6.1. Meldingssystemen van gestolen auto’s
Vrijwel altijd wordt na diefstal van een auto aangifte gedaan
bij de politie, al was het maar omdat zonder officile aangifte geen
uitkering van de verzekeringsmaatschappij mogelijk is. Meestal gaat
er enige tijd over heen voordat het slachtoffer de vermissing merkt
en voordat hij of zij daarvan aangifte doet. De politieman of
-vrouw maakt van de aangifte een proces-verbaal op en kan direct de
auto aanmelden bij het OPS (het landelijk Opsporingsregister) van
de CRI. Dit heet in vaktaal een A87. De meeste agenten weten echter
uit ervaring dat een auto heel vaak binnen enkele uren tot enkele
dagen weer wordt teruggevonden. Hij of zij meldt dus meestal niet
direct. Voor professionele dieven werkt deze meldingspraktijk
uiteraard in hun voordeel. Wanneer men auto’s snel de grens over
wil hebben is het aantrekkelijk dat die auto nog niet als vermist
of gestolen gesignaleerd staat.
Voor een doeltreffende opsporing is het dus belangrijk dat de
melding snel en accuraat is. Hoe slechter de informatie, des te
kleiner is de kans dat een auto ooit wordt teruggevonden. Daarom
moet de auto behalve bij de CRI ook bij de RDW als gestolen worden
gemeld. Daarna verspreidt de melding zich over de diverse,
registrerende organisaties als CIS, NSIS, EUCARIS, VAR, RDC en
andere private en internationale opsporingsinstanties
Noot . Slachtoffers melden een diefstal niet alleen bij
de politie maar ook bij hun verzekeringsmaatschappij. Om deze
informatie te bundelen hebben de gezamenlijke
verzekeringsmaatschappijen daarvoor in een Public-Private
Partnership verband het VAR opgericht om op de hoogte blijven
van de bij hun verzekerde auto’s (Dus niet elke auto!). Iedere
verzekeringsmaatschappij geeft de meldingen van gedupeerden dus ook
weer door aan een centraal punt: het VAR (een A86). Het VAR staat
op zijn beurt weer in verbinding met de RDW.