• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Eindrapport – 8.8 Binnenlandse veiligheidsdienst

    8.8 Binnenlandse veiligheidsdienst

    8.8.1 Inleiding

    De commissie heeft besloten ook onderzoek te doen naar de rol
    die de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) en de Regionale
    inlichtingendiensten (RID-en) spelen bij de bestrijding van de
    georganiseerde criminaliteit. De commissie is van oordeel dat het
    van belang is voor het beeld van de organisatie en het functioneren
    van de opsporing dat de commissie inzicht krijgt in de methoden die
    de BVD en de RID-en hanteren bij de bestrijding van de
    georganiseerde criminaliteit.

    Ten behoeve van dat onderzoek zijn relevante documenten van de
    BVD en de RID-en opgevraagd. Met de direct betrokkenen bij de BVD
    en de RID-en hebben de commissie en haar staf gesprekken
    gevoerd.

    8.8.2 Organisatie en samenwerking

    In artikel 8, tweede lid van de Wet op de inlichtingen- en
    veiligheidsdiensten wordt de taak van de BVD als volgt
    geformuleerd:ahet verzamelen van gegevens omtrent organisaties en
    personen welke door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun
    activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij
    een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische
    rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige
    belangen van de Staat;bhet verrichten van veiligheidsonderzoeken
    ter zake van de vervulling van vertrouwensfuncties, dan wel van
    functies in het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze ter
    zake verantwoordelijke Ministers de mogelijkheid bieden de
    veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat te
    schaden;chet bevorderen van maatregelen ter beveiliging van
    gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat
    wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van
    het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze terzake
    verantwoordelijke Ministers van vitaal belang zijn voor
    de instandhouding van het maatschappelijk leven.

    In totaal zijn bij de BVD ongeveer 560 personen werkzaam.
    De rol van de BVD en de RID-en bij de bestrijding van de
    georganiseerde criminaliteit is marginaal. Er is nauwelijks sprake
    van eigen analyses van informatie over dit onderwerp. Van
    bestrijding sec door de BVD of de RID-en is geen sprake. Uit de
    publieke uitlatingen en jaarverslagen van de BVD kan het beeld
    oprijzen dat de BVD zich intensief bemoeit met de georganiseerde
    criminaliteit. Noot Maar dit beeld wordt door de BVD
    ontkend. De BVD besteedt pas zelfstandig aandacht aan de
    georganiseerde criminaliteit als hierbij sprake is van aantasting
    van de integriteit van het openbaar bestuur. Dit wordt dan opgevat
    als n van de aantasters van de staatsveiligheid of de democratische
    rechtsorde. Georganiseerde criminaliteit is op zichzelf geen
    onderzoeksonderwerp van de BVD.

    De integriteit van het openbaar bestuur is een onderwerp dat
    verschillende diensten aangaat: politie, OM, Rijksrecherche, BVD.
    De cordinatie tussen deze organisaties is in het algemeen niet
    optimaal. De BVD beschikt niet over een inventarisatie van gevallen
    waarin de georganiseerde criminaliteit de integriteit van de
    overheid bedreigt. Noot

    BVD en politie

    De BVD verricht niet op eigen initiatief onderzoek naar
    strafbare feiten. De BVD neemt wel in bijzondere gevallen met
    liaisons deel aan strafrechtelijke onderzoeken van de politie,
    bijvoorbeeld in het Haagse Copa-team en het Columbia-team. De
    politie heeft soms het idee dat de BVD deel uitmaakt van het team,
    terwijl de BVD van zijn kant steeds afstand tot de politie claimt.
    De liaisons hebben tot taak na te gaan welke informatie van de BVD
    mogelijk relevant is in het kader van het strafrechtelijk
    onderzoek. Indien de BVD over bruikbare informatie beschikt, wordt
    deze uitsluitend via een ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan
    een team ter beschikking gesteld. Dit gebeurt op basis van de
    artikelen 11 en 12 WIV.

    De voorzitter :
    Maar welke wettelijke basis is er om op deze manier te
    werken?
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Voor de BVD is de wettelijke basis te vinden in de
    Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
    De voorzitter:
    Op grond van die wet kan men inlichtingen verzamelen, maar
    die dienst kan op grond daarvan toch geen inlichtingen verzamelen
    voor een strafproces? De ambtenaren van de
    BVD zijn namelijk
    geen opsporingsambtenaren.
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Nee, zij verzamelen inlichtingen op grond van hun
    bevoegdheid en als zij mij iets vertellen dat mogelijk van belang
    kan zijn, kunnen wij dat ook gebruiken in een strafproces.
    De voorzitter:
    Maar het is toch niet genoeg dat u dat zegt. Voor zoiets
    moet toch een wettelijke basis zijn. Is die er in voldoende
    mate?
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Ik meen dat uiteindelijk de rechter zal toetsen en dat hij
    zal zeggen of hij er genoegen mee neemt. Maar als een
    informant
    iets zegt en wij brengen die informatie in een strafproces, dan
    toetst de rechter toch ook.
    De voorzitter:
    Dan wordt een proces-verbaal gemaakt door
    opsporingsambtenaren.
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Maar hiervan wordt ook proces-verbaal opgemaakt.
    De voorzitter:
    Door wie dan?
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Door de afdeling DBRZ. Noot Ik krijg het
    ambtsbericht en geef dat in handen van die afdeling en daar maakt
    men er een proces-verbaal van.
    De voorzitter:
    Dus dan is de BVD eigenlijk een grote
    informant.
    Mevrouw Van der Molen-Maesen:
    Maar wel een superinformant. Noot De sturing
    van de RID-en door de BVD is uiterst moeizaam. Binnen de BVD sluit
    men niet uit dat in de toekomst geen gebruik meer zal worden
    gemaakt van de RID-en. Traditioneel bestaat er een spanning tussen
    de CRI en de BVD. Na het rapport van de Commissie relatie BVD-CRI
    (de commissie-Blok) is de verhouding tussen beide diensten
    verbeterd. Op dit moment wordt intensief informatie uitgewisseld
    voorzover dat past in de taakuitoefening van beide diensten.

    8.8.3 Methoden

    Methoden BVD

    De BVD spoort geen strafbare feiten op. Wel worden dezelfde
    methoden gehanteerd bij de uitoefening van de
    eigenlijke taak van de BVD als door opsporingsinstanties. Bovendien
    heeft de BVD de mogelijkheid om direct af te luisteren. De
    bijzondere methoden die de BVD gebruikt zijn niet in een wet
    opgenomen. De inzet van deze middelen wordt getoetst aan de hand
    van interne vertrouwelijke richtlijnen. De BVD doet soms
    onderzoeken waarbij sprake is van bijvangst. Volgens betrokkenen
    wordt dan bij toeval informatie over criminele activiteiten
    (wapens, drugs) gevonden.

    Uitwisseling informatie BVD – politie

    Informatie van de BVD kan relevant zijn voor een strafrechtelijk
    opsporingsonderzoek. De minister van Justitie heeft zich in een
    brief aan de vaste commissie voor de Inlichtingen- en
    veiligheidsdiensten op het standpunt gesteld dat van de BVD
    afkomstige informatie door politie en justitie kan worden gebruikt
    ten behoeve van de legitimatie van de aanvang van een
    strafrechtelijk onderzoek. Als regel zal hierover een ambtsbericht
    van het hoofd van de BVD aan de officier van justitie uitgaan. Het
    wordt niet uitgesloten geacht dat de informatie bij spoedeisende
    situaties eerst mondeling wordt verstrekt en dat er dan achteraf
    alsnog een schriftelijk ambtsbericht volgt. Het gaat om enkele
    tientallen ambtsberichten per jaar. Zo kan het voorkomen dat de BVD
    door middel van een ambtsbericht informatie uit een BVD-telefoontap
    verstrekt aan de politie. Het staat de rechter vrij om van de BVD
    afkomstige informatie al dan niet voor het bewijs te gebruiken. De
    enkele omstandigheid dat de informatie afkomstig is van de BVD,
    maakt nog niet dat die informatie onrechtmatig is verkregen.
    Noot Betrokkenen stellen dat er slechts in incidentele
    gevallen sprake is van rechtstreekse contacten. De basis van de
    informatie-verstrekking aan de politie wordt gevormd door artikelen
    11 en 12 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het is de
    vraag of deze artikelen daarvoor voldoende basis bieden. In een
    enkel geval geeft de politie via de BVD CID-informatie aan het
    bestuur. Dat betrof bijvoorbeeld betreft een zaak van politieke
    infiltratie. De politie beschikt in principe niet over de
    mogelijkheid om de informatie rechtstreeks door te geven.

    De BVD krijgt met regelmaat informatie over georganiseerde
    criminaliteit van haar zusterdiensten in het buitenland die zich
    hiermee wel bezighouden.

    De heer Rabbae:
    Wat bepaalt de grens van de informatie-uitwisseling
    tussen u en een zusterinstelling in het buitenland?
    De heer Van Helten:
    De informatie-uitwisseling moet altijd kloppen met de
    taakstelling van de dienst en zijn bevoegdheden en
    verantwoordelijkheden. Dat geeft een kader waar wij niet buiten
    mogen treden.
    De heer Rabbae:
    Dat is het enige criterium?
    De heer Van Helten:
    Nee, dat hangt van het onderwerp af. Er zal altijd een zeer
    kritisch blik worden geworpen op de mogelijkheid dat men
    bijvoorbeeld vanuit het buitenland tracht invloed uit te oefenen op
    de Nederlandse situatie. Dat is een heel sterke beperking.
    De heer Rabbae:
    Het is niet afhankelijk van de vraag of er in het andere
    land al dan niet sprake is van wetgeving omtrent
    privacy-bescherming?
    De heer Van Helten:
    Dat is een zeer belangrijk punt.
    De heer Rabbae:
    Ook in de uitwisseling van informatie tussen geheime
    diensten?
    De heer Van Helten:
    Ja, want wij zijn gehouden aan onze eigen
    privacy-voorschriften en die voorschriften worden niet terzijde
    gelegd als wij spreken met een buitenlandse zusterdienst.
    De voorzitter:
    Maar in algemene zin blijft toch overeind dat, zoals hier de
    vertegenwoordiger van de
    CRI heeft gezegd, de
    informatie-uitwisseling met die diensten weer gebeurt op de
    vertrouwensbasis? Wat ze er verder mee doen, kunt u toch nooit
    direct controleren?
    De heer Van Helten:
    Dat is een van de punten die het ingewikkeld maken. Als je
    niet zeker weet wat de buitenlandse zusterdienst doet met de
    gegevens die je geeft, dan moet je het eigenlijk niet doen. Dat
    legt wel eens een druk op de verhoudingen die soms door een ander
    land wordt vertaald als onwil van Nederland om volledig mee te
    werken. Wij moeten zicht hebben op wat er gebeurt. Dat is trouwens
    een internationale regel, het derde-landenprincipe (third party
    principle). Dat houdt in dat als je informatie uitwisselt met een
    zusterdienst, je alleen maar gebruik mag maken van die informatie
    met toestemming van die zusterdienst. Dat geldt voor ons ook. Als
    wij informatie geven aan een zusterdienst dan moeten wij
    redelijkerwijze controle hebben op datgene wat ze ermee doen.

    Noot

    Gebruik technische kennis

    De politie maakte in incidentele gevallen gebruik van de
    technische kennis van de BVD. De activiteiten van de BVD-ambtenaren
    hebben dan plaats onder verantwoordelijkheid van de politie en de
    officier van justitie.

    De heer Vos:
    Ik zou de vraag wat breder willen maken. Doet de politie wel
    eens een beroep op de expertise, de bijzondere vaardigheden, de
    technische instrumenten die bij de dienst beschikbaar
    zijn?
    De heer Van Helten:
    Dat gebeurt wel eens.
    De heer Vos:
    In welke gevallen gebeurt het?
    De heer Van Helten:
    Van geval tot geval wordt bekeken wat er kan gebeuren. Een
    en ander wordt zeer precies vastgelegd.
    De heer Rabbae:
    Heeft u ooit een gaatje geboord of een camera geplaatst voor
    de politie?
    De heer Van Helten:
    Wij hebben wel eens technische activiteiten voor politie en
    justitie verricht.
    De heer Rabbae:
    Dat doet u nog steeds.
    De heer Van Helten:
    In zeer beperkte mate. Het is uiterst zelden
    noodzakelijk.
    Noot Steeds wordt een schriftelijk
    akkoordverklaring van de officier van justitie gevraagd zodat geen
    onduidelijkheid kan bestaan over de verantwoordelijkheid. Zelden
    worden de eigen BVD-bevoegdheden gebruikt ten behoeve van een
    politie-onderzoek, tenzij er sprake is van een eigen BVD-belang
    (gevaar voor aantasting van de staatsveiligheid of de democratische
    rechtsorde). De BVD doet vaker een beroep op de Divisie
    ondersteuning van het KLPD. Deze KLPD-medewerkers werken dan onder
    verantwoordelijkheid van de BVD. Deze samenwerking vindt vooral
    plaats indien de middelen van de BVD zijn uitgeput.
    De heer Koekkoek:
    Komt het andersom ook voor, dat de politie en met name
    Driebergen, u helpt met technische hulpmiddelen?
    De heer Van Helten:
    Ja.
    De heer Koekkoek:
    Komt dat veel voor?
    De heer Van Helten:
    Dat komt nog steeds voor.
    De heer Koekkoek:
    Komt het in toenemende mate voor?
    De heer Van Helten:
    Ja, ik heb de indruk dat het wat vaker gebeurt dan vroeger.
    Maar wij doen dat in het kader van het regime van artikel 18 van de
    wet, waarin de politie-ambtenaren werkzaamheden voor de
    BVD
    uitoefenen. Dan gebeurt het dus wel onder ons regime.
    Noot

    8.8.4 Sturing en controle

    Algemene sturing en controle BVD

    De BVD verricht zijn taak in ondergeschiktheid aan de minister
    van Binnenlandse Zaken (art. 2 WIV). Deze minister is politiek
    verantwoordelijk. Politieke sturing van de BVD vindt in breder
    verband plaats in de ministerile commissie voor de Inlichtingen- en
    veiligheidsdiensten. Deze commissie bestaat uit de
    minister-president en de ministers van Binnenlandse Zaken,
    Justitie, Defensie, Economische Zaken en Financin. Hier vindt
    overleg plaats over de organisatie en samenwerking tussen de BVD en
    de Militaire inlichtingendienst. De minister van Binnenlandse Zaken
    legt in de eerste plaats politieke verantwoording af aan de
    commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Van deze
    commissie maken de fractievoorzitters van CDA, PVDA, VVD en D66
    deel uit.

    De controle op en de sturing van de BVD staan ter discussie. In
    een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van
    State (juni 1994) wordt gesteld dat in de Wet op de inlichtingen-
    en veiligheidsdiensten niet voldoende is aangegeven onder welke
    omstandigheden en met welke middelen de BVD bevoegd is inbreuk te
    maken op de persoonlijke levenssfeer van een individu.

    Landelijk officier van justitie

    De landelijke BVD-officier van justitie heeft een controlerende
    taak bij de ambtsberichten van de BVD aan het OM. De landelijke
    officier heeft een beperkt zicht op de activiteiten van de BVD. De
    BVD bepaalt welke informatie aan de landelijke officier wordt
    verstrekt. De landelijke officier kan dan ook niet zelfstandig
    beoordelen of de wijze waarop de informatie door de BVD is
    verkregen rechtmatig is. Zij geeft geen sturing aan de onderzoeken
    waaruit die informatie afkomstig is. Noot

    8.8.5 Beoordeling

    De commissie constateert dat de BVD in overeenstemming met zijn
    taakomschrijving in de Wet op de inlichtingen- en
    veiligheidsdiensten geen zelfstandig onderzoek doet naar
    georganiseerde criminaliteit. De
    commissie constateert echter ook dat na 1989 in de jaarverslagen
    bij politiek en publiek het beeld is uitgedragen dat de BVD zich
    intensief bezig zou houden met de georganiseerde criminaliteit. De
    commissie is van oordeel dat de BVD zich terecht onthoudt van
    intensieve bemoeienis met de bestrijding van georganiseerde
    criminaliteit. Het werkterrein van een binnenlandse
    veiligheidsdienst moet binnen een democratische rechtsstaat zo
    beperkt mogelijk gehouden worden. De commissie is van oordeel dat
    de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit geen taak is van
    de BVD.

    De commissie constateert allerlei vormen van
    informatie-uitwisseling en dwarsverbanden tussen de politie en de
    BVD, inclusief RID-en. Het is niet altijd even duidelijk op welke
    grond dit gebeurt. Noot Dit geldt eveneens voor de
    bevoegdheden op basis waarvan methoden worden ingezet. Het is ook
    niet altijd duidelijk wie recht heeft op welke informatie. De
    commissie is van oordeel dat het grensvlak tussen politie en BVD
    nadere normering behoeft. Dit wil niet zeggen dat in de relatie
    tussen de BVD en de politie veel zaken fout gaan. De commissie is
    echter wel van oordeel dat een meer precieze regeling noodzakelijk
    is om vermenging van belangen te voorkomen. Het gaat bij de nadere
    normering zowel om informatie-uitwisseling tussen de politie en de
    BVD als om wederzijdse operationele ondersteuning.

    Het is nauwelijks mogelijk voor de landelijk officier van
    justitie om daadwerkelijk controle uit te oefenen op de
    rechtmatigheid van de informatie die per ambtsbericht aan het OM
    wordt toegestuurd. De commissie is van oordeel dat de landelijke
    BVD-officier van justitie inzage moet kunnen krijgen in alle
    relevante documentatie die ten grondslag ligt aan het ambtsbericht.
    Zij hecht aan een strakke procedure, aangezien informatie van de
    BVD kan worden gebruikt als begin voor een strafrechtelijk
    onderzoek, en zelfs als bewijs. Dan mag naar het oordeel van de
    commissie geen enkele discussie kunnen ontstaan over de herkomst
    van de informatie.


    vorige         inhoudsopgave en zoeken