4.2. De zaakanalyses
Om de vraag te beantwoorden of de georganiseerde misdaad actief
is in de verzekeringsbranche, hebben wij de beschikking gekregen
over drie soorten gegevens: 1) de politile bronnen; 2) de gegevens
van de Economische Controle Dienst (in het bijzonder het WABB-team)
en 3) de gegevens van het CIS, de schade registrerende instantie
van de gezamenlijke verzekeringsmaatschappijen.
De dossiers die door de regiokorpsen naar de onderzoekers zijn
opgestuurd, bevatten geen gegevens van criminele groepen die zich
schuldig maken aan de een of andere vorm van verzekeringsfraude of
andere, systematische criminele activiteiten met het doel de
verzekeringsmaatschappijen gelden afhandig te maken. Er zijn ook
geen andere (landelijke) politile gegevens voorhanden. De
politile bronnen bieden derhalve geen concrete aanwijzingen voor
illegale activiteiten van de georganiseerde misdaad in de
verzekeringsbranche.
Het WABB-team van de Economische Controledienst is afhankelijk van
aangifte of van meldingen van gedupeerde verzekeringnemers, de
verzekeringsmaatschappijen, de branche-organisaties, de politie, de
SER en justitie. Het team heeft in 1993 (het jaar van oprichting)
172 zaken in onderzoek genomen, waarvan 133 ordeningsonderzoeken en
39 fraude-onderzoeken. In 1994 lagen die aantallen op 184,
respectievelijk 29. In het eerste helft van 1995 werden 62
ordenings- en 18 fraudeonderzoeken in behandeling genomen. De
fraudeonderzoeken behelzen grotendeels opsporingen van misdrijven
als valsheid in geschrifte, oplichting en verduistering. De daders
zijn assurantietussenpersonen en incidenteel (medewerkers van)
verzekeringsmaatschappijen, interne fraude derhalve. De zaken gaan
meestal over het vals opmaken van verzekeringspolissen met het doel
de provisie te incasseren, om geldbedragen te onttrekken aan
depotstortingen, verzekeringsgelden achter te houden of hogere
premiebedragen te innen. Een ander, wat vaker voorkomend delict is
het op valse naam of op fictieve personen afsluiten van
levensverzekeringen. Valsheid in geschrifte kan gebeuren om zelf
rijker van te worden maar ook om vrienden en kennissen te helpen.
In n geval is een tussenpersoon aangehouden omdat hij een
verzekeringsformulier had geantedateerd om toch een inbraakclaim
gehonoreerd te krijgen. Samenwerking tussen de verzekerde en
assurantietussenpersonen mag in deze zaak niet worden uitgesloten.
Verder zijn zaken als verduistering van betaalde premies aan de
orde of verduistering van uitbetaalde verzekeringsclaims. De daders
zijn de tussenpersonen in de assurantiemarkt die tijdens hun
werkzaamheden valsheid in geschrifte plegen en/of gelden van
verzekerden of verzekeraars verduisteren.
Ook verzekeringsmaatschappijen zijn als verdachte door het team
op de korrel genomen. De Vie d’or-zaak is algemeen bekend en heeft
inmiddels geleid tot een parlementair onderzoek. Een andere
verzekeringsmaatschappij op het gebied van ziektekosten werd
strafrechtelijk vervolgd inzake meerbetalingsregelingen en fraude
met ziektekosten. De overige zaken met verzekeringsmaatschappijen
betroffen het valselijk opmaken van de jaarrekening en het
verduisteren van gelden van verzekerden in het buitenland. Deze
delicten kunnen alle onder de noemer van organisatiecriminaliteit
worden gerangschikt. Het WABB-team beschikt niet over gegevens
waaruit zou blijken dat de georganiseerde misdaad in de
verzekeringsbranche actief is. De fraudes betreffen doorgaans
incidenten met individueel handelende daders. Er zijn geen gevallen
bekend waarbij systematisch uitgevoerde fraudes zijn geconstateerd
door assuratietussenpersonen die in handen van criminele groepen
zijn gevallen. Zegslieden in de verzekeringsbranche zijn van mening
dat met name bij assuratietussenpersonen de mogelijkheden liggen
voor infiltratie van de verzekeringsbranche door criminele groepen.
Assuratietussenpersonen zijn meestal kleine bedrijfjes, vaak
een-persoons bedrijven, die relatief eenvoudig onder controle van
criminele groepen zouden kunnen worden gebracht. Omdat de
verzekeringsmaatschappijen zich met tussenpersonen niet of
nauwelijks bemoeien, zouden zij daar pas na enkele fraudes, wanneer
het te laat is, achter komen. In Den Haag is een zaak bekend
geworden van een verzekeringsmaatschappij die was opgezet met het
doel om grote bedragen aan premies binnen te halen en vervolgens
spoorloos te verdwijnen. Deze fraude bleek door n persoon te zijn
uitgedacht en uitgevoerd. De opsporingsinstanties waren er echter
tijdig bij om in te grijpen. Door de Stichting CIS zijn
vijfendertig complete dossiers ter beschikking gesteld. Deze zaken
waren voor het merendeel sterk verouderd (1985-1989) en geven geen
goed actueel beeld van de aard en de omvang van verzekeringsfraude
in Nederland. Actuele zaken waren niet voorhanden. Dit heeft twee
redenen. De eerste is dat verzekeringsmaatschappijen zelden
aangifte doen van fraudes. De kosten van gerechtelijke
verhaalprocedures die enkele jaren kunnen duren, zijn veelal hoger
dan de eventuele opbrengsten. Zo is het CIS door de participerende
maatschappijen de opdracht gegeven de komende periode om die reden
geen aangiften meer te doen bij de politie. Door deze praktijk
wordt alleen van de zaken waarvan de verzekeringsmaatschappijen
vooraf zeker weten dat zij die zullen winnen, aangifte te doen.
Deze selecte groep zaken kan echter nimmer een representatief beeld
opleveren van de werkelijke situatie. In de tweede plaats worden
door de verzekeringsmaatschappijen niet alle fraudezaken om reden
van vertrouwelijkheid aan het CIS doorgegeven waardoor ook daar al
een selectieve vertekening in het onderzoeksmateriaal ontstaat.