5.2. Overige vormen van criminaliteit
Naast de in de vorige paragrafen genoemde vormen van
organisatiecriminaliteit kunnen eigenaren van bouwbedrijven zich
schuldig maken aan andere vormen van crimineel gedrag. Deze vormen
zijn op de n of andere manier verbonden aan de bouwnijverheid zelf,
in het bijzonder om verlichting te brengen in de grote druk die de
bouwnijverheid nu eenmaal op de participanten uitoefent.
Fraudegevoeligheid in de bouw heeft vooral te maken met kenmerken
van de structuur en de organisatie van de bouwnijverheid en is mede
het gevolg van het feit dat administratieve controles doorgaans
zeer moeilijk zijn en zeer tijdrovend. Deze fraudes zijn lastig te
onderscheiden van fraudes die door malafide bouwondernemingen of
door criminele groepen worden veroorzaakt.
1. In de bouw wordt zwart geld gecreerd door valse facturen op
te maken. In de kasboekhouding worden facturen van een ander
bedrijf als kasuitgave geboekt. Dat kan een gefingeerd bedrijf zijn
of een bestaand bedrijf dat van ver weg komt. Voor het gefingeerde
bedrijf wordt een vestigingsplaats gekozen die buiten het
ambtsgebied van de belastingeenheid ligt waar het frauderende
bouwbedrijf zich bevindt. Een andere manier is valse facturen op te
maken onder gebruikmaking van facturen van een niet meer bestaand
bedrijf. Tenslotte kunnen valse facturen worden gemaakt door
facturen van priv leveringen voor de ondernemer naar het bedrijf te
laten sturen.
Het op deze manieren gecreerde zwarte geld kan worden gebruikt
om het niet verantwoorde personeel uit te betalen (Van der Spek en
Van Geuns, 1993, p. 75) of om priv-uitgaven van de
aannemer/eigenaar te dekken. 2. Een andere mogelijkheid om zwart
geld te creren is het uitschrijven van valse facturen of het boeken
van smeergelden. Om een goede urenregistratie aan de opdrachtgever
of de hoofdaannemer te kunnen verstrekken, laat men op papier
werknemers die officieel in dienst zijn op verschillende plekken
tegelijk werken. In de praktijk zijn er dan zwartwerkers onder een
valse naam op n van deze plaatsen werkzaam. Maar naast het inhuren
van zwart werkend personeel komt het voor dat werknemers voor een
deel in de vorm van bovenmatige onkosten-vergoedingen worden
beloond. Ook op die manier wordt afdracht van premies en
belastingen voorkomen. Wat verder bij kleine bedrijven nog wel eens
voorkomt, is dat niet alle overuren worden verantwoord: bij grote
bedrijven wordt soms met vorstverletpremies gefraudeerd (Van der
Spek en Van Geuns, 1993, p. 136).
3. Voorts komt het steeds vaker voor dat bedrijven vanuit het
buitenland opereren. Men maakt dan gebruik van buitenlandse
rechtspersonen (zoals het Duitse GmbH of een Engelse Limited) en
van buitenlandse werknemers, waarvoor premies en belasting in het
buitenland moeten worden betaald. Men maakt in dat geval handig
gebruik van de situatie dat in andere landen (bijvoorbeeld Engeland
en Ierland) de premieheffing lager is dan in Nederland. Deze
buitenlandse constructies worden ook door koppelbazen anno 1995
gebruikt (zie hoofdstuk 6). Door slim in te spelen op de
verschillende jurisdicties van de afzonderlijke landen is niet te
achterhalen of de premies in het buitenland inderdaad zijn
afgedragen.
4. Een variant hierop is het verschijnsel dat bouwbedrijven zich
onder valse opgave inschrijven of zich bij een andere
bedrijfsvereniging of Kamer van Koophandel inschrijven. In het
eerste geval betaalt men minder premies en in het tweede geval is
het bedrijf nergens bekend en draagt men geen premies en
belastingen af. De kans dat men wordt opgespoord is klein omdat de
mogelijkheid dat zo’n bedrijf wordt gecontroleerd, nihil is (Van
der Spek en Van Geuns, 1993, p. 75).
5. Ook kunnen bedrijven door valse facturen de btw-verplichting
ontlopen en zo de kosten van een bouwonderneming verlagen, of als
men wil, de zwarte winsten laten toenemen. Een bekend voorbeeld van
btw-fraude is de carrousellevering waarbij sprake is van een
facturenstroom zonder dat goederen zijn gekocht of geleverd. Wel
wordt daarmee ten onrechte BTW van de schatkist teruggevorderd. 6.
Sommige architecten en bouwondernemers houden nauwelijks rekening
met de arbeidsomstandigheden in de bouw. Allerlei verordeningen van
de Arbowet worden aan de laars gelapt om vertragingen in het
bouwproces te minimaliseren en arbeidskosten te drukken. Geld voor
de beveiliging van de bouwvakkers tijdens
hun werk wordt zelden in de aannemingssom opgenomen.
7. Een vorm van oplichting betreft het bewust niet of niet volledig
opleveren volgens bestek. Het komt voor, al ontbreken daarvoor de
concrete cijfers, dat verkeerde materialen worden gebruikt en dat
goedkoper wordt gebouwd dan met de opdrachtgever is afgesproken en
in rekening is gebracht. De Vereniging Eigen Huis strijdt al jaren
tegen deze (alledaagse) praktijk.
8. Het bewust overschrijden van het budget is
voornamelijk uit de buitenlandse literatuur bekend als een illegale
activiteit van malafide ondernemingen. Extra betalingen worden in
dat geval geist onder dreiging het gebouw of bouwwerk anders
onafgemaakt te laten. In Nederland zijn daarover geen gegevens
bekend. Grote, meestal publieke projecten, zoals de Stopera, het
ministerie van VROM, lopen een groter risico dat het budget wordt
overschreden. Maar een overschrijding houdt niet altijd direct
malafide handelen in. Verkeerde calculaties, overmachtsituaties en
niet te vergeten, de steeds veranderende wensen van ijdele politici
en verantwoordelijke ambtenaren tijdens het bouwproces, leiden tot
aanzienlijke overschrijdingen van de aannemingssommen.
9. Een andere mogelijkheid is tijdens de bouw na ontvangst van
de eerste betalingen van de aannemingssom het bedrijf failliet te
laten gaan. Een variant hierop is het bedrijf na oplevering
failliet laten gaan om eventuele aanspraken op garantie te
ontlopen.
10. Men kan kartelafspraken maken met andere
projectontwikkelaars en onderaannemers om de kostprijs van
bouwprojecten kunstmatig te verhogen. Zo strijdt de Vereniging
Eigen Huis tegen deze praktijk omdat zij van mening is dat daardoor
de woningen in Nederland gemiddeld zo’n 15% te duur zijn. 11. Een
andere vorm van organisatiecriminaliteit is het omkopen van
potentile opdrachtgevers. Bij de private bouw zou het kunnen gaan
om het omkopen van directieleden van bedrijven en organisaties of
van projectontwikkelaars. Bij publieke bouwwerken zouden politici
of ambtenaren kunnen worden omgekocht om nieuwe contracten binnen
te halen. Omkoping vindt doorgaans plaats in de fase van de
aanbesteding (Mller, 1994; Dohmen en Langenberg, 1993). Smeergelden
of steekpenningen worden door de FIOD als volgt
omschreven:Steekpenningen worden door bouwbedrijven betaald aan
personen die een sleutelfunctie vervullen bij (potentile)
opdrachtgevers. Reden voor het betalen van steekpenningen is het
bewegen van genoemde sleutelfiguren om orders bij de betalende
ondernemingen te (blijven) plaatsen. Steekpenningen worden in het
algemeen betaald in contanten. Ze komen echter ook in andere vormen
voor, denk bijvoorbeeld aan overdreven relatiegeschenken of
representatie-uitgaven, gratis werkzaamheden bij de sleutel
functionaris priv (…), het aanbieden van reizen en betalingen
onder mom van aanbrengprovisies, inschrijfgelden en andere
tegemoetkomingen aan de opdrachtgever. Steekpenningen komen onder
vele benamingen voor, bijvoorbeeld tipgeld, smeergeld, commissies,
provisies, n.n. (Fiod, 1994). Mller (1994) onderscheidt vier
momenten waarop omkoping kan gebeuren: (1) voor het uitbrengen van
een offerte. Dit wordt ook wel in marketingjargon omschreven als
het bewerken van de markt; (2) tijdens het uitbrengen van de
offerte; (3) de tijd die ligt tussen het uitbrengen van de offerte
en het vaststellen welk bedrijf de opdracht krijgt, en (4) na de
opdracht (om de besluitvormers te bedanken). Hoewel in de
wandelgangen zakenmensen geregeld naar buiten brengen dat zonder
het betalen van smeergelden nauwelijks (meer) zaken kunnen worden
gedaan of opdrachten kunnen worden binnengehaald, bestaan er geen
gegevens over de corruptie in het bedrijfsleven in Nederland. Door
Van de Bunt (1993) is in een telefonische enqute aan een steekproef
uit het bedrijfsleven (in het bijzonder personeelsleden die in een
bedrijf zijn aangesteld om corruptie te bestrijden) gevraagd over
hun ervaringen met corruptie (niet alleen bedrijven uit de
bouwnijverheid!). Hij vermoedt dat het dark number hoog is.
Ongeveer 22% van de ondervraagden maakte melding van
corruptiegevallen. Van de Bunt wijst er op dat de telefonische
enqute niet het meest geschikte instrument is om de omvang van
corruptie in het bedrijfsleven vast te stellen is en heeft daarom
de gesprekken schriftelijk laten bevestigen.
In de publieke bouwsector zouden politici en ambtenaren als
doelwit kunnen worden uitgekozen om hen met smeergelden of andere
gunsten te bewegen bouwopdrachten te gunnen. Juist om de zeer grote
bedragen die met infrastructurele werken gemoeid zijn, is het
binnenhalen van bouworders voor een bedrijf heel belangrijk.
Huberts (1993) heeft geprobeerd op basis van een enqute een
schatting te maken van het aantal corruptiezaken bij de overheid in
Nederland. Hij kwam tot een schatting van 247 zaken per jaar. Met
name in middelgrote gemeenten (25-100.000 inwoners) zouden zich
relatief de meeste gevallen voordoen. Door gemeentesecretarissen
wordt de bouwnijverheid als de meest kwetsbare plaats voor het
voorkomen van smeergelden en omkopingspraktijken genoemd.
De CRI beschikt in Nederland niet over een overzicht van het
aantal zaken met betrekking tot het aannemen van steekpenningen
door overheidsfunctionarissen bij de aanbesteding van publieke
werken. De relatief beste informatie kan worden verkregen uit
journalistiek speurwerk op dit gebied. De journalisten Joep Dohmen
en Henk Langenberg hebben voor hun reeks publikaties in De
Limburger over corruptie bij het provinciaal en lokaal bestuur
in Limburg in 1993 de Prijs voor de Dagbladjournalistiek ontvangen
(Dohmen en Langenberg, 1993).
In deze publikaties hebben zij nauwgezet alle verdachte
belangenverstrengelingen van bouwbedrijven met politici en
ambtenaren ontrafeld. Hun speurzin heeft geleid tot een aantal
strafprocessen maar veroordelingen zijn er niet of nauwelijks uit
voort gekomen. Het betalen van smeergelden komt in Nederland voor,
maar de mate waarin is dus vooralsnog onbekend.