2.2. De organisatie en structuur van de autobranche in
Nederland
De autobranche is een georganiseerde branche waar een en ander
op vrijwillige basis is verenigd en wordt geregeld. Er zijn
verschillende organisaties actief die de belangen van de
afzonderlijke leden behartigen op zowel economisch als politiek
niveau. De lobby van de auto heeft, ondanks alle milieurapportages,
in politiek Den Haag nog altijd een grote invloed. (Die politieke
invloed is niet zo wonderlijk wanneer wordt bedacht hoe groot de
financile belangen van de autobranche voor ‘s Rijks schatkist zijn
en dat in de toekomst ook zullen blijven. De centrale overheid inde
in 1994 ruim f.19 miljard aan belastingen als gevolg van de
economische activiteiten in deze bedrijfstak. Daarvan komt bijna
vier miljard gulden binnen aan BPM, bijna f.8 miljard aan benzine-
en dieselaccijnzen en aan motorrijtuigenbelastingen f.2.7
miljard.)
Vrijwel alle (90%) merkdealers, universeelbedrijven,
schadeherstelbedrijven, (7.354) Noot zijn aangesloten
bij de Bovag, een organisatie die zich ten doel stelt een gunstig
ondernemersklimaat voor haar leden te bewerkstelligen. De Bovag
bestaat uit tien afdelingen waarvan de auto-afdelingen de grootste
zijn. Bedrijven kunnen zich bij oprichting aanmelden als lid bij de
Bovag. Bij aanmelding als lid wordt gecontroleerd of het bedrijf
aan een aantal vereisten voldoet (bijvoorbeeld inschrijving Kamer
van Koophandel, vestigingsvergunning en niveau van uitrusting en
milieuvoorzieningen). Daarna wordt geen controle meer door de Bovag
uitgevoerd behalve bij tips en meldingen door collega’s of na een
groot aantal klachten door klanten. Zelden worden autobedrijven
geweigerd als lid en de organisatie houdt niet bij in hoeverre men
te maken heeft met een bonafide of een malafide bedrijf. Over waar
de overige autobedrijven (10%) zijn gevestigd, wat zij doen of niet
doen, bestaat geen enkel inzicht in de georganiseerde autobranche.
Zeer recent (15 augustus) is door de Bovag in een rapport van zeven
pagina’s een poging gedaan een schatting te maken van het aantal
illegale, dat wil zeggen niet-Bovag leden, garages en werkplaatsen
te schatten (Bovag, 1995). Men komt na een telling van alle
beunhazen (eenlingen en kleine werkplaatsjes) in Emmen tot een
schatting van ruim 4.600 illegale garagebedrijven in Nederland. De
methode waarop deze schating is gebaseerd, is op z’n zachtst
gezegd, uiterst twijfelachtig te noemen. Noot Van de
carosseriebedrijven (inclusief autospuiters) is 90% georganiseerd
in de Focwa. De autosloperijen, het einde van de autoketen, zijn
voor een groot deel ongeorganiseerd en voor een klein, maar
onbekend deel verenigd in de Stiba. De autosloperijbranche wordt
thans flink gereorganiseerd in verband met nieuwe milieu-eisen van
de overheid ten aanzien van het demonteren en het slopen van
auto’s. Om daarvoor in aanmerking te komen moeten autosloperijen
officieel worden erkend door de Rijksdienst voor het wegverkeer.
Van de ongeveer 1000 autodemontagebedrijven zullen er vermoedelijk
na deze sanering 300 overblijven. De controle op autosloperijen
door de overheid zal in de toekomst verder worden opgevoerd,
waardoor het malafide imago dat dit deel van de autobranche nog
altijd met zich meedraagt, wellicht op den duur kan verdwijnen.
In de totale autobranche zijn ongeveer 75.000 personen werkzaam,
waarvan 67.000 in bedrijven die zijn aangesloten bij de Bovag. De
werkgelegenheid neemt in deze branche echter steeds verder af. In
1994 is het aantal arbeidsplaatsen ten opzichte van het jaar
daarvoor met 2.2% verminderd en ook het aantal leerlingplaatsen is
sterk gedaald. Als gevolg van de toepassing van nieuwe
technologische ontwikkelingen in de auto-industrie zijn
onderhoudsbeurten minder geregeld nodig en is elke onderhoudsbeurt
minder arbeidsintensief dan in het verleden. Slechts de
schadeherstelwerkzaamheden zijn nog steeds een groeiende en
winstgevende bezigheid binnen dit marktsegment.