4.2. Protectie
Zet geen kleerkast voor de deur. Dat lokt agressie uit.
Dit staat te lezen in een brochure over criminaliteitspreventie van
de branche-organisatie Koninklijke Horeca Nederland. Sommige
horeca-ondernemers weten wel beter; in de praktijk heeft een aantal
cafbazen er weinig tot niets over te zeggen en stt die kleerkast
gewoon voor de deur. Onder protectie verstaan we het met
geweld opdringen van betaalde bescherming; men past geweld toe of
dreigt daarmee en dwingt een horeca-ondernemer op deze manier tot
het afkopen van dit geweld. Dit delict noemen we afpersing.
Wanneer dit op systematische wijze gebeurt, spreken we in de
criminologie van een zogeheten protection racket. Volgens
een bestuurslid van Horeca Nederland vinden we vooral onder jonge
ondernemers met kleine cafs in de grote steden slachtoffers van
opgedrongen bescherming. Deze ondernemers zijn zelden aangesloten
bij de branche-vereniging. Er is in de horecabranche een concrete
vraag naar ordehandhaving. Want, niet alleen het aantal
horecagelegenheden groeit, ook het wapenbezit en het gebruik van
drugs, drank en geweld nemen toe. Deze combinatie leidt tot een
beheersprobleem. Horecagelegenheden zijn publiek toegankelijk en
hun economisch succes is sterk afhankelijk van een goede reputatie.
Tot op zekere hoogte kun je zeggen dat dit protectie uitlokt.
De bewakingsdienst van de overheid – de politie – komt
over het algemeen niet aan de behoefte van de meeste
horeca-ondernemers tegemoet. In de horeca is de onderwereld de
baas en niet de politie, zegt een gesprekspartner van een
particulier beschermingsbedrijf. Op het symposium Horeca en
Criminaliteit in 1992 uitten verschillende horeca-ondernemers hun
ongenoegen over het optreden van de politie met betrekking tot
onveiligheid. Volgens veel horeca-ondernemers wordt criminaliteit
in de zaak steeds meer gezien als een bedrijfsrisico en treedt de
politie nauwelijks op. Een gesprekspartner uit de
speelautomatenbranche vertelt de diensten van een bewakings- en
adviseringsbedrijf in te huren voor de beveiliging van zijn
speelhallen, omdat hij van de politie niets verwacht. Volgens de
ondernemer gaat het hier niet om kleerkasten, al stralen ze
natuurlijk wel fysieke kracht en natuurlijk overwicht uit.
De keuze van een bedreigde horeca-ondernemer lijkt beperkt: het
bedrijf heeft hoe dan ook bescherming nodig, en deze kan illegaal
of legaal worden verkregen. De ondernemer is op deze manier
gedwongen om een flinke duit neer te tellen voor protectie.
Krachtig gebouwde mannen bieden bescherming aan, hetzij tegen het
eigen geweld, hetzij tegen geweld door derden. Er hoeft overigens
niet altijd sprake te zijn van opgedrongen protectie. Steeds meer
horeca-ondernemers hebben werkelijke behoefte aan beveiliging, of
hebben er de voordelen van in leren zien. Omdat ze afpersers willen
weren en portiersorganisaties voor willen zijn, nemen ze zelf een
portier in dienst.
Gesprekspartners uit de horecabranche vertellen dat zo’n
constructie bijna altijd verkeerd uitpakt voor de
horeca-exploitant. Gaan we een stap verder dan kan het beroep dat
op de portiersdienst wordt gedaan,
verkeren in zijn tegendeel. Het is een bekend thema: wie zich voor
hulp wendt tot de mob, wordt aan haar onderhorig. In de
geraadpleegde politiedossiers wordt deze werkwijze beschreven. De
eerste tijd levert de portier waar voor zijn geld; hij zorgt voor
rust en orde. Maar na verloop van tijd vinden er weer
geweldsincidenten plaats – soms georganiseerd door de achterban van
de portier – en dan vraagt de deurman om verhoging van zijn
vergoeding. Een portier kent de horecagelegenheid van binnen en van
buiten en weet dus hoeveel geld hij kan vragen zonder dat het caf
failliet gaat. Het aan de portier betaalde loon kan het enige doel
van de protectiebieder zijn. Vaker echter, gaat het om het
verwerven van een machtspositie over de horecagelegenheid. Als dat
doel eenmaal bereikt is, kan het caf immers voor diverse lukratieve
doelen worden aangewend, zoals voor drugshandel, heling en
(afgedwongen) plaatsing van speelautomaten. In sommige gevallen
wordt het caf zelfs doelbewust naar het faillissement geleid; het
afpersingsgeld wordt opgeschroefd en tegelijkertijd wordt de sfeer
dusdanig benvloed dat de klanten wegblijven. Ook deze gevallen
komen we tegen in de politiegegevens. Van een caf een instant
fietsenstalling maken schijnt dat in jargon te heten: dusdanig
rotzooi trappen dat er geen klant meer binnenkomt. Vervolgens kan
de gelegenheid dan worden overgenomen. In minder extreme gevallen
blijft de cafbaas gewoon op zijn plek, maar maakt niet langer de
dienst uit; de portiers bepalen wie en wat (drugs/gestolen
goederen, speelautomaten) er in het caf binnen komt.
Illegale protectie in Nederland
Bovenkerk en Derksen (1994) signaleren in hun onderzoek bij cafs
in Utrecht, dat veertig tot zestig procent van de
horeca-ondernemers binnen de stadsgordel te maken heeft met
illegale beschermengelen; zij worden ten minste bezocht door deze
afpersers. Zij signaleren een toenemende professionalisering van de
afpersingspraktijken in de richting van goed geoliede
beschermingsfirma’s die thans zelfs door de horeca-ondernemingen om
hun diensten gevraagd worden. De beschermers zijn in het bezit van
een semafoon en rekenen vaste tarieven per oppiep en regelmatige
surveillance. Volgens sommige horeca-exploitanten zijn zij in staat
veel sneller en vooral discreter op te treden bij calamiteiten dan
de politie. Bovenkerk en Derksen concluderen dat er een grote vraag
is naar het produkt dat deze organisaties leveren. De gemeentelijke
dienst die de vergunningen verstrekt, gedoogt de inzet van
particuliere leveranciers van bescherming, zo blijkt verder uit het
onderzoek. Handhaving van de orde staat hierbij voorop. De
onderzoekers spreken bovendien over pure onmacht van politiekant.
Nader onderzoek door de regionale recherche heeft de gegevens van
Bovenkerk en Derksen volledig bevestigd.
Een journalist van Missets Horeca sprak met een aantal
beschermers en getroffen ondernemers in de stad Utrecht. Uit die
gesprekken bleek dat zes tot zeven personen de protectie van de
binnenstad-horeca in handen hebben. Zij beschikken ieder over hun
eigen rayon en zijn goed georganiseerd. Steeds vaker worden ze om
hun diensten verzocht, zo blijkt ook hier. De beschermers werken
overigens niet alleen voor horeca-ondernemers, zo blijkt uit het
artikel: ook een makelaar en een automaten-exploitant maken gebruik
van de diensten.
Volgens een genterviewde ex-portier in Eindhoven betaalt een
discotheek zo’n n tot tweeduizend gulden per maand en een caf twee-
tot vierhonderd gulden aan beschermingsgeld. In het onderzoek dat
Bovenkerk en Derksen (1994) in Utrecht verrichtten worden bedragen
tussen de vijf- en zevenhonderd gulden per week genoemd. Portiers
worden door afperseringsorganisaties doorgaans geronseld in
sportscholen. Volgens de voorliggende informatie van de politie
werkt in Amsterdam een beveiligingsbedrijf dat direct is gekoppeld
aan een sportschool. Er zijn nog ten minste twee van dergelijke
groepen die zich bezig houden met portiers- en ander
beveiligingswerk. Een aantal van de krachtpatsers heeft een
indrukwekkende antecedentenlijst. Uit de geraadpleegde
politiedossiers komt een aantal afpersingsgevallen naar voren. In
het midden van het land is een geweldsorganisatie werkzaam die
wordt geleid door een caf-baas die zich met georganiseerde
drugshandel bezighoudt. Ongeveer twintig werknemers van deze groep
zijn op afroep beschikbaar en treden zowel in de horeca als in de
transportbranche op wanneer iemand moet worden gewaarschuwd of aan
zijn betalingsverplichtingen moet worden herinnerd. Zij passen
geweld, dreiging en afpersing toe en gebruiken grove middelen zoals
ontvoering en mishandeling. In hun werkgebied zaaien ze onrust in
horecagelegenheden om deze uiteindelijk voor een zacht prijsje te
kunnen overnemen. In andere cafs halen ze protectiegeld op, na
eerst te hebben aangetoond waarom bescherming nodig is: ze slaan de
boel kort en klein en spuiten met traangas. Enkele caf-ondernemers
slagen er in om protectie of overname af te houden, in n geval
heeft de cafbaas zich – succesvol gewapend – verzet. Een andere
ondernemer wordt bedreigd nadat hij weigert een portier van de
organisatie in dienst te nemen. In een aantal gevallen heeft de
baas van deze organisatie een horeca-onderneming, na gebruik van
geweld, overgenomen. Enkele kroegen betalen protectiegeld en bij
andere cafs heeft de organisatie pogingen gedaan tot afpersing. In
het zuiden van het land is brand gesticht in een horecagelegenheid,
als gevolg van afpersing. Volgens de geraadpleegde politiebronnen
is er in verschillende delen van het land sprake van bedreiging en
afpersing.
Legale bewakingsorganisaties
Naast de illegale bewakingsorganisaties, bestaan er legale
bewakingsbedrijven in Nederland. En bedrijf spitst zich toe op het
leveren van portiers voor horecabedrijven. In 1992 richten een
marechaussee en een ex-onderofficier van de landmacht samen dit
beveiligingsbedrijf Professional Protection Services (PPS) op. Een
gat in de markt, want een ondernemer die een portier wil aanstellen
was voorheen aangewezen op het loslopend wild zoals een
woordvoerder van PPS het noemt. Volgens deze genterviewde heeft een
meerderheid van de onofficile portiers contacten met de
onderwereld. PPS levert echter gescreende portiers aan
horecabedrijven, voornamelijk cafs en discotheken. Een
horeca-onderneming die met het bedrijf in zee gaat, wordt eerst
onderworpen aan een uitgebreide risico-analyse door PPS. Het
bewakingsbedrijf levert allerlei beveiligingsapparatuur (onder
andere wapendetectorpoortjes en video-camera’s) en fungeert als een
uitzendbureau voor portiers. Een horecabedrijf betaalt circa 650
gulden per man per avond voor de beveiliging. Er werken ongeveer 50
portiers in vaste dienst en 30 als oproepkracht. De portiers hebben
allemaal het vakdiploma beveiliging op zak, een EHBO-diploma en een
reanimeringscertificaat. Het bedrijf heeft een vergunning volgens
de Wet op de Weerkorpsen en de Particuliere Bewakingsbedrijven. De
portiers zijn meestal uitgerust met een kogelvrij vest en
portofoon.
De portiers proberen de situatie in een caf of discotheek zo
veilig mogelijk te maken voor de bezoekers. In het geval van
vechtpartijen of andere calamiteiten grijpen ze in; ze zetten de
overtreders buiten de deur en roepen zonodig politiehulp in. Wat
dat betreft onderscheidt hun werk zich niet van dat van de bewakers
in kantorenpanden, winkels of woongebouwen. Maar de horeca krijgt
ook andere bezoekers in huis: al dan niet georganiseerde bendes van
drugsverkopers en afpersers. De diensten van PPS worden – meestal
in samenspraak met de plaatselijke autoriteiten – ingeroepen bij
cafs en discotheken die vanwege zware orde-problemen met sluiting
worden bedreigd. PPS zoekt vervolgens contact met de plaatselijke
kopstukken die verantwoordelijk zijn voor de criminaliteit rond de
horecagelegenheid.
Het weren van drugs en wapens in de discotheek of het caf is een
belangrijke taak van de PPS-portiers. Worden de spullen al bij
binnenkomst gevonden en gaat het niet om harddrugs, dan krijgt de
bezoeker meestal het advies het spul even in de auto te leggen,
vertelt de genterviewde. Wanneer een bezoeker binnen op wapen- of
drugsbezit wordt betrapt, raakt hij het kwijt aan de portiers die
het aan de politie doorgeven. Bij een discotheek in Zundert heeft
PPS met de politie afgesproken dat de in beslag genomen drugs en
wapens in het weekend mogen worden verzameld en maandag door PPS
bij naar het politiebureau worden gebracht, zo mogelijk voorzien
van naamkaartje.
Tot nog toe is PPS de enige legale portiersdienst die in
Nederland werkzaam is. Zelf vreest het bedrijf dat de
georganiseerde misdaad zal gaan proberen ook legaal op de markt toe
treden. Omdat de prijzen relatief hoog zijn, kunnen kleinere
gelegenheden deze kosten niet opbrengen en zullen geneigd zijn om
naar goedkopere alternatieven uit te zien. Naarmate meer
horeca-ondernemers zwichten voor portiersdiensten, worden kroegen
die geen bewaking inschakelen steeds kwetsbaarder en zullen vroeg
of laat ook naar bescherming moeten uitzien. Malafide portiers
hebben meestal aantrekkelijke begintarieven.
Protectie in Belgi
Over de kwestie van illegale en legale bewakingsdiensten is in
Nederland nog maar weinig bekend. In Belgi werd dit jaar een groot
onderzoek afgerond naar de grenzen van particuliere bewaking,
waarvoor onder andere onderzoek werd gedaan in grote discotheken.
In deze studie van de Leuvense Universiteit (Van Laethem, Decorte
en Bas, 1995) signaleren de onderzoekers dat de Belgische politie
zich steeds verder terugtrekt uit het domein van de openbare
orde-bewaking. Er is een sterke ontwikkeling van schaalvergroting
gaande in maatschappij – er komen steeds meer grote winkelcentra,
discotheken en mega-evenementen – en de politie speelt daar niet op
in. Dat biedt in toenemende mate openingen voor particuliere
bewakingsorganisaties, hetzij legaal, hetzij illegaal.
Volgens de Belgische onderzoekers (Van Laethem e.a., 1995) is
het beloningssysteem via fooien een crimogene factor; de meeste
uitbaters betalen hun portiers veel te weinig. Zolang de klant de
broodheer van de portiers is, zal misbruik van de positie blijven
voortduren, zo menen de onderzoekers. Normale betaling van het
bewakingspersoneel kan mogelijk problemen voorkomen. Daarvoor is
het nodig dat bewakingsbedrijven volgens de wet werken en gebonden
zijn aan een CAO. In Belgi werd in 1990 de zogeheten Bewakingswet
(Wet Tobback) van kracht: een wet die de exploitatie van
bewakingsbedrijven vergunningsplichtig maakt en van regels en
voorwaarden voorziet. Tot nog toe bleef de wet een papieren tijger
en werkt de overgrote meerderheid van de Belgische
bewakingsbedrijven (in totaal 64) nog steeds zonder vergunning.
Hieronder ook een aantal portiersorganisaties, waarvan enkele
vanuit Nederland worden geleid. De methoden die deze
organisaties gebruiken zijn vaak verre van geoorloofd. In Van
Laethem e.a. (1995:101) vertelt een discotheekeigenaar hoe een
bewakingsorganisatie zich de macht over zijn zaak verwierf. De
eigen portiers werden door middel van geweld zodanig gentimideerd
dat ze hun werk niet meer naar behoren konden uitvoeren. Vervolgens
werden de portiers van de organisatie met veel dreiging aan de
ondernemer opgedrongen. Vanaf het moment dat deze mannen aan de
deur stonden, had de organisatie de discotheek in haar macht en
werd er volop gedeald.
Dit verhaal komt overeen met een andere gebeurtenis in Belgi.
Een niet vergund portiersbedrijf The Golden Eagles, speciaal
ingezet in twee discotheken die met drugsproblemen kampten, bleek
zlf structureel actief in de harddrugshandel. De Belgische
onderzoekers waarschuwen dat het middel van de portiers erger lijkt
dan de kwaal. Hoe voorkom je dat stropers boswachters worden? Zij
vragen zich af of de onveiligheidsgevoelens van het publiek wel
realistisch zijn. Het is een feit dat er sprake is van
schaalvergroting – er komen steeds meer en grotere
uitgaansgelegenheden bij – en dit leidt tot een zekere vergroting
van het beheersprobleem. De onderzoekers betwijfelen echter of deze
moeilijkheden werkelijk zo ernstig zijn. Dat een toename van de
inzet van illegale n legale private bewakingsdiensten problemen
oplevert, noemen de onderzoekers een feit.
Protectie en afpersing in het etnische milieu
Eind 1994 rolde de Amsterdamse politie een Koerdische bende (lid
van Dev Sol) op die zich op grote schaal bezig hield met het
afpersen van Turkse koffiehuizen. Daarnaast handelde de organisatie
in drugs. In datzelfde jaar bleek uit een rapport dat Chinese
bendes actief zijn in de afpersing van Chinese restaurants. De
eerste meldingen van afpersing bij Chinese restaurants dateren uit
1981. Uit een vertrouwelijke enqute onder vijfhonderd houders van
Chinese en Chinees/Indische restaurants (Mertens, 1994) bleek dat n
op de drie ondernemers ooit te maken had met overvallen en
afpersingen, vaak in combinatie met elkaar. Vooral in het geval van
afpersing, wordt eenzelfde restaurant meermalen lastig gevallen. De
overvallers en afpersers zijn bijna altijd Chinezen, meestal uit
hetzelfde taalgebied als de restauranthouder. Bij eenderde van de
overvallen en afpersingen worden bedragen van boven de 10.000
gulden buit gemaakt. De misdaden vinden volgens de enqute in de
helft van de gevallen plaats in de horecazaak en in dertig procent
van de gevallen bij de restauranteigenaar thuis. In veel gevallen
worden zware geweldsmiddelen gebruikt; de horeca-eigenaar of diens
familieleden worden vastgebonden, geslagen en geschopt en soms
zelfs ontvoerd. De afpersingen en berovingen worden vaak niet bij
de politie gemeld, omdat de slachtoffers bang zijn voor
repressailles. Uit ander onderzoek blijkt dat veel Chinese
restauranthouders van mening zijn dat de Nederlandse strafmaat voor
overval en afpersing veel te licht is; slachtoffers van misdrijven
doen daarom vaak geen aangifte; de boosdoeners staan immers snel
weer op straat, en een tweede bezoek wordt dan gevreesd.
Volgens gesprekspartners uit de horecabranche lijkt er een
verschuiving gaande van afpersing door Chinese en Turkse groepen
naar Oosteuropese groepen, waarbij Russische bendes nieuwkomelingen
op deze markt zijn. Afpersing door en onder etnische groepen is
doorgaans nog moeilijker op te sporen dan onder autochtone
horeca-ondernemers. Bij de etnische groepen kan wantrouwen bestaan
jegens de Nederlandse autoriteiten en daarom vormt deze groep een
kwetsbare prooi voor afpersing. Voor verdere beschrijving verwijzen
we naar het allochtonen-rapport in deze serie.