IX.4. Enkele concrete voorbeelden van de Nederlands-Russische
criminele betrekkingen
Uit het vorenstaande moge duidelijk zijn geworden dat er nog
niet teveel gevallen zijn waarin onomstotelijk is vastgesteld dat
de Russische mafia op Nederlands grondgebied opereert. Die gevallen
zijn er wel. En we hebben ze hiervoor ook aangeduid. Maar zij zijn
tot nu toe meer de uitzondering dan de regel in de
Nederlands-Russische betrekkingen op crimineel gebied. De regel is
nog steeds dat Nederlandse misdaadondernemers meer of minder
georganiseerd illegale zaken doen met collega’s uit de voormalige
Sovjet-Unie.
De criminele activiteit aan de hand waarvan dit het beste kan
worden gedemonstreerd is de vrouwenhandel. Er zijn – zie ons
rapport over de situatie in Amsterdam – zeker gevallen bekend
waarin halve en hele misdadigers uit de voormalige Sovjet-Unie
geheel op eigen kracht vrouwen uit dit gebied overbrengen naar ons
land en ze hier dwingen tot het bedrijven van prostitutie in zeer
strafwaardige omstandigheden. Maar wie de informatie bekijkt over
de handel in Russische (en Poolse) vrouwen langs de
Nederlands-Duitse grens, die moet tot de vaststelling komen dat de
rol van Nederlandse souteneurs en eigenaren van seksclubs in veel
gevallen zeker zo belangrijk is als die van hun Oosteuropese
handelspartners. Zij gaan ook zelf naar die landen om vrouwen te
ronselen, zo niet te kopen. Ook zij zijn het die zulke vrouwen in
clubs onder zware druk zetten om zich over te geven aan
prostitutie, en ze vervolgens ook financieel uitbuiten. En zij doen
net zo hard mee aan het draaiende houden van de carrousel tussen
clubs aan deze en aan gene zijde van de grens, als sommige van de
Russen die vrouwen hierheen hebben gebracht.
Dit is recent nog weer eens gebleken uit een onderzoek naar
vrouwenhandel dat in Eindhoven werd verricht. Hier stootte de
politie na de aangifte van een Russische vrouw dat zij slachtoffer
van vrouwenhandel was geworden, al rechercherend op een Rus die al
zo’n drie jaar actief was in deze handel. Deze ronselde via
contactpersonen vrouwen in St. Petersburg en liet die vervolgens op
zakenvisa per bus (via Polen en Duitsland) of per vliegtuig (via
Dsseldorf of Zaventem) naar Eindhoven overkomen, van waaruit ze dan
werden gedistribueerd over seksclubs in Noord-Brabant en Limburg.
Hoeveel vrouwen hij in totaal naar Nederland heeft gehaald, viel
niet meer precies na te gaan. Maar in het half jaar voorafgaand aan
zijn aanhouding ging het om 90 vrouwen. Nederlanders speelden ook
in dit geval een grote rol. Enerzijds stelden enkele kleine
reisbureaus en aannemersbedrijven zich garant voor de
visum-aanvraagsters, anderzijds gingen seksclubeigenaren niet
alleen mee naar St. Petersburg om vrouwen uit te zoeken maar
profiteerden zij ook dubbel en dik van de inkomsten die deze
vrouwen in hun clubs genereerden. In de regel werden deze inkomsten
als volgt verdeeld: 50% voor de Rus in kwestie, 25% voor de
seksclubeigenaar en 25% voor de desbetreffende vrouwen, zij het dat
dezen ook nog eens van het resterende bedrag zowel de reis naar
Nederland (waarvan de kosten vl hoger werden voorgesteld dan ze
werkelijk lagen) als kost en inwoning moesten betalen. Erg veel
bleef er dus voor hen niet over. En dat dan ook nog eens in
abominabele arbeidsomstandigheden: hun paspoorten werden door de
seksclubeigenaren ingenomen, zij moesten zeven dagen per week
werken, werd er niet gewerkt dan werd er ook niet gegeten, zij
mochten slechts onder begeleiding de clubs verlaten, enzovoort.
Wanneer hun visa (geldig voor 3 maanden) waren verlopen, gingen de
vrouwen ofwel terug naar St. Petersburg ofwel werden zij naar Belgi
overgebracht. Soms werd tijdig de verlenging van visa aangevraagd.
De politie schat dat de Russische makelaar in de drie jaren waarin
hij in Eindhoven actief is geweest, een omzet heeft behaald van
zo’n drie miljoen gulden. Het grootste deel van dit geld heeft zij
niet kunnen traceren. Zoals zij ook geen zicht heeft kunnen krijgen
op de connecties van de betrokkene in St. Petersburg. Of hij dus
mogelijk optrad als een soort van zetbaas van n of meer
mafia-groepen in St. Petersburg, weet men niet. Dit is dus niet
helemaal uitgesloten. Maar de indruk is dat dit waarschijnlijk niet
het geval is geweest. Hij trad in Nederland, hoe dan ook, als een
solist op. Soortgelijke vormen van Russisch-Nederlandse
samenwerking in de vrouwenhandel treft men ook buiten de
grensstreken aan. Wanneer men zich verdiept in het onderzoek dat in
1993-1994 is ingesteld naar vrouwenhandel in Leeuwarden, komt men
in elk geval tot hetzelfde inzicht. Hier richt op een gegeven
moment een bekende, of eerder beruchte, seksclub-eigenaar een grote
nieuwe club in waar vrouwen zogezegd vrijelijk een kamertje kunnen
huren en – na aftrek van de kosten en een zekere winstmarge voor de
directie – hun verdiensten mogen behouden. De dagelijkse leiding
wordt in handen gegeven van een wat jongere man, wiens moeder een
Poolse is, en die hierom zelf ook vrij behoorlijk Pools en Russisch
spreekt. Op 10 februari 1994 doet de politie – op grond van eerdere
aangiften van vrouwenhandel door twee Russische meisjes die het
desbetreffende bordeel zijn ontvlucht, en van de opeenvolgende
aanhouding van twee Russische mannen die beiden in het bezit
blijken te zijn van paspoorten van twee respectievelijk drie
Russische meisjes – een inval in
het pand en treft daar, afgezien van twee Nederlandse meisjes uit
Den Haag, 17 vrouwen met de Russische nationaliteit aan die geen
van allen beschikken over een geldige verblijfstitel. Bij
oppervlakkige combinatie van deze gegevens zou al snel de gedachte
kunnen opkomen dat dit toch wel een geheid voorbeeld van een
Russische mafia-actie moet zijn. Niets is echter minder waar. Nog
niet zozeer, omdat de bedrijfsleider zelf een keer of drie naar
Polen is gereden om vrouwen op te halen die daar via bekenden van
hem lekker waren gemaakt met een bescheiden maar goed-betaald
baantje in Nederland. Maar vooral omdat de kerels die in de andere
gevallen vrouwen uit Rusland en de Oekrane tot voor de deur van het
bordeel hadden gebracht, met geen mogelijkheid kunnen worden
gerekend tot de Russische mafia, waarover de media het altijd
hebben, al dan niet op aangeven van de BVD. Het gaat hier veeleer
om – in een enkele geval: hoog-gekwalificeerde – sjacheraars uit de
meest uiteenlopende Russische, Oekranse en Poolse steden die wat
munt trachtten te slaan uit het wanhopige verlangen van jonge
vrouwen uit het Oostblok naar een wat meer menswaardig bestaan. Via
via hadden zij de runner van het Friese bordeel leren
kennen, ter plaatse – bij een bezoek aan Nederland – of (door
kennissen) in Polen, wisten dat hij op zoek was naar vrouwen uit
Oost-Europa, en hebben toen, zeker ook uit eigen winstbejag, op
allerlei manieren geprobeerd om aan deze vraag te voldoen. Slechts
in n van de betrokken gevallen ontwaart men de lange arm van de
georganiseerde internationale vrouwenhandel. Dat is het geval van
een meisje uit de Oekrane die door opeenvolgende duistere figuren
die haar elke vorm van vrijheid benamen, eerst naar Hongarije
(Boedapest) werd verhandeld, dan naar Oostenrijk en uiteindelijk
naar Friesland. Het cynische van het geval is dan nog dat
uitgerekend dit meisje – net als enkele anderen overigens – geen
aangifte van vrouwenhandel wenste te doen. Zij hoopte juist door
middel van de prostitutie zo snel mogelijk het broodnodige geld te
verdienen. Wat niet wegnam dat ook zij haar handelaren
verwenste.
De tweede categorie van criminele activiteiten die goed laat
zien hoe de Nederlands-Russische betrekkingen in het criminele vlak
liggen, is de grensoverschrijdende handel in gestolen auto’s naar
Oost-Europa. Ook in dit domein zijn er wel gevallen bekend van
criminele groepen uit het Oostblok die alles – het stelen van de
auto’s, hun transport door Duitsland – in eigen beheer uitvoeren.
Maar de regel is dit niet. De regel is – wanneer men zo de
uiteenlopende relevante opsporingsonderzoeken beziet – dat personen
die hier in Nederland min of meer zijn ingeschoten in de (illegale)
autobranche, zorgen voor de diefstal van wagens, weten waar deze
koud-gezet kunnen worden, en in samenspraak met de afnemers in het
voormalige Oostblok regelen hoe ze op de plaats van bestemming
komen.
Wel is het zo dat deze vuistregel zich in meer varianten
voordoet. Aan de ene kant is er sprake van puur Nederlandse
criminele groepen die zelf zeker alles dat binnen de landsgrenzen
moet gebeuren – stelen, wegzetten, omkatten – zelf afwikkelen, en
de auto’s in kwestie vervolgens binnen of buiten Nederland
overgeven aan hun buitenlandse afnemers. Dit is, naar het schijnt,
veelal het geval in Amsterdam. Aan de andere kant kan worden
verwezen naar een Russische groep, althans een groep bestaande uit
mensen met de Russische nationaliteit, die in het Rotterdamse
bedrijven had opgericht om de export van gestolen (duurdere) auto’s
naar het Oosten te kanaliseren en te camoufleren. Maar in dit geval
was het wel zo dat de betrokken Russen bovenal optraden als helers
van Nederlandse, althans in Nederland woonachtige autodieven. En
deze dieven stalen niet alleen de auto’s, maar brachten ze in
diverse gevallen ook over de grens, samen met koeriers van
Russische origine. Het voorbeeld dat dan tussen deze twee uitersten
inzit, is dat van een Rus die al jaren in Zuid-Limburg woont, ook
wat onduidelijks doet in de automobielbranche, beseft dat de val
van de Muur nieuwe economische perspectieven opent, enkele mensen
uit zijn omgeving ertoe aanzet om in Nederland, Belgi en Duitsland
wagens te gaan stelen en deze wagens tenslotte nu eens per schip
(haven van Antwerpen) dan weer door koeriers laat overbrengen naar
zijn kompanen in en rond het gebied van zijn herkomst.