HOOFDSTUK 4 OBSERVATIE
4.1 Inleiding
De commissie heeft systematisch onderzoek gedaan naar het
gebruik van opsporingsmethoden. De basis van dit onderzoek ligt in
de vragen die de Werkgroep vooronderzoek opsporingsmethoden
hierover gesteld heeft. In de volgende hoofdstukken wordt
weergegeven hoe opsporingsmethoden in Nederland worden ingezet. De
commissie hanteert daarbij het onderscheid tussen observatie,
informanten runnen, infiltratie en overige opsporingsmethoden. De
commissie besteedt per methode aandacht aan de regelgeving en de
jurisprudentie, het feitelijk gebruik, de sturing en controle van
het gebruik door het OM en de verslaglegging. Afsluitend wordt bij
een aantal methoden aandacht besteed aan de corruptiegevoeligheid
hiervan. Noot De inzet van methoden waarbij veelvuldig
contact wordt onderhouden met criminele derden levert
corruptierisico’s op. Dit is het geval bij het runnen van
informanten, infiltratie, gecontroleerde aflevering en het
doorlaten van drugs. In de hoofdstukken over informanten en
infiltranten wordt hierop nader ingegaan. De commissie heeft veel
onderzoeken naar criminele organisaties aangetroffen waarbij sprake
was van de inzet van een combinatie van methoden. Een omvangrijk
onderzoek naar een criminele organisatie betekent al snel de inzet
van verschillende methoden tegelijkertijd. Naast een tactisch
onderzoek met specifieke methoden ten aanzien van verdachten loopt
dan ook een zogenaamd pro-actief onderzoek dat zich concentreert op
andere personen. Zo gaat een methode als politie-infiltratie
vrijwel altijd gepaard met observatie. Ook bestaat gecontroleerde
aflevering niet zonder observatie. Inkijkoperaties gaan vaak samen
met gecontroleerde afleveringen. Het plaatsen van peilzenders
zonder volgen heeft geen zin. De commissie realiseert zich derhalve
terdege dat een aparte bespreking van methoden, zoals hier voor
gekozen is, vaak geweld doet aan de praktijk. Gezien het feit dat
het hier gaat om duidelijk te onderscheiden opsporingsmethoden, is
gekozen voor een aparte bespreking en beoordeling.
Om een beeld te krijgen van de inzet van opsporingsmethoden
heeft de commissie in alle politieregio’s en arrondissementen
gesprekken gevoerd en documenten opgevraagd. Het onderzoek door de
commissie en haar staf leverde veel nieuwe gegevens over het
gebruik op. Noot Hiernaast is ook gebruik gemaakt van de
inventarisatie van gehanteerde opsporingsmethoden (de doorlichting)
die op last van de minister van Justitie begin 1995 door de
parketten is opgesteld (zie hoofdstuk 9). Op straffe van het
stopzetten van de zaak dienden politie en justitie een overzicht te
leveren van de gebruikte methoden. Deze doorlichting heeft veel
(ongestructureerde) gegevens opgeleverd. Het ministerie van
Justitie heeft geen samenvattend overzicht van deze gegevens
gemaakt. De commissie heeft gemeend in haar rapportages de gegevens
die voortkomen uit deze doorlichting te moeten verwerken. Daarnaast
geven de beslissingen van de Centrale toetsingscommissie ( CTC) een
beeld van opsporingsmethoden in Nederland. Ook deze gegevens zijn
verwerkt in de rapportages. De commissie heeft casusonderzoek
gedaan naar enkele bijzondere zaken en methoden naast het onderzoek
naar de Delta-methode. Het gaat om een casus of voorbeelden van
opsporing en vervolging waarin de vraagpunten van de commissie
expliciet naar voren komen. De commissie besteedt specifieke
aandacht aan een aantal omvangrijke casussen, te weten de zaken
Charles Z., Henk R., TCR/TCA, Laundry, Ramola en AH Oosterbeek,
alsmede het Copa-onderzoek. Tenslotte is de informatie die uit de
openbare verhoren kwam verwerkt in deze rapportage. In deze
verhoren zijn de verschillende opsporingsmethoden uitgebreid aan de
orde geweest. De commissie moest daarbij steeds laveren tussen de
wens om lopende onderzoeken niet te openbaren of personen niet in
gevaar te brengen en de noodzaak om in de openbaarheid de gebruikte
opsporingsmethoden te kunnen duiden. De commissie heeft getracht
steeds een evenwicht te vinden tussen deze potentieel
conflicterende belangen. Het volgende citaat toont het dilemma
waarmee zowel de commissie als de getuigen worstelden:
- De voorzitter:
- Maar op dit moment? Weet u of er bij u wordt doorgeleverd of
niet? - De heer Wilzing:
- Ik sta onder ede en u vraagt mij heel concreet over een
zaak. - De voorzitter:
- Neen, niet over een zaak.
- De heer Wilzing:
- Maar ik denk aan een zaak; laat ik het zo zeggen. Daar ben
ik buitengewoon terughoudend in. Maar ik sta onder ede. - De voorzitter:
- U staat onder ede, zeker.
- De heer Wilzing:
- Dat betekent dat zaken kunnen lopen. Die zijn tot op het
hoogste bevoegde niveau
afgeregeld en afgespijkerd, zeer zorgvuldig. Daar is dan ook een
driehoek van op de hoogte: die kent het, weet het en weet wat ze
wil. - De voorzitter:
- Het lijkt u niet verstandig om daarover verder indicaties te
geven op dit moment? - De heer Wilzing:
- Neen.
- De voorzitter:
- Goed, dat begrijp ik. Noot Deze
onderzoeksmethoden hebben de commissie een goed beeld gegeven van
de diversiteit van opsporingsmethoden. Echter, de commissie heeft
niet de illusie dat zij door haar onderzoek een volledig beeld
heeft. Elk onderzoek levert andere feiten op. In dit onderzoek
worden de varianten beschreven waarin opsporingsmethoden worden
ingezet, alsmede worden gegevens genoemd over de omvang.