7.3. Verpachting en leningverstrekking die verworden tot
wurgconstructies
Automatenhandelaren begeven zich in toenemende mate op de markt
van leningen voor startende horeca-ondernemers. Zij lijken hierin
de rol van brouwerijen en banken steeds meer te hebben overgenomen.
Doordat de lening altijd wordt gekoppeld aan de automatenplaatsing
is het risico voor de leningverstrekker relatief klein. Een normale
lening ligt, volgens genterviewden van de VAN, tussen de tien- en
twintigduizend gulden en staat netjes op papier.
Volgens gesprekspartners lenen brouwerijen soms geld door aan
automatenexploitanten die daarmee horeca-ondernemers weer van
kapitaal voorzien. Vooral kleinere horeca-ondernemers lenen geld
van speelautomatenhandelaren en betalen dat vaak terug uit de
opbrengst van geplaatste speelautomaten; de speelautomatenhandelaar
plaatst op deze manier automaten waarvan de opbrengst volledig voor
hem is. Wanneer de verstrekte leningen de draagkracht van de
ondernemer ver te boven gaan, dreigt de ondernemer te worden
gewurgd door zijn geldschieter. Op deze wijze kunnen
horecagelegenheden gemakkelijk worden overgenomen, of krijgt de
kapitaalverstrekker in ieder geval achter de schermen de touwtjes
in handen. Een dergelijke onderneming kan gaan dienen als dekmantel
voor andere illegale zaken. Volgens het recherchebureau Hoffman
komt deze vorm van wurgcontractering in een aantal gevallen voor.
Boerman beschrijft in zijn onderzoek (1994) een voorbeeld van een
onderhands pachterscontract: de pachter betaalt de verpachter een
bedrag van 900 gulden per week voor het vruchtgebruik van het pand
met inventaris. Een dergelijk bedrag is alleen op te brengen indien
het maximale aantal speelautomaten wordt geplaatst. Bij dergelijke
contracten kan de pachter ervoor kiezen om de gehele opbrengst van
de speelautomaten ten goede te laten komen van de verpachter;
hiervoor in de plaats krijgt hij een vaste aftrek van de wekelijkse
pachtsom. Bij de financiering van startende horeca-ondernemers door
automatenexploitanten worden vergelijkbare contracten opgesteld.
Volgens Boerman komen de automatenhandelaren de gokkasten vaak zelf
legen, zodat de horeca-ondernemer geen zicht op de opbrengsten
heeft. Het verpachten van horecazaken en het verstrekken van
startersleningen gebeurt soms in samenwerking met een brouwerij; de
pachter of lener neemt dan niet alleen – min of meer gedwongen –
automaten, maar ook bier af. Boerman signaleert dat
automatenhandelaren er netwerken van BV’s op na houden, zoals
geluidsinstallatie- en caf-interieurbouwbedrijven, waardoor zij de
afhankelijke startende horeca-ondernemers op allerlei manieren aan
zich kunnen binden. Over de schaal waarop n en ander voorkomt, is
niets bekend. Volgens een ondernemer uit de branche gaat het hier
louter
om een gezonde spreiding van belangen, vooral ingegeven door de
steeds verdere plaatsingsbeperking van de automaten. Het HIT-team
schat dat tachtig procent van de Amsterdamse
speelautomatenexploitanten min of meer economisch eigenaar of
mede-eigenaar is van een coffeeshop (Steinmetz c.s., 1995). Dit zou
vooral opgaan voor de Marokkaanse en Antilliaanse coffeeshops.