IX.3. De activiteiten van Russische criminele groepen in
Nederland
Hoe oud de economische banden tussen Rusland en Nederland ook
mogen zijn, de Russische gemeenschap in Nederland is nooit erg
groot geweest. In de voorbije jaren is haar omvang procentueel wel
sterk toegenomen, maar in absolute aantallen stelt zij nog steeds
niet veel voor. Op 1 januari 1993 verbleven er in ons land
officieel zo’n 4.500 mensen uit het voormalige Sovjet-Unie (Muus,
1994). Dat de Russische georganiseerde criminaliteit in ons land
dan ook nooit een rol van betekenis heeft gespeeld, ligt voor de
hand. Natuurlijk spraken ook hier de berichten over het optreden
van Russische criminele groepen in het buitenland, vooral
Duitsland, al jaren tot de verbeelding. Maar het drong slechts in
het bewustzijn van velen door dat deze
groepen ook Nederland niet links lieten liggen, toen in de media de
aandacht werd gevestigd op de pogingen van Russische misdadigers om
een machtspositie op te bouwen in de prostitutiesector, zowel in
sommige grote steden als op het platteland. De ontvoering van Boris
Fastovski, op 11 januari 1995 in Amsterdam, en niet zozeer de
liquidatie van Marianashvili, is echter voor velen het signaal
geweest dat het nu echt menens begon te worden (Van Amerongen,
1995). Maar wat betekent dit laatste in realiteit? Uit een globaal
overzicht van de onderzoeken die in de jaren ’90-’94 werden
ingesteld naar vormen van georganiseerde criminaliteit waarin
Oost-Europa een belangrijke rol speelde, kan worden afgeleid dat er
in deze periode 12 van dergelijke onderzoeken werden verricht. In
deze onderzoeken ging het bovenal om (7) gevallen van EG-fraude, en
verder om (1) autodiefstal, (1) moord en (3) vrouwenhandel (deels
in n geval gecombineerd met moord). Verder laat de gepleegde
analyse zien dat het in elk geval bij de EG-fraudes niet ging om
Oosteuropese criminele groepen die hier op eigen houtje hun slag
probeerden te slaan. Integendeel! Keer op keer was het initiatief
juist uitgegaan van Nederlandse ondernemers die voor het welslagen
van hun frauduleus handelen Oosteuropese ondernemers inschakelden.
Of het in de andere 5 gevallen ook zo lag, of juist andersom, wordt
in het onderhavige rapport niet duidelijk gemaakt. Wel wordt de
suggestie gewekt dat in deze gevallen de situatie juist andersom
lag. Maar of dit ook werkelijk zo was? Hierna zal aan de hand van
enkele voorbeelden worden gedemonstreerd dat het ook in gevallen
van autodiefstal of vrouwenhandel gewoonlijk niet of-of is. Ook in
deze gevallen is in de regel juist van samenwerkingsverbanden
sprake. In het kader van deze studie is het voorts van belang erop
te wijzen dat het hiervoor gaat over Oosteuropese, en niet over
Russische, georganiseerde criminaliteit. Want wordt dit
onderscheid wel gemaakt, dan is het zo dat slechts in 2 (en
indirect 3) gevallen de betrokkenheid van Russische criminele
groepen werd aangetoond (1 geval van autodiefstal en 1 geval van
vrouwenhandel). In alle andere gevallen ging het om criminele
groepen uit Polen, Litouwen, Slowakije, Tsjechi, Oekrane en
Letland.
Wil dit zeggen dat de Russische georganiseerde criminaliteit in
ons land niets, of toch niet veel, voorstelt (in tegenstelling tot
wat de BVD suggereert)? Deze conclusie zou voorbarig zijn, omdat er
gerust van mag worden uitgegaan dat de Nederlandse politie en
justitie tot op de dag van vandaag niet zoveel aandacht hebben
geschonken aan die criminaliteit. Maar is er dan werkelijk meer aan
de hand? In het rapport over de situatie in Amsterdam wordt
beschreven dat de ontvoering van Fastovski heus niet op zichzelf
staat, maar hoogstwaarschijnlijk het werk is van een Georgische
bende die in Amsterdam zogezegd een handelsonderneming drijft, maar
deze onderneming vooral gebruikt om in Nederland werkende Russische
zakenlieden af te persen en ook om Nederlandse zakenlieden die in
Rusland opereren, op te lichten, onder dreiging met geweld. Er is,
wanneer men alleen nog maar zo’n geval als dit onderzoekt, dus heus
wel meer aan de hand. En dit kan met des te meer reden hier worden
gesteld, omdat uit achtergrond-informatie kan worden opgemaakt dat
er op een diversiteit van criminele terreinen waarschijnlijk
Russische groepen en figuren actief zijn in ons land.
De terreinen waaraan moet worden gedacht zijn – afgezien van
vrouwenhandel en diefstal – de volgende. In de eerste plaats de
handel in verdovende middelen. Hierbij gaat het zowel om de verkoop
van drugs naar Rusland, de doorvoer van drugs door dit land, als de
export van grondstoffen voor synthetische drugs naar Nederland. En
de beschikbare gegevens wijzen erop dat bij deze drugshandel niet
alleen Russen en Nederlanders betrokken zijn, maar ook Italianen en
Colombianen. In de tweede plaats gaat het om illegale handel in
wapens. Erg sterk zijn de berichten hieromtrent niet, maar
voldoende sterk om wapenhandel op enige schaal niet uit te sluiten.
In aansluiting op drugshandel en wapenhandel moet – ten derde –
melding worden gemaakt van het gegeven dat mogelijk op meer
plaatsen in het land, ook via filialen van Nederlandse banken,
crimineel geld wordt witgewassen dat is verdiend in deze handel of
met andere illegale praktijken, ook in Rusland zelf bedreven. Dit
geld zou vervolgens ook in Nederland worden aangewend voor het
opkopen van onroerend goed. In relatie tot dergelijke
witwas-operaties wordt ook wel gesproken over handel in vals geld
en over illegale handel in edele metalen. Bij ons weten wordt
hiernaar op n plaats in Nederland onderzoek verricht. Dit onderzoek
heeft tot nu toe het inzicht opgeleverd dat Nederlanders in
samenwerking met Russen inderdaad kapitaal uit Rusland weten aan te
trekken voor investeringen in onroerend goed. Een deel van de
kapitaalverschaffers heeft – blijkens nader onderzoek – een
crimineel verleden en/of is buiten Nederland vermoedelijk nog
steeds crimineel actief. En dus ligt het vermoeden voor de hand dat
hun kapitaal mogelijk van misdaad afkomstig is. Maar dit is nog
niet aangetoond. Evenmin is vastgesteld dat de betrokken Russen op
de een of andere manier leden zijn van criminele organisaties die
in Moskou of elders in Rusland huishouden. In de vierde en laatste
plaats betreft het hier de protectie van Russische bedrijven die in
Nederland gevestigd zijn. Deze praktijk is wellicht meer verbreid
dan de Fastovski-zaak op het eerste oog laat uitschijnen. In
samenhang hiermee dient te worden aangehaald, dat in Nederland
mogelijk ook Russische misdadigers opereren die zich toeleggen op
de beroving van Russische zakenlieden die voor bepaalde aankopen
naar Nederland zijn gereisd. Deze mensen zouden in bekende hotels
eerst worden geobserveerd en vervolgens in de een of andere val –
bezoek aan een prostitue – worden gelokt. Aangifte doen wordt hen
ten stelligste ontraden: het thuisadres is bekend.
In hoeverre de zoven genoemde activiteiten allemaal op het conto
van de Russische mafia moeten of kunnen worden geschreven, is
natuurlijk helemaal de vraag. Dat ook leden of groepen van deze
mafia bij de protectie van bedrijven of de handel in drugs een rol
spelen, ligt voor de hand. Maar hoe groot hun rol dan werkelijk is,
moet in het midden worden gelaten.