de wet. Het terugvallen op het
algemene artikel 2 van de Politiewet wordt door velen als te
beperkt gezien als er door het gebruik van bepaalde bevoegdheden
inbreuk wordt gemaakt op de rechten en vrijheden van burgers. Op
basis van deze discussie heeft de commissie de volgende
onderzoeksvraag gehanteerd:
Bestaat er een noodzaak tot nadere normering van activiteiten
van de politie met betrekking tot opsporing of
ordehandhaving?»
Opsporing, ordehandhaving en hulpverlening
Met het vaststellen van de bevoegdheden van de politie voor haar
taak in het kader van de opsporing (Wet bijzondere
opsporingsbevoegdheden) en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
(WIV) zijn de eerste stappen gezet tot normering. Het wetsvoorstel
Bijzondere opsporingsbevoegdheden geeft een regeling voor de
aanwending van bijzondere opsporingsmethoden met een
strafvorderlijk doel. Dit wetsvoorstel heeft vooral betrekking op
de opsporing en is niet bedoeld om ingezet te worden voor andere
terreinen, zoals de handhaving van de openbare orde en de
hulpverlening. Daarnaast verricht de politie ook werkzaamheden in
het kader van de taakstelling van de Algemene inlichtingen- en
veiligheidsdienst en de Militaire inlichtingen- en
veiligheidsdienst. Deze taak vervult de politie onder
verantwoordelijkheid van de BVD. Het gezag berust bij de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de feitelijke
werkzaamheden worden uitgevoerd door de RID en. Bij het uitoefenen
van deze activiteiten mogen politieambtenaren geen gebruik maken
van hun bevoegdheid om strafbare feiten op te sporen (artikel 20,
lid 2 WIV). De informatie uit deze onderzoeken is exclusief voor de
BVD en niet beschikbaar voor het korps. Het is de bevoegdheid van
de BVD, in casu de minister, om een beslissing te nemen over het
gebruik van deze informatie.
Naast opsporing en de genoemde BVD-taak heeft de politie ook een
taak bij de handhaving van de openbare orde ( De hulpverleningstaak
van de politie wordt hier verder buiten beschouwing gelaten omdat
voor die taak het onwaarschijnlijk is dat de politie gebruik maakt
van bijzondere bevoegdheden als observatie, infiltratie,
afluisteren etc.). Zo wordt onder gezag van de burgemeester
informatie ingewonnen over bijvoorbeeld potentiële
ordeverstoringen en grootschalige rellen. Op dit moment is er geen
wettelijke basis voor het gebruik van (bijzondere) methoden met het
oog op de handhaving van de openbare orde. Met name enkele recente
gebeurtenissen op het gebied van het voetbalgeweld (eerste dode bij
de Beverwijkrellen en de ongeregeldheden op de Coolsingel na het
kampioenschap van Feyenoord) hebben de roep om extra bevoegdheden
op het gebied van de openbare ordehandhaving doen toenemen. Bij de
inwerkingtreding van het wetsvoorstel bijzondere
opsporingsbevoegdheden en WIV valt er een juridisch hiaat inzake
een regeling voor de inzet van bijzondere inlichtingenmethoden die
in het kader van de openbare ordehandhaving door de burgemeester
kunnen worden ingezet. Daarbij gaat artikel 2 Politiewet 1993 uit
van de handhaving van de rechtsorde. Bij grootschalige
ongeregeldheden is vaak geen helder onderscheid te maken tussen de
handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke handhaving
van de rechtsorde onder het gezag van respectievelijk de
burgemeester en de (hoofd)officier van justitie. In de praktijk
worden deze afwegingen gemaakt in de driehoek waar zowel de
burgemeester als de (hoofd)officier van justitie aanwezig zijn.
Informatie inwinning in het kader van de handhaving van de openbare
orde valt noch onder het wetsvoorstel Bijzondere
opsporingsbevoegdheden of de WIV. Voor de handhaving van de
openbare orde kan het voor de autoriteiten desalniettemin van groot
belang zijn over bepaalde informatie te beschikken. Het gaat
hierbij in het bijzonder om informatie over gedragingen van groepen
voetbalsupporters voor, tijdens en na voetbalwedstrijden of
informatie over (op handen zijnde) grootschalige ongeregeldheden
als gevolg van botsingen tussen protesterende groepen of bij
arbeidsonrust (stakingen). Voor die gevallen bestaat behoefte aan
de inzet van een beperkt aantal inlichtingenmiddelen (of bijzondere
methoden). In eerste instantie worden de volgende methoden in de
praktijk «gemist»:
– observatie en het gebruik van technische hulpmiddelen daarbij
en
– bepaalde vormen van het werken met informanten/infiltranten.
Huidige ontwikkelingen
In het wetsvoorstel Bijzondere opsporingsbevoegdheden is al
stilgestaan bij het ontbreken van bevoegdheden in het kader van de
handhaving van de openbare orde. In de Memorie van Toelichting
staat het volgende vermeld:
«Er wordt momenteel bezien waar nadere normering dient
plaats te vinden van methoden ter handhaving van de openbare orde.
Daarbij valt onder meer te denken aan informatieverzameling ter
regulering van overlast rond voetbalwedstrijden, maar ook aan
maatregelen bij grootschalige rellen en ordeverstoringen. De wijze
waarop deze methoden in het onderhavige voorstel worden genormeerd,
is niet zonder meer van toepassing op deze methoden in het kader
van de handhaving van de openbare orde en hulpverlening (Tweede
Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 403, p. 55)». In navolging
hierop is door het NPI een tweetal expertmeetings georganiseerd in
december 1998 en januari 1999. Deze bijeenkomsten hadden als doel
een helder beeld te geven van de juridische mogelijkheden om
informatie in te winnen onder verantwoordelijkheid van de
burgemeester. Het eindverslag van deze bijeenkomsten is in april
1999 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
aangeboden.
Het ontbreken van regelgeving voor de inzet van
inlichtingenmiddelen op het terrein van de handhaving van de
openbare orde leidt ertoe dat het de komende periode onduidelijk
blijft wanneer burgemeesters gebruik kunnen maken van bijzondere
methoden. Het gebruik maken van informanten of het inzetten van
infiltranten bij bijvoorbeeld groepen voetbalsupporters wordt door
velen als een van de oplossingen gezien tegen het voetbalgeweld.
Het juridische hiaat zal voor de bestuurlijke autoriteiten echter
voorlopig nog voor de nodige onzekerheid zorgen. Bovendien is het
maar de vraag of deze regelgeving op korte termijn tot stand komt.
De ontwikkeling van een wetsvoorstel neemt immers een langere
periode in beslag.