3.5. Brouwerijen
Vooral in drankverstrekkende horeca spelen brouwerijen een grote
rol. Niet alleen zijn ze de leveranciers van Nederlands meest
gedronken alcoholische drank (bijna 84 liter per hoofd van de
bevolking), ze hebben ook naam gemaakt als kredietverstrekker aan
startende of uitbreidende horeca-ondernemers. Nederland telt
vijftien brouwerijen waar in totaal ruim achtduizend mensen werk
vinden. De accijnsopbrengst van bier bedraagt jaarlijks bijna
600.000 gulden. Nederland importeert voor 136 miljoen gulden bier,
maar voert tien maal zoveel uit: een kwantiteit ter waarde van 1,4
miljard gulden. Het bierverbruik in Nederland neemt de laatste
jaren iets af, maar de export van Nederlands bier groeit nog
steeds. Er werd in 1994 in totaal 22 miljoen
hectoliters aan bier geproduceerd, en dat wordt ieder jaar meer, zo
vertellen de kerncijfers van het Centraal Brouwerij Kantoor (Stiva,
1994). Over de leningverstrekkende functie zijn de bierproducenten
overigens heel wat minder open. Het is onmogelijk om hierover
cijfers te achterhalen.
Meer dan de helft van de totale caf-omzet komt uit de
bierverkoop. Veertig procent van de cafbazen heeft slechts n bier
op de tap, in iets meer dan de helft van alle cafs worden er ten
minste twee bieren getapt. Heineken staat het meest op de tap (in
26 % van alle cafs), gevolgd door Oranjeboom (18%) en Amstel (12%).
In bijna alle cafs is bier op de fles verkrijgbaar (Lenting &
partners, 1991). Hoe kiest een cafbaas zijn brouwerij? Lenting en
Partners tonen aan dat meer dan de helft van de caf-eigenaren
weinig keus heeft gehad. Ruim zestig procent is contractueel
gebonden aan het huismerk bier. Slechts 38 % koos bewust voor de
brouwerij. In n op de drie gevallen (33%) is het bedrijfspand
eigendom van de brouwerij of wordt het via de brouwerij verhuurd;
de cafbaas is zodoende gebonden aan de bierverstrekker. Bijna
twintig procent van de caf-uitbaters was verplicht om het
brouwerij-contract van de vorige eigenaar over te nemen. In drie
procent van de gevallen is de cafbaas gebonden aan een bepaalde
brouwerij omdat het pand in eigendom is van de drankleverancier of
de automatenhandel (de cijfers zijn niet uitgesplitst). Acht
procent heeft andere redenen voor de gebondenheid aan een
brouwerij, zoals leningen, kortingen en gekregen apparatuur
(Lenting en partners, 1990). Al met al is ruim zestig procent van
alle cafhouders op enige wijze verplicht gebonden aan een
brouwerij, drankenhandel of automatenhandel (Hertsenberg,
1992).
Een meerderheid van de horecabazen (66 %) zegt tevreden te zijn
over de samenwerking met de brouwerij en diens vertegenwoordiger.
Een minderheid (15%) heeft een verstoorde relatie, meestal
uitlopend op een tussentijdse huismerkwissel (Lenting en Partners,
1990). Zestig procent van de ondernemers is wel eens benaderd door
andere brouwerijen, die een ander huismerk willen pushen.
Hierbij wordt soms geld geboden. Heineken en Oranjeboom staan
bekend als de actiefste veroveraars op de markt (Lenting en
Partners, 1990).