2.11 Contra-strategien
2.11.1 Aanleiding onderzoek
Uit het onderzoek door de onderzoeksgroep Fijnaut blijkt dat
contra-strategien door criminele organisaties tegen politie en
justitie een wezenlijk onderdeel vormen van de hedendaagse
georganiseerde criminaliteit. Onder contra-strategien worden
verstaan: observatie door criminele organisaties van politieen
justitiefunctionarissen, intimidatie en bedreiging van politie en
justitie door leden van criminele organisaties, corruptie bij
politie en justitie waarbij de georganiseerde criminaliteit een rol
speelt en oneigenlijke benvloeding van de media. Contra-strategien
door criminele organisaties vormen een nieuw verschijnsel waarmee
politie en justitie in het verleden nauwelijks geconfronteerd
werden.
- De heer Fijnaut :
- (…) Onze algemene conclusie is dat de Nederlandse overheid
im grossen und ganzen zeker niet een gecorrumpeerde of
genfiltreerde overheid is, lokaal of nationaal. Dat sluiten wij
absoluut uit, maar je ziet een aantal gevallen waarbij er
aanwijzingen, signalen zijn dat mensen, somtijds op belangrijke
sleutelposities in operationele sfeer, bedenkelijke relaties hebben
met groepen of mensen binnen groepen.
Noot
Criminele groepen hanteren verschillende contra-strategien om het
functioneren van politie en justitie te bemoeilijken.
Contra-strategien worden vooral gehanteerd door autochtone
criminele organisaties.
2.11.2 Contra-observatie
Gevallen van contra-observatie worden aangemeld bij de CRI. In
1994 waren 96 voorvallen aangemeld, terwijl in 1995 tot augustus 52
gevallen waren aangemeld. Het gaat daarbij met name om een groep
scanner-freaks die constant tracht de politie te lokaliseren. Zij
is onder andere actief in Amsterdam. Deze groep contra-observanten
zou volgens de politie in opdracht van andere criminele
organisaties functionarissen bij politie en justitie volgen en
afluisteren. Deze contra-observanten volgen dus daadwerkelijk
politile observatie- en arrestatieteams. Daarbij gaat het niet
alleen om het volgen, maar ook om het afluisteren van
telefoonlijnen en portofoonverbindingen. Het afluisteren van
officier van justitie Valente en politiefunctionaris Woelders
vormen belangrijke voorbeelden. Politie en justitie zijn een
strafrechtelijk onderzoek begonnen tegen deze groep. Inmiddels zijn
enkele arrestaties in dit kader verricht. Noot
2.11.3 Intimidatie en bedreiging
Intimidatie en bedreiging van politie en justitie hebben zich in
verschillende gedaanten voorgedaan. Hierbij moet worden gedacht aan
het opvallend thuisbrengen van politiefunctionarissen, bedreigingen
en fysiek geweld, inbraken bij politie- en justitie-ambtenaren
waarbij persoonlijke en zakelijke eigendommen werden gestolen en
dreigbrieven. Buiten Amsterdam zijn echter weinig harde voorbeelden
gevonden van dergelijke intimidatiepraktijken die gericht zijn
tegen politie- of justitiefunctionarissen. Wel zijn in de drie
steden in het oosten ambtenaren van politie en leden van de
zittende en staande magistratuur meermalen bedreigd.
2.11.4 Corruptie
In de afgelopen drie jaar waren er in Amsterdam vijftien
gevallen waarin een vorm van corruptie is aangetoond die in verband
stond met de georganiseerde misdaad. Het gaat daarbij steeds om
politiemensen in de laagste rangen. Zij waren vaak meerdere malen
door de korpsleiding gewaarschuwd. Het gaat bij deze
corruptiegevallen naar verhouding vooral om Surinaamse
politie-agenten die geen weerstand kunnen bieden aan de druk van
hun familie, sociale of etnische omgeving. Via een
minderhedencordinator van de Amsterdamse politie werd systematisch
getracht Surinaamse politiemensen, die een intensieve relatie
onderhielden met Surinaamse criminele organisaties, te laten
infiltreren in de Amsterdamse politie. Ook in Arnhem en Enschede
zijn gevallen bekend van ongewenste contacten tussen
politiefunctionarissen en criminele organisaties. In alle steden
zijn contacten tussen politiemensen en zware criminelen
aangetroffen, waarbij niet steeds was vast te stellen in hoeverre
sprake was van ongewenste contacten. Door de commissie is geen
bewijs aangetroffen van corruptie bij de Amsterdamse korpsleiding
of in de Amsterdamse politiek. Ook van enige ongewenste contacten
tussen de Amsterdamse politietop of de Amsterdamse politiek met
criminele organisaties is bij nader onderzoek door de commissie
niets gebleken. Aanwijzingen over mogelijke betrokkenheid van hoge
Amsterdamse politie-ambtenaren of Amsterdamse politici bij de
georganiseerde criminaliteit zijn door de commissie zo goed
mogelijk onderzocht en hebben tot de voorgaande conclusies geleid.
Op de nasleep van de corruptiebeschuldigingen rond de opheffing van
het IRT Noord-Holland/Utrecht komt de commissie terug in
hoofdstuk 3.
- De voorzitter:
- U heeft, zo is mij gebleken, geen aanwijzingen aangetroffen
voor corruptie in de hogere regionen. U heeft zich nog wel
met het volgende beziggehouden. In november 1993 maakt de
hoofdcommissaris van Amsterdam melding van politieke
infiltratie. De BVD heeft de zaak naar aanleiding van die
berichten van de heer Nordholt ook onderzocht en de dienst heeft
uiteindelijk in een ambtsbericht aan de minister van Binnenlandse
Zaken de conclusie neergelegd dat er van corruptie geen
sprake was. Dit mede op basis van een rapport van de Amsterdamse
politie, geaccordeerd door het openbaar ministerie. Van welke
mogelijke politieke infiltraties was er nu sprake en zijn deze als
geslaagd te beschouwen? - De heer Bovenkerk:
- Wij hebben inderdaad inzage gehad in dat rapport. Het gaat
om vijf personen in Amsterdam, alle minor figures in de politiek.
Het waren kandidaten voor een deelraad en iemand die zichzelf
kandidaat had gesteld om bij een belangrijke politieke partij
aangesloten te geraken. In drie van die gevallen is het
eenvoudigweg niet doorgegaan omdat de betrokkenen zich
terugtrokken. Er was een advocaat bij die zich politiek probeerde
te manifesteren, maar die heeft zich op tijd teruggetrokken.
Overbleef een parlementarir die zich veelvuldig in
schietverenigingen ophield waarin ook geregeld allerlei mensen uit
het criminele milieu verkeerden, waar misdadigers trainden. Dat was
eigenlijk de oogst: vier mensen die zich teruggetrokken hadden en
een parlementarir. Je kunt je dus afvragen of het werkelijk waar
was wat Nordholt zei, namelijk dat de integriteit van de
Nederlandse politiek op het spel stond. In de kern had hij er
natuurlijk wel gelijk in dat er een begin van was dat dit mogelijk
zou gebeuren, maar op grond van het materiaal dat ik onder ogen heb
gehad, zou ik mij persoonlijk minder stellig hebben uitgelaten.
Noot
In Arnhem is wel een Turks gemeenteraadslid aangetroffen dat zijn
huis als opslagruimte liet gebruiken door een criminele
organisatie, omdat de kans dat de politie bij een gemeenteraadslid
zou binnenvallen, klein werd geacht.
2.11.5 Benvloeding via de media
Teamleider van het kernteam Randstad Noord en Midden, de
niet-Amsterdamse tak van het voormalig IRT, Dros, stelde in zijn
verhoor dat er aanwijzingen waren dat vanuit de criminele wereld
journalisten gebruikt worden om criminele doelen te dienen.
Noot Hij sprak van een vierde contra-strategie, namelijk
het manipuleren van de media. Gonzales, officier van justitie van
hetzelfde kernteam, meende dat journalisten zich voor een karretje
lieten spannen om zand in de machine te gooien. Zij heeft bij de
FIOD leggers gelicht van bepaalde journalisten van De Telegraaf om
te bezien of er sprake kon zijn van hand- en spandiensten voor
criminele organisaties. Noot Deze aktie leverde
overigens niets op. Over het zand in de machine werd het volgende
verklaard:
- De heer Dros:
- (…) Wij hebben heel sterke aanwijzingen dat ontdekt is
door criminelen dat er door middel van publikaties in kranten zand
in de machine gestrooid kan worden. - De voorzitter:
- Over welke krant heeft u het dan?
- De heer Dros:
- Dat wil ik niet zeggen.
- De heer De Graaf:
- Ik zal het anders formuleren. Er zijn in de afgelopen
maanden, het afgelopen halfjaar, misschien wel eerder, berichten in
verschillende kranten verschenen over medewerkers van u. - De heer Dros:
- Exact.
- De heer De Graaf:
- Heeft u het oog op dat soort berichten?
- De heer Dros:
- Mede.
- De voorzitter:
- U vindt dus dat berichten die in de pers verschenen zijn
over huidige medewerkers van u daar een voorbeeld van
zijn? - De heer Dros:
- Laat ik het als volgt formuleren. Wij hebben signalen,
gegenereerd vanuit verschillende bronnen, dat criminelen heel
bewust bezig zijn met het manipuleren van nieuws om zand in de
machine te gooien. - De voorzitter:
- U wilt niet zeggen waar het precies om gaat en dit kan zo
niet blijven hangen. Er zijn nu twee mogelijkheden. Of u kunt nu
alsnog zeggen waar het om gaat of u geeft ons de map met
artikelen. - De heer Dros:
- U kunt zonder meer vertrouwelijk kennis nemen van de dingen
die wij verzameld hebben. - De voorzitter:
- Dan moet u ons de map met artikelen geven met de
aanwijzingen die u daarbij heeft. Dan kunnen wij in onze
eindrapportage beslissen hoe wij dat behandelen. Dat moet u dan
doen. - De heer Dros:
- Dat is geen enkel probleem.
- De voorzitter:
- Dat wilt u dus doen.
- De heer Dros:
- Ja.
- De voorzitter:
- Dus wij krijgen van u de complete map met stukken, met
daarbij de aanwijzingen die daarvoor gelden? - De heer Dros:
- U krijgt van mij de aanwijzingen die wij in ons lopende
onderzoek hebben verzameld. Die ondersteunen dat er sprake zou
kunnen zijn van een vierde contrastrategie. - De voorzitter:
- Zou kunnen zijn zegt u nu.
- De heer Dros:
- Zo voorzichtig heb ik het ook geformuleerd.
- De voorzitter:
- Wij krijgen van u die map en wij krijgen van u die
aanwijzingen. Die wilt u vertrouwelijk aan ons geven. - De heer Dros:
- Dat is geen enkel probleem.
- De voorzitter:
- En u wilt aan ons het oordeel overlaten over de wijze waarop
wij er verder mee omgaan. - De heer Dros:
- Ja, naar ik hoop met inachtneming van onze operationele
belangen in het lopende onderzoek. - De voorzitter:
- Ja, die zullen wij in het oog houden. Maar het kan niet zo
blijven liggen, als u het nu niet wilt zeggen. Anders moeten wij
schorsen en u toch vragen om de waarheid erover te zeggen. - De heer Dros:
- U hebt tot nu toe alleen maar de waarheid gehoord.
- De voorzitter:
- Maar u wilt bepaalde dingen niet zeggen.
- De heer Dros:
- Dat is juist.
- De voorzitter:
- Daar moeten wij toch achter zien te komen. Anders kan ons
eindrapport er niet duidelijk over zijn. Noot
Na zijn verhoor heeft Dros de commissie op 16 oktober 1995 een
notitie, de zogenaamde map van Dros, doen toekomen waarin Gonzales
en hij hun standpunt onderbouwen. Op 28 november 1995 heeft een
nader gesprek hierover tussen Dros, Gonzales en de voorzitter van
de commissie plaatsgevonden. Het mapje betreft artikelen van de
misdaadjournalisten De Haas en Van den Heuvel in De Telegraaf. Deze
artikelen hebben betrekking op het onderzoek naar de criminele
organisatie van n van de erven-Bruinsma, vermeende schandalen bij
de Utrechtse en de Haarlemse politie, de toepassing van de
IRT-methode, de situatie bij de CID Kennemerland, de onopgeloste
moord op Van der Heiden in Alkmaar en het gebrek aan vertrouwen dat
tussen verschillende CID-en in Nederland zou bestaan.
Dros en Gonzales hebben aanwijzingen dat bepaalde criminelen
verklaard zouden hebben eropuit te zijn zand
in de machine van politie en justitie te strooien. Het is de
commissie gebleken dat de door Dros en Gonzales genoemde artikelen
niet alleen betrekking hebben op het onderzoek van het kernteam
Randstad Noord- en Midden maar ook op velerlei problemen die in de
enqute aan de orde geweest zijn, zoals het functioneren van de CID
in Haarlem. Voor deze artikelen zijn ongetwijfeld vele andere
bronnen gebruikt binnen politie en justitie zelf. Met andere
woorden de map van Dros onderbouwt de stelling niet dat sprake is
van mediamanipulatie. Er is niet gebleken van een directe
afhankelijkheidsrelatie tussen genoemde journalisten en de
criminele wereld. Wel is duidelijk dat personen binnen het
criminele milieu mogelijkheden zoeken om hun perscontacten te
hunnen voordele te gebruiken.
Nadat de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)
intrekking van de beschuldigingen tegen de journalisten gevraagd
had, heeft de voorzitter van het College van procureurs-generaal,
Docters van Leeuwen, per brief van 6 oktober 1995 laten weten dat
in het geval van de journalisten van De Telegraaf geen sprake is
van een vermoeden van enig strafbaar feit. Noot Hiermee
was de zaak, wat betreft de NVJ en De Telegraaf, afgedaan.
Noot In zijn verhoor op 9 november 1995 bleef Docters
van Leeuwen echter bij de opvatting dat er aanwijzingen waren voor
mogelijke betrokkenheid.
- De voorzitter:
- Betekent dat nou ook dat er geen aanwijzingen waren voor
mogelijke betrokkenheid? - De heer Docters van Leeuwen:
- Er waren wel aanwijzingen. Staat u mij, gelet op de
gevoeligheid van de herkomst van die aanwijzingen, toe daar in het
openbaar niet verder over te verklaren, maar die aanwijzingen wezen
toch in de richting van een contact dat betrekking had op heden,
verleden en toekomst. - De voorzitter:
- Dus een contact met criminelen van de journalisten buiten
het kader van hun gewone werk? - De heer Docters van Leeuwen:
- Ja. Ik vond ze nogal intensief en ik vond ze nogal intens.
Ik heb wel aan de hoofdredacteur gevraagd: volgt u dit? Hij heeft
mij toen medegedeeld dat hij ervan op de hoogte was. Ik zei: als ik
in die situatie was, zou ik dat nauwkeurig volgen. Dat was
desgevraagd een collegiaal advies. - De voorzitter:
- U bent toch geen collega van die man?
- De heer Docters van Leeuwen:
- Nee, maar je kunt nog wel collegiaal met elkaar omgaan, ook
al ben je geen collega. - De voorzitter:
- Natuurlijk. Hebt u dit, wat u een aanwijzing zou willen
noemen, ook allemaal gemeld? - De heer Docters van Leeuwen:
- Ik heb gemeld wat ik nu gezegd heb.
- De voorzitter:
- Daarmee was de zaak voor de Nederlandse Vereniging van
Journalisten uit de wereld? - De heer Docters van Leeuwen:
- Ja. Althans: nee; ik heb het nu over het gesprek met de
hoofdredacteur van De Telegraaf. - De voorzitter:
- U hebt gelijk.
- De heer Docters van Leeuwen:
- Ik heb, met goedvinden van de hoofdredacteur van De
Telegraaf, een afschrift van die brief gezonden aan de Nederlandse
Vereniging van Journalisten. Daarmee was ook wat hen betreft deze
zaak uit de wereld. Zij hadden al gevraagd om een gesprek. Ik heb
gezegd: dat lijkt mij een prima idee. Dat gesprek zal binnenkort
plaatsvinden. Noot
Docters van Leeuwen heeft de hoofdredacteur van De Telegraaf
gewezen op intensieve contacten die bestaan tussen de journalisten
en criminelen. Bestudering van de map van Dros leidt de commissie
niet tot de conclusie dat er sprake is van mediamanipulatie.
Hoogstens is er sprake van pogingen tot wederzijdse benvloeding.
De journalisten Salverda en De Vries, werkzaam voor onder meer
respectievelijk Veronica en RTL 4, zijn vervolgd door het OM wegens
hun gebruik van bij politie en justitie gestolen en afgeluisterde
informatie waarvoor mogelijk ook betaald zou zijn. De Amsterdamse
rechtbank heeft deze journalisten bij vonnis van 2 januari 1996
niet veroordeeld. Volgens de Amsterdamse rechtbank kan informatie
niet geheeld worden. Salverda en De Vries werden vrijgesproken en
op sommige punten ontslagen van rechtsvervolging. Het OM heeft
aangekondigd tegen dit vonnis in hoger beroep te gaan.
2.11.6 Beoordeling
De commissie vat de genoemde contra-strategien ernstig op. Het
functioneren van politie en justitie wordt hierdoor geschaad. Voor
de individuele politieman en officier van justitie zijn de
contra-strategien zeer bedreigend. Op onaanvaardbare wijze proberen
criminele organisaties greep te krijgen op het functioneren van
politie en justitie. Deze contra-strategien kunnen er namelijk voor
zorgen dat politie en justitie in Nederland hun werk onvoldoende
kunnen uitoefenen. Corruptie heeft tot gevolg dat een ongewenste
vermenging ontstaat tussen politie, justitie, bestuur, politiek en
criminele organisaties. Hoewel de commissie enkele
corruptiegevallen heeft aangetroffen, is van systematische pogingen
van criminele organisaties om politie, bestuur en justitie te
corrumperen geen sprake.
De omvang van het gebruik van contra-strategien door criminele
organisaties neemt toe. De commissie meent dat het probleem van de
contra-strategien door criminele organisaties hoge prioriteit moet
krijgen van politie en justitie. Voorkomen moet worden dat deze
activiteiten van criminele organisaties effect hebben op de
rechtshandhaving.