• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branches horeca en gokautomaten – 1. ALGEMENE INLEIDING

    Frank Bovenkerk en Ankie Lempens Universiteit Utrecht

    1. ALGEMENE INLEIDING

    De horeca trekt ten strijde tegen de criminaliteit, zo kondigde
    een bestuurslid van de branche-organisatie Koninklijke Horeca
    Nederland aan. De ondernemersorganisatie in de horeca sloeg in 1992
    voor het eerst groot alarm op een landelijk symposium over
    criminaliteit. Er werden bij die gelegenheid schrikbarende cijfers
    genoemd; in het voorgaande jaar zou de horeca zo’n driehonderd
    miljoen gulden schade hebben geleden als gevolg van criminaliteit;
    ruim zeventien procent van de omzet en vijftig miljoen meer dan bij
    een eerdere schatting uit 1988. De helft van alle horecabedrijven
    krijgt te maken met n of meer vormen van criminaliteit, zoals
    overvallen, diefstal, geweldpleging en vernieling. Twintig procent
    van de horeca-ondernemers kreeg te maken met chantage, afpersing en
    bedreiging, zo schijft het blad Horeca Entree (1992). Na de
    verandering van de Vestigingswet in 1996 wordt het waarschijnlijk
    nog gemakkelijker om toe te treden tot de markt van
    horeca-ondernemers. De branche-organisatie maakt zich grote zorgen
    over deze wijziging, want zij vreest een grote toestroom van
    onervaren starters op de markt die een potentile prooi voor de
    (georganiseerde) misdaad vormen. Uit ondernemerskringen klinkt al
    jaren de roep om maatregelen die toetreding tot de markt moeilijker
    maken, om zodoende de opmars van de criminaliteit in de horeca te
    stuiten. En dat het nodig is een dam op te werpen mag blijken uit
    het volgende. Toen de voorzitter van de werkgeversbond begin dit
    jaar een pleidooi hield tegen de oprukkende onderwereld, kreeg hij
    daarna diverse dreigtelefoontjes. Is de horecabranche kwetsbaar
    voor criminele inmenging, zo luidt de hoofdvraag van deze studie.
    Zo ja, hoe komt dat en in welke mate maakt de georganiseerde
    criminaliteit gebruik van de zwakke plekken in de horeca-wereld? We
    gaan in dit onderzoek als volgt te werk. Allereerst bekijken we in
    hoofdstuk 2 de omgevingskenmerken van de branche: met welke externe
    invloeden krijgt de horeca te maken? Daarna (3) komen de interne
    factoren aan bod: wat zijn de specifieke kenmerken van deze
    bedrijfstak en op welke manier maken deze eigenschappen de branche
    kwetsbaar? Vervolgens schetsen we in hoofstuk 4 de vormen van
    criminaliteit die in de horeca voorkomen, zoals daar zijn:
    protectie, gedwongen overname, witwassen, de horeca als
    ontmoetingsplaats, afzet van drugs, heling en wurgconstructies. Als
    laatste (5) bespreken we de schade die de criminaliteit in de
    branche veroorzaakt.

    Vervolgens komt de speelautomatenbranche aan de orde, in de
    hoofdstukken 6 en 7. In deze studie bekijken we niet het totale
    probleem van gokken en de georganiseerde misdaad, maar alleen het
    deel van de branche dat gelieerd is aan de horeca. De gokmarkt valt
    weliswaar niet direct onder de sector horeca, maar is er nauw mee
    verweven. In bijna negentig procent van alle cafs staat ten minste
    n gokkast. De horeca en de speelautomatenbranche zijn in
    belangrijke mate van elkaar afhankelijk. De horeca is het
    belangrijkste afzetgebied voor speelautomaten. Exploitanten,
    handelaars en producenten van speelautomaten zijn bovendien zelf
    vaak bedrijfsmatig betrokken bij horeca-ondernemingen. Daarnaast
    staat of valt een behoorlijk aantal horecagelegenheden met de
    opbrengst van de opgestelde automaten. Ondernemers uit de
    speelautomatenbranche verstrekken bovendien leningen aan startende
    horeca-exploitanten. In het laatste hoofdstuk 8 formuleren we
    conclusies die uit de bespreking van de beide branches kunnen
    worden getrokken. Voor dit onderzoek zijn open bronnen
    geraadpleegd, zoals wetenschappelijke onderzoeken, perspublicaties
    en overheidsstukken. Verder is gebruik gemaakt van materiaal dat
    door de horecabranche zelf is verzameld, zoals het enigszins
    fragmentarische onderzoek dat mede in opdracht van het Bedrijfschap
    Horeca werd uitgevoerd door het Amsterdamse bureau Hoffman. Ook
    hebben de onderzoekers zich in het veld begeven voor onderzoek door
    eigen waarneming. Daarnaast zijn er interviews met betrokkenen
    gevoerd, waaronder vertegenwoordigers van de branche-verenigingen,
    een jurist van het Bedrijfschap Horeca, een horeca-ondernemer, een
    ondernemer in de bewakingsbranche, een automaten-exploitant en
    politie-beambten die zich in deze branches hebben gespecialiseerd.
    Overigens ligt de verantwoordelijkheid van dit rapport volledig bij
    de auteurs, en niet bij de genterviewden. Verder baseren wij ons
    hier ook weer op gegevens van de politie. Er zijn ons enkele
    duidelijke analyses van problemen in de plaatselijke
    horeca-branches toegezonden, maar overigens gaat het om materiaal
    dat zijdelings in andere zaken naar voren komt. Voor een nadere
    analyse van het probleem in de horecabranche in n (beruchte) buurt
    in n stad, verwijzen we naar het rapport van de hand van Fijnaut en
    Bovenkerk over Amsterdam in deze serie.

    Hierbij willen we dank zeggen aan onze belangrijkste
    gesprekspartners, in alfabetische volgorde: T. Belksma, E. Derksen,
    R. van de Ende, J. P. Entius, T. Florijn, W. F. van Huizen, H.
    Klein Beekman, A. Kok, J. G. M. Kroeze, A. de Loor, D. Lindenbergh
    en J. Schipper.


    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken