V.4. De Chinese georganiseerde criminaliteit in
Nederland
V.4.1. Een blik op het nabije verleden
Hiervoor werd aangegeven dat in de (inter)nationale literatuur
de Chinese gemeenschap in Nederland wordt aangemerkt als een
brandhaard van Chinese georganiseerde criminaliteit in Europa, zo
niet in het Westen, in elk geval op het terrein van de
heronehandel. Men moet er zich echter rekenschap van geven dat de
berichten hieromtrent vooral slaan op de gebeurtenissen die in de
jaren zestig en zeventig plaatsgrepen in Amsterdam. De betreffende
auteurs gaan enerzijds voorbij aan de (ondergeschikte) rol die
Nederlandse Chinezen voor de oorlog beslist hebben gespeeld in de
smokkel van (Turkse) opium naar Nederland en naar Nederlands-Indi;
de groothandel was toen veeleer in handen van Joden en Grieken
(Kallenborn, 1953; Block, 1994). Anderzijds wordt in elk geval in
de internationale literatuur niet of nauwelijks acht geslagen op de
actuele ontwikkeling van de Chinese georganiseerde criminaliteit in
Nederland. Terwijl er helemaal geen reden is om deze ontwikkeling
te bagatelliseren, zoals verderop zal worden aangetoond. De
gebeurtenissen die zich in Amsterdam in de jaren zestig-zeventig
voordeden, vormen de achtergrond van wat er tegenwoordig aan de
hand is.
Om welke gebeurtenissen gaat het nu eigenlijk? Al voor de oorlog
was de 14K-triade actief in Amsterdam. Zij runde er twee illegale
speelhuizen en n prostitutiecircuit. Na de oorlog, in de jaren
vijftig, kwamen haar zaken in handen van Chung Mon. Deze liet niets
na om zowel het gokwezen als de opiumhandel grootschaliger te
organiseren, internationaler ook – tot in Duitsland toe. In 1969
besliste de 14K in Hong Kong dat Chung Mon haar belangrijkste
dealer voor herone in Europa zou worden. Vanaf dat moment begon hij
ook herone, dikwijls aangevoerd via de haven van Rotterdam, te
verhandelen naar Frankrijk, Engeland, Spanje, Itali etcetera. In
1973 – dit kon niet uitblijven – verzorgde hij zijn eerste
heronetransporten op Amerika. Deze opgang van de internationale
heronehandel in Amsterdam trok successievelijk niet alleen de
aandacht van de Amerikaanse federale politiediensten en – in hun
kielzog – de Amsterdamse politie, maar ook die van andere Chinese
criminele organisaties, in het bijzonder de Wo Lee Kwan – verbonden
met de gelijknamige triade in Hong Kong, toen al stevig
gepositioneerd in Belgi – en de Singaporese triade Ah Kong. Deze
triades trachtten met harde hand om een deel van de Amsterdamse
heronehandel te bemachtigen. En omdat de 14K niets van haar
machtspositie wilde prijsgeven, eindigde deze gewelddadige
concurrentieslag met de moord op Chung Mon op 3 maart 1975. Zijn
opvolger verging het niet veel beter, zoals reeds werd gememoreerd
in de inleiding. Hij werd op 3 maart 1976 vermoord. De 14K, door
allerlei ontwikkelingen ondertussen ook in Hong Kong zelf verzwakt,
besloot hierop Amsterdam goeddeels te verlaten en uit te wijken
naar Den Haag en Rotterdam, en verder: Antwerpen en Londen. De Ah
Kong kreeg het toen dus helemaal voor het zeggen in Amsterdam.
Andere triades – niet alleen de Wo Lee Kwan, maar gaandeweg ook de
Sun Yee On en de Wo Shing Wo – moesten zich schikken naar haar
aanwijzingen (Booth, 1990; Posner, 1988; Robertson, 1977; Chu,
1994).
Een kant van deze triade-oorlog die in Nederland lange jaren meer
de aandacht heeft getrokken dan de genoemde schietpartijen, is
vanzelfsprekend het verhaal dat Chung Mon zijn imperium maar kon
opbouwen omdat de topman van de Amsterdamse centrale recherche, G.
Toorenaar, en zijn Chinezen-experts, door hem waren gecorrumpeerd.
Dit zou zijn gebeurd volgens het geijkte patroon: in ruil voor geld
en goederen, en natuurlijk tips over andere – liefst rivale –
heronehandelaren, zouden zij de businesses van Chung Mon ongemoeid
hebben gelaten. Ondanks langdurig en intensief onderzoek is nimmer
het (strafrechtelijk) bewijs geleverd dat de vork aldus aan de
steel zou steken. Niettemin is Toorenaar binnen het korps op een
zijspoor gerangeerd. Alleen een vijftal agenten van het bureau
Warmoesstraat werd door de Amsterdamse rechtbank veroordeeld tot
een geldboete wegens het aannemen van geld en goederen uit Chinese
handen (De Vries, 1985).
Halverwege de jaren tachtig brak opnieuw onrust in de Chinese
wereld uit. Ditmaal werd die verwekt door het gewelddadige optreden
van de Tai Huen Chai. De politie werd in 1986 voor het eerst met
deze criminele groep geconfronteerd, en moest enkele jaren later
vaststellen dat zij ondertussen niet alleen van 20 naar zo’n 100
vaste medestanders was gegroeid, maar dat zij zich ook had
genesteld in vele grote en kleinere steden van ons land. De
eenheden van de Tai Huen Chai – cellen zo men wil – waren al vlug
volop betrokken bij de handel en distributie van verdovende
middelen. Maar binnen de kortste keren controleerden zij ook
illegale gokhuizen en persten ze Chinese zakenlieden hardhandig af.
Bij herhaling werd de vrees geuit dat deze ontwikkeling vroeg of
laat zou uitmonden in een bloedige machtsstrijd tussen de Tai Huen
Chai, de Ah Kong en, op de achtergrond, de 14K, temeer omdat de 14K
halverwege de jaren tachtig probeerde om weer een poot aan de grond
te krijgen. De grote clash die steeds weer werd verwacht, is echter
tot nu toe uitgebleven. Wel wezen allerhande schietpartijen en
moordzaken in de voorbije jaren erop dat de strijd om de macht bij
vlagen kennelijk niet langer via overleg kon worden beheerst (Van
der Roer, 1989).
V.4.2. De huidige situatie: een algemene kenschets
In een recente publikatie van Chinese zijde in Amsterdam zelf
over de positie van de Chinese gemeenschap, in de Nederlandse
gemeenschap wordt onverbloemd geschreven over (georganiseerde)
criminaliteit in haar gelederen. Meer bepaald wordt gesteld dat
Chinese misdadigers, voor een deel (illegaal) naar Nederland
gekomen, zich schuldig maken aan afpersing, drugshandel, gijzeling
en bedrog met credit cards. Zonder direct namen te noemen worden
deze criminele activiteiten voor een deel toegeschreven aan triades
die enerzijds afkomstig zijn uit de Volksrepubliek China annex Hong
Kong, en anderzijds uit Singapore en Maleisi; vooral de
laatstbedoelde triades wordt meedogenloos optreden verweten. Als
gevolg van deze praktijken, en in het bijzonder de feitelijke
straffeloosheid van hen die ze begaan, heerst volgens het
onderhavige rapport een enorme angst onder de Chinese gemeenschap.
En, zo wordt vervolgd, hierom (gaan) de Chinezen, toch al een
onzichtbare groep, nog onopvallender en zo anoniem mogelijk door
het leven. Men neemt een geheim telefoonnummer, heeft geen
naambordje op de deur en loopt niet te koop met dure auto’s of dure
kleren. Via steeds verschillende routes bezoekt men school-,
familie- of werkadres (Amsterdams Centrum Buitenlanders, 1994).
Correspondeert dit beeld van terreur nu met wat we feitelijk weten
over de illegale activiteiten van criminele Chinese groepen?
V.4.2.1. Een beeld van de illegale activiteiten
Beginnen we met de overvallen op Chinese bedrijven, met name
restaurants, en op de woonhuizen van hun eigenaren/uitbaters, en
tevens met de afpersing respectievelijk de poging tot afpersing van
deze laatsten. Deze categorie van misdrijven verwekt immers de
meeste angst in de Chinese gemeenschap. De CRI heeft in augustus
1992 voor het eerst geprobeerd een beeld te schetsen van de
gevallen die zich tot dan toe hadden voorgedaan. Sinds de start van
het ZOA-project (juni 1994) wordt dit beeld nauwgezet bijgehouden
door de medewerkers van dit project. Hun lijst van incidenten omvat
over de periode 28 oktober 1990 tot 26 maart 1995 alles bij elkaar
enerzijds 35 overvallen (waarvan n met dodelijke afloop) en drie
pogingen tot overval, anderzijds 15 (pogingen tot) afpersing, en n
inbraak. Deze misdrijven werden zowel in het Westen, het Noorden,
het Midden, het Oosten als in het Zuiden van het land gepleegd. Het
staat vast dat deze lijst van voorvallen lang niet compleet is. Dit
kan enerzijds worden opgemaakt uit de beschikbare politile
achtergrondinformatie: hierin wordt ettelijke keren verwezen naar
overvallen en kwesties van afpersing die niet op de lijst staan.
Anderzijds is dit ook aangetoond in een onderzoekje dat de
Koninklijke Horeca Nederland in 1993 liet verrichten naar de aard
en omvang van de agressieve vermogenscriminaliteit ten nadele van
Chinese horeca-ondernemers. Dit onderzoek – waaraan jammer genoeg
maar 15% (73) van de 500 aangeschreven bedrijven meedeed – wees uit
dat respectievelijk 17% (12) en 19% (13) van hen in het jaar
1992 was afgeperst dan wel overvallen. De (13) bedrijven die werden
overvallen, overkwam dit maar n keer. Van de (12) bedrijven die
aangaven te zijn afgeperst, lieten er 5 weten dat dit 2 maal was
gebeurd, en twee dat zij 3 maal of meer waren bezocht. De betrokken
ondernemers deelden overigens ook zelf mee, dat zij (lang) niet
altijd aangifte hadden gedaan. De voornaamste reden die zij
hiervoor noemden, was de angst voor represailles van de kant van de
overvallers of afpersers. Zelfs in het geval dat wl aangifte werd
gedaan, gaven de ondernemers in kwestie, om deze reden, (lang) niet
altijd de namen van de hen bekende belagers door aan de politie. De
veiligheidgevoelens van de ondernemers die aan dit onderzoek hadden
meegewerkt, stonden dan ook onder druk. Heel wat respondenten
voelden zich in hun zaak of thuis niet (11% respectievelijk 10%) of
slechts bij tijd en wijle (44% respectievelijk 33%) op hun
gemak.
Wie gelezen heeft hoe deze overvallen en afpersingen worden
gepleegd, kan zich hun angst gemakkelijk voorstellen. Bij
overvallen wordt gewoonlijk fors gedreigd met vuurwapens en messen,
zeker personen (mannen n vrouwen) die weerstand bieden worden
hardhandig aangepakt, normaal wordt iedereen met touw en/of tape
vastgebonden, en wanneer de daders de buit – meestal geld en/of
sieraden – binnen hebben, verlaten ze vaak het pand met het
dreigement dat melding van de overval aan de politie met de dood
zal worden bekocht. Bij afpersingen wordt (via de telefoon) ook
nogal eens hardop met de dood gedreigd voor het geval het
slachtoffer niet zou willen betalen. In andere gevallen wordt dit
dreigement op een stille manier gestalte gegeven. Het beruchte
telefoontje gaat dan vergezeld met een witte enveloppe waarin, al
naar gelang het geval, n of twee kogels zitten. Deze boodschap laat
aan duidelijkheid evenmin iets te wensen over. De geldbedragen die
bij deze overvallen en afpersingen worden buitgemaakt, lopen zeer
uiteen. Zij variren van enkele honderden of duizenden guldens tot
ettelijke tienduizenden guldens. Natuurlijk zullen de verschillen
hiertussen iets te maken hebben met de verschillen in welstand
tussen de slachtoffers, of althans de verschillen in hun bereidheid
om die ten overstaan van hun belagers te verdedigen. Anderzijds
gaan zij vermoedelijk ook terug op het (gebrek aan) inzicht bij de
daders in de vermogenspositie van hun slachtoffers, en,
vanzelfsprekend, op verschillen in bereidheid aan hun kant om het
onderste uit de kan te halen. We zagen al dat veel Chinese
ondernemers – uit wantrouwen ten opzichte van het bankwezen en uit
afkeer van de fiscus – al hun geld cash thuis bewaren. Aan de ene
kant maakt dit het aanlokkelijk om hen te overvallen of af te
persen, maar aan de andere kant is het door dit gebruik niet zo
eenvoudig om de omvang van de buit juist in te schatten. Het is
waarschijnlijk dan ook hierom dat bij veel van de bekende
overvallen en afpersingen een (ex-)werknemer van het desbetreffende
bedrijf een rol speelt. Hij heeft op voorhand moeten bekijken welke
omzet er wordt behaald en hoe hoog het winstpercentage ligt.
De inzet van (ex-)werknemers brengt ons bij een twee categorie
van illegale activiteiten: de uiteenlopende vormen van
mensenhandel, of, beter wellicht, mensensmokkel. Hoe gaat die in
zijn werk? Het fijne is er niet van bekend, maar de beschikbare
gegevens wijzen uit dat het in grote lijnen als volgt gaat.
Chinezen die illegaal naar het Westen willen, leggen in Zuid-China,
of in Hong Kong of Bangkok, contact met mensensmokkelaars
(snakeheads), die behoren tot een organisatie die ook in
West-Europa, in casu Nederland, en/of Noord-Amerika over
handlangers beschikt. Dit laatste is niet alleen belangrijk met het
oog op de opvang en tewerkstelling van de personen die eventueel de
grens over worden gesmokkeld, maar ook met het oog op de
verkrijging van de nodige identiteitsbewijzen. Zo zijn in de
voorbije jaren bij herhaling Nederlandse paspoorten die in
Nederland van particulieren waren gestolen of die in gemeentehuizen
alhier waren ontvreemd, opgedoken in Hong Kong en Bangkok,
kennelijk bedoeld voor de smokkel van illegale immigranten naar ons
land. Om een van deze paspoorten te kunnen bemachtigen en om zich
te verzekeren van transport in de richting van Nederland, moeten de
kandidaten een hoge prijs betalen. Er worden in politiekringen
bedragen genoemd die gaan van 10.000 tot 50.000 duizend gulden. Wie
dit bedrag in zijn land van herkomst kan betalen, doet dat meteen,
wie dit niet of niet volledig kan, verplicht zich om het resterende
bedrag in het land van bestemming terug te verdienen. Vervolgens
wordt de immigrant per trein of per vliegtuig naar Europa vervoerd,
dikwijls naar Oost-Europa en tegenwoordig: Rusland, Polen, maar ook
wel Zuid-Europa, met name Itali en Spanje. Van hier gaat het dan
per auto, autobus of vliegtuig verder. Naar Praag, Wenen, Mnchen,
Berlijn, Keulen en Brussel. Om dan tenslotte via de trein of met
een auto(busje) in Nederland te belanden. Gewoonlijk reizen deze
illegale immigranten in kleine groepjes van 4,5 tot 8 man; soms
tellen ze echter wel 10-11 personen. Ook is herhaaldelijk aan het
licht gekomen dat zowel Chinezen als Nederlanders – allicht tegen
betaling – als begeleider van dergelijke groepjes optreden, soms al
vanuit Zuid-Oost-Azi. Er wordt geschat dat per jaar op deze manier
ettelijke honderden Chinezen illegaal ons land worden
binnengesmokkeld.
In Nederland aangekomen moeten deze illegalen normaal direct hun
paspoort bij de smokkelaars inleveren, zogezegd om hun papieren
verder in orde te brengen, maar zij zien ze nooit meer terug.
Vervolgens – zo wordt op grond van ettelijke berichten en
ervaringen aangenomen – maken de in Nederland gevestigde Chinezen
die als handelspartner van de smokkelaars in China, Hong Kong of
Thailand optreden, zich meester van deze mensen. Dit wil zeggen:
zij brengen die zo veel mogelijk via hun relatienetwerk onder bij
Chinese bedrijven waar ze – als illegalen – tegen een habbekrats
werken en zo maar moeten zien hoe ze de schuld
aflossen die in het land van herkomst werd gemaakt. De immigranten
voor wie dit niet is weggelegd of die anderszins in problemen
komen, melden zich nogal eens ten einde raad bij de
asielzoekerscentra. Dit is de normale gang van zaken. Op enige
schaal gebeurt het echter ook dat Chinese mensen die illegaal
Nederland in worden geloodst, hier in handen vallen van Chinezen
die hen tewerkstellen bij Chinese bedrijven die daar helemaal niet
om vragen. Integendeel! Zij krijgen n of meer van deze illegalen
gewoon opgedrongen – als kok, als oppas, als ober. Weigeren is er
niet bij! Noch voor het bedrijf, noch voor de illegale immigrant.
Deze laatste moet dan niet alleen een deel van zijn karig loon
afstaan aan de Chinese misdadiger die hem (of haar, dit komt
sporadisch ook wel voor) heeft geplaatst, maar moet deze figuur ook
op de hoogte brengen van de omzet van het bedrijf, van de plaatsen
waar het geld wordt verborgen, van de sieraden die leden van het
gezin bezitten, enzovoort. Als hij pech heeft, moet hij ook nog
zelf meedoen aan de overval of aan de afpersing van het bedrijf
waar hij heeft gewerkt. In het andere geval verlaat hij vlak voor
of vlak na dit criminele ingrijpen het bedrijf, met de smoes dat de
vreemdelingenpolitie hem op het spoor is. Overigens is in de
voorbije jaren bij herhaling uit onderzoek gebleken dat ook
Chinezen die in asielzoekerscentra verbleven, gericht werden
ingezet voor het plegen van overvallen. Op de figuren die deze
illegalen/asielzoekers het criminele pad opjagen, wordt hierna
dieper ingegaan.
Er ligt vanuit de overvallen en afpersingen ook een link naar
een illegale activiteit waarbij de Chinezen in ons land van oudsher
betrokken zijn: de drugshandel, en met name de handel in herone.
Bij n van de overvallen waarop hiervoor werd gedoeld, werd de
betrokken restauranthouder mogelijk ook beroofd van zowel 25 kg
herone als een enorme som aan drugsgeld. De reden waarom hij werd
overvallen, was vermoedelijk dan ook niet dat hij zoveel geld in
huis had, maar dat hij de laatste tijd herone betrok van een
andere, concurrerende Chinese organisatie. In een ander geval werd
bij de slachtoffers thuis een enorm geldbedrag aangetroffen, dat
volgens binnengekomen berichten mogelijk afkomstig was van
drugshandel en/of mensensmokkel. Voorvallen als deze roepen
natuurlijk de vraag op hoe in de voorbije jaren de Chinese
heronehandel in het algemeen is gevolueerd. Omdat er in deze jaren
– landelijk gezien – weinig of geen diepgaand onderzoek naar deze
handel is gedaan, valt deze vraag in haar algemeenheid niet te
beantwoorden. De beschikbare informatie staat alleen maar toe om
een indruk van sommige facetten van deze illegale activiteit te
geven.
Om te beginnen moet worden onderstreept dat er nog altijd de
nodige rechtstreekse verbindingen bestaan tussen criminele
organisaties in met name Hong Kong en diverse Chinese
drugs(groot)handelaren in Nederland, meer bepaald in de Randstad.
Deze personen laten grote partijen herone (honderden kilo’s) vanuit
Bangkok per schip naar Nederland overbrengen. Kleinere partijen
(40-60 kg) sturen zij eerder per vliegtuig over, nu eens verstopt
tussen goederen die (bij voorkeur) eerst naar Polen worden gevlogen
en vervolgens hier met auto’s worden opgehaald, dan weer in
kleinere hoeveelheden, verborgen in de kleding en bagage van liefst
niet-Chinese (dus Nederlandse, Belgische, Duitse, Franse, Engelse)
koeriers die, onder toezicht van Chinese controllers, direct
op Schiphol, Zaventem, Frankfurt vliegen. Er zijn verder berichten
dat niet-Chinezen, en met name Nederlanders, ook wel een meer
belangrijke rol spelen in de heronehandel vanuit Zuid-Oost-Azi.
Meer bepaald moet hierbij worden gedacht aan de mede-financiering
en de regeling van het transport van grotere partijen. Zo staat in
een van de rapportages die ons door een korps in de rand van de
Randstad is toegezonden, het verhaal van een Chinees die in
samenwerking met een Nederlander bevroren vis importeert uit Azi
waarin herone zit verstopt; deze herone distribueert hij
vervolgens, samen met die Nederlander, in n van de disco’s waarvan
hij eigenaar is. Nog opmerkelijker is de vaststelling dat Ghanese
netwerken, die ook in Nederland, in Brabant of Amsterdam, hun
steunpunten hebben, eigen mensen met het vliegtuig in Hong Kong en
Bangkok flinke hoeveelheden herone laten ophalen, en deze partijen
vervolgens, ook via Nederland, door koeriers weer laten
transporteren naar Noord-Amerika.
De herone die de Chinezen naar Nederland laten komen, is niet
allemaal voor de Nederlandse markt bestemd! Een deel wel. Dit wordt
via eigen (Chinese) kanalen (restaurants, videotheken, gokhuizen),
maar ook via Nederlandse dealers die na langdurige contacten
vertrouwen hebben gewonnen, gewoon gedistribueerd over heel
Nederland – over steden zowel als dorpen. Het resterende
(grootste?) deel wordt weer gexporteerd. Dat gaat naar andere
Westeuropese landen: Duitsland, Frankrijk, Belgi, Spanje, Itali en
Engeland, maar ook wel naar de Verenigde Staten en Canada. De
Chinese heronehandel in Nederland is dus nog steeds zeer
internationaal gerienteerd. En hierom hoeft het geen verwondering
te wekken dat er levendige relaties bestaan tussen Chinese dealers
in Nederland en Chinese dealers in die andere landen. Evenmin is
het, in het licht hiervan, vreemd dat er ook sprake is van import
van herone in Nederland door Chinese groothandelaren die in de
omringende landen gevestigd zijn. De eenmaking van de Europese
binnenmarkt doet zich ook in dit opzicht gevoelen.
Overigens mag niet uit het oog worden verloren dat de Chinese
drugshandel in Nederland – op de keper beschouwd – meer omvat dan
de handel in herone door Chinezen met connecties in Hong Kong en
Bangkok. Uit politie-informatie blijkt immers dat een enkele
Chinese groep die in Nederland gevestigd is, (ook) in de
cocanehandel zit. Deze handel verloopt dan via Nederlandse mensen,
families, die wel van Antilliaanse of
Surinaamse herkomst zijn, maar nog steeds beschikken over de juiste
contacten in Suriname of de Nederlandse Antillen. Er bestaan
evenwel ook directe relaties tussen Chinese drugsdealers in
Nederland en leden van een Chinese criminele organisatie die op n
van de Antilliaanse eilanden genesteld is. Tenslotte zijn er twee
categorien van illegale activiteiten, waarvan op nationaal niveau
in het algemeen bitter weinig bekend is. De ene activiteit heeft
betrekking op de vervaardiging van valse credit cards.
Gebleken is dat momenteel ook in Nederland Chinezen beschikken over
de apparatuur om zulke cards te maken; zij zijn dus niet langer
afhankelijk van de vervalsers in China en Hong Kong. En natuurlijk
worden deze cards ook gebruikt, ook in Nederland. Vooral om
sieraden en andere waardevolle goederen te bemachtigen die voor een
deel zowel binnen de Chinese gemeenschap hier te lande als in
Chinese kringen in het buitenland worden verhandeld. De andere
activiteit staat in verband met het illegale en legale gokwezen.
Chinezen staan van oudsher bekend als verwoede gokkers. Het valt
dan ook te verwachten dat er op landelijk niveau in allerhande
berichten wordt gesproken over het bestaan van illegale gokhuizen,
die als het ware aan Chinezen voorbehouden zijn. Niet alleen in de
grote steden van de Randstad, maar ook in minder en meer steedse
gemeenten in de provincie. Een analyse van dit omvangrijke – naar
het zich laat aanzien – illegale gokcircuit werd echter nimmer
vervaardigd. Maar hiermee is niet alles gezegd over de rol van
Chinezen in het gokwezen. Waar immers sprake is van illegale
gokhuizen, daar is ook sprake van loan sharking: het lenen
van geld tegen woekerrentes aan (gokverslaafde) spelers. Belangrijk
nu is dat wordt gezegd dat Chinese groepen niet alleen een
belangrijke rol spelen bij het afsluiten van woekerleningen in
illegale gokhuizen, maar ook in en rond (sommige? alle?) legale
gokhuizen, de huizen van Holland Casino, in dit opzicht een
machtspositie hebben opgebouwd. En die is kennelijk zo lucratief
dat er door groepen met geweld wordt gestreden om deze positie te
verwerven of te verdedigen. Nader onderzoek is op zijn plaats, want
dit laat zien dat de legalisering van bepaalde gokspelen nog niet
het einde betekent van alle illegaliteit die voordien met deze
spelen gepaard ging.
V.4.2.2. De betrokken triades en bendes
Nu de aard en, binnen grenzen, de omvang van de voornaamste
illegale activiteiten van Chinezen in ons land is beschreven, komt
het erop aan een beeld te geven van de groepen die zich schuldig
maken aan de vormen van criminaliteit in kwestie. Alvorens dit
beeld te schetsen, is het echter aangewezen -juist ook vanwege het
gebrek aan behoorlijke gegevens over de Chinese georganiseerde
criminaliteit – om te herinneren aan de voornaamste inzichten die
in het buitenland zijn opgedaan met betrekking tot de organisatie
van deze criminaliteit. Ten eerste bestond het inzicht dat er zeker
nog wel triades bestaan maar dat deze genootschappen – ook in Hong
Kong – geen almachtig grote, hirarchisch gestructureerde
misdaadorganisaties meer vormen, maar eerder kleine criminele
kerngroepen waaromheen tal van grotere en kleinere bendes, ook
jeugdbendes, in relatieve autonomie cirkelen. Ten tweede dat er –
zoals in de Verenigde Staten – naast nieuwerwetse triades heel goed
andere Chinese criminele organisaties kunnen functioneren, terwijl
hun onderlinge relaties voor buitenstanders heel ondoorzichtig
zijn. En ten derde dat er, juist ook in West-Europa, een even
gecompliceerde situatie is gegroeid: aan de ene kant spelen zich
tussen de min of meer gevestigde triades gevechten om de macht op
bepaalde markten af, aan de andere kant zijn er criminele
organisaties in opkomst die hun oorsprong vinden in de wassende
stroom van (il)legale Chinese immigranten. Ook in de Chinese
georganiseerde criminaliteit zal kortom meer en meer een mix van
buitenlandse en allochtone criminele groepen actief zijn.
Wie met deze relatief complexe voorstelling van zaken in
gedachten zoekt naar een antwoord op de vraag die in deze
subparagraaf aan de orde is, mag in eerste instantie best de
subvraag opwerpen in hoeverre de meer traditionele Chinese
criminele organisaties in Nederland nog een rol van betekenis
spelen. Dat deze vraag zeker niet misplaatst is, kan reeds worden
opgemaakt uit de gesprekken die twee jaar geleden door
vertegenwoordigers van CRI zijn gevoerd met leden van de speciale
georganiseerde-misdaad-eenheden van de politiediensten in
Zuid-Oost-Azi. Hierin kwam naar voren dat vanuit Hong Kong niet
alleen subgroepen van de 14K nog in Nederland actief zijn, en
vooral in Amsterdam, maar ook leden van de triade Shui Fong;
bovendien was in Hong Kong vastgesteld dat – in tegenstelling tot
vroeger – de 14K en de Wo Shing Wo tegenwoordig ook in ons land
nauw samenwerken. Wat de Ah Kong betreft werd aangegeven dat haar
leden zowel worden gerecruteerd in Maleisi als in Singapore, en dit
met de aantekening dat in deze landen de handel in verdovende
middelen lang niet zo georganiseerd is als in Europa, in casu
Nederland. De Ah Kong als herkenbare criminele organisatie is met
andere woorden ontstaan in Europa zelf. Zij zou haar benaming zelfs
te danken hebben aan de Nederlandse politie.
Dit buitenlandse beeld van de situatie stemt op bepaalde punten
wel overeen met het inzicht dat de laatste jaren hier te lande
stukje bij beetje wordt opgebouwd, maar is zeker niet volledig en
ook niet helemaal bij de tijd. Op grond van de binnenlandse
berichtgeving kan worden gesteld dat momenteel nog steeds drie
groeperingen het strijdtoneel in Nederland beheersen: de 14K, de Ah
Kong en Tai Huen Chai. Het heeft er
echter veel van dat de onderlinge machtsverhoudingen toch wat
anders zijn komen te liggen dan sommigen rond 1990 verwachtten. De
algemene indruk is dat de Ah Kong de strijd, met name om de
controle over de heronehandel, heeft gewonnen en dat zowel de 14K
als de Tai Huen Chai zeker op dit vlak genoegen moeten nemen met
een tweede plaats. Waarbij onmiddellijk moet worden aangetekend dat
de vestiging van deze verhoudingen niet zonder slag of stoot is
bereikt en nog altijd voor de betrokken partijen geen vaststaand en
geaccepteerd feit vormt. Dit wordt vr alles bewezen door het
gegeven dat van de 13 moordaanslagen (met 14 doden, 3 gewonden, en
1 ongedeerd slachtoffer) die sinds mei 1991 in het Chinese milieu
hebben plaatsgevonden, er diverse zijn die rechtstreeks
voortvloeiden uit de machtsstrijd tussen de groeperingen in
kwestie. De schietpartij die in november 1991 plaatsvond in Utrecht
en waarbij n Chinees omkwam, wordt algemeen toegeschreven aan de Ah
Kong; haar motief zou zijn geweest dat het slachtoffer, een van de
leidende figuren van de Tai Huen Chai, niet bereid was om herone
tegen gereduceerde prijs te verkopen aan de Ah Kong. De Chinees die
in april 1995 in een restaurant te Duiven werd vermoord, was een
man die zich bezighield met het verschaffen van woekerleningen aan
gokkers in en rondom legale gokhuizen. Hij was gelieerd aan de Ah
Kong en zodoende een acceptabel doelwit voor de Tai Huen Chai, die
probeert een monopolie te verwerven ten aanzien van de activiteit
die deze Chinees ontplooide. En dan hebben wij het hier alleen nog
maar over de aanslagen die min of meer officieel bekend zijn. Want
er ligt ook informatie over nog andere aanslagen. Zo werd in
december 1990 een topman van de Tai Huen Chai tijdens een gesprek
met een vooraanstaand lid van de Ah Kong in Amsterdam neergestoken,
nog net niet gedood. Door de politie-autoriteiten in Hong Kong
wordt gesteld – zoals we hebben gezien – dat de 14K in ons land
waarschijnlijk door zo’n twee groepen wordt vertegenwoordigd. In
Nederlandse politiekringen wordt evenwel aangenomen, dat er voor de
14K al bij al zo’n 20 tai lo’s (bazen) actief zijn in ons
land. Hoe deze gegevens met elkaar te rijmen zijn, valt nu niet te
zeggen. Feit is in elk geval wel dat steevast dezelfde gemeenten
worden genoemd als zijnde dezelfde verzamelplaatsen van de 14K, in
het bijzonder Amsterdam, Den Haag en Eindhoven. Hier zijn
restaurants, videotheken, (illegale) gokhuizen en anderszins de
plaatsen waar haar leden elkaar frequent ontmoeten. De Tai Huen
Chai had tot op het einde van de jaren tachtig haar hoofdkwartier
in Amsterdam en voorts waren er cellen actief in tal van
(middel)grote gemeenten: Rotterdam, Eindhoven, Arnhem en
Leeuwarden. Na haar nederlaag tegen de Ah Kong verplaatste deze
groepering haar hoofdkwartier naar Utrecht. Daarenboven bestaat het
gevoelen dat haar operationele eenheden sindsdien sterk in aantal
zijn gedaald. Kenners menen dat er momenteel her en der in het land
nog zo’n 7 groepen (met een sterkte van tussen de 6 en 20 man) echt
actief zijn. De Ah Kong is – zoals te verwachten viel – momenteel
wel helemaal vertakt over ons land. De politie meent in elk geval
stellig te weten dat zij in Nederland wordt geleid door twee tai
lo’s die op hun beurt zeker 70 onderbazen aansturen, die weer elk
werken met een groepje Chinese misdadigers dat in sterkte kan
variren van 5 tot 25-30 man. In de grote steden kan haar
organisatie er overigens best wat anders uitzien dan in kleinere
gemeenten of landelijke gebieden. Zo worden in Rotterdam alle
activiteiten gecontroleerd door n enkel lid van de Ah Kong. Onder
hem staat zeker n baas – een Surinaamse Chinees overigens – die
speciaal verantwoordelijk is voor de drugshandel. En deze bazen
kunnen dan weer beroep doen op een vijftal groepen om allerhande
misdrijven uit te voeren. Bij de huidige stand van het onderzoek
valt niet te zeggen of er territoriaal dan wel naar illegale
activiteit niet een zekere taakverdeling is gegroeid binnen en/of
tussen de 3 onderhavige groeperingen. Van zulk een taakverdeling
valt echter niet veel te merken op dit moment. De beschikbare
informatie geeft eerder aan dat hun eenheden zich, al naar gelang
de mogelijkheden, met al de hiervoor besproken activiteiten
inlaten. Evengoed met heronehandel als met mensensmokkel, en met
beroving en afpersing even gemakkelijk als met de afsluiting van
woekerleningen. Dit neemt echter niet weg dat op grond van
onderzoek kan worden gezegd dat er in bepaalde Nederlandse steden –
zoals Den Haag, Arnhem, Nijmegen, Eindhoven, Rotterdam en Amsterdam
– Chinese misdadigers zitten die de scene in de streek
domineren en overigens nauwe contacten onderhouden met
vooraanstaande Chinese misdadigers elders in het land. Hun
bedrijven – restaurants, gokhuizen, videotheken – functioneren echt
als operationele uitvalsbases voor de bendes die daadwerkelijk hun
handen vuil maken aan mensensmokkel, heronehandel, woekerleningen,
overvallen, afpersingen en het gebruik van valse credit cards. De
affiliatie van deze lokale bazen met deze of gene groepering is
overigens lang niet altijd duidelijk.
In aansluiting op het vorenstaande moet voorts naar voren worden
gebracht dat niet, lang niet?, alle misdrijven die door of tegen
Chinezen worden gepleegd, te maken hebben met de hiervoor besproken
groeperingen. Deze zijn niet alln verantwoordelijk voor de
(georganiseerde) Chinese criminaliteit in ons land. De laatste
jaren – een beetje in het kielzog van de Tai Huen Chai – worden er
immers in Nederland ook allerlei misdrijven gepleegd door Chinezen
die rechtstreeks vanuit het buitenland – met name Frankrijk –
hierheen worden gestuurd. Dit is met name het geval in de sfeer van
de overvallen en afpersingen, maar het mag niet uitgesloten worden
geacht dat deze ontwikkeling zich ook in andere sectoren voordoet,
zoals het gebruik van valse credit cards of de import van herone.
Niettemin is het voor sommigen nog wel een vraag of deze
buitenlandse Chinese bendes werkelijk helemaal los van de meer
gevestigde groeperingen kunnen opereren.
Zou het toch niet zo kunnen zijn dat zij als het ware door deze
groeperingen worden gedoogd tegen betaling van een bepaalde
kostprijs? Of sterker nog: dat zij door deze groeperingen zelf
hierheen worden gehaald? Het feit dat de leden van deze
Frans-Chinese bendes tegenwoordig zeer snel worden gewisseld,
spreekt de veronderstelling van een zeker gedoogbeleid in elk geval
niet tegen. De snelle wisseling van mensen hoeft slechts een
maatregel te zijn om hun arrestatie te vermijden, vooral in het
land waar de misdrijven worden gepleegd, in casu Nederland. Naast
het optreden van deze buitenlandse bendes is er ook, in Amsterdam,
sprake van een Chinese bende die deels bestaat uit jongeren die in
Nederland zijn opgegroeid en die deels wordt gevormd door
asielzoekers. De leden van deze bende zouden zich op een uiterst
gewelddadige manier schuldig maken aan beroving en afpersing van
Chinese bedrijven en tevens zijn genvolveerd in de heronehandel en
de handel in gestolen en valse cheques. Dit kan betekenen dat zich
nu ook in Nederland een ontwikkeling zal gaan voordoen die zich
veel eerder al in de Verenigde Staten heeft gemanifesteerd: de
opkomst van Chinese jeugdbendes.
Tenslotte kan niet worden voorbijgegaan aan het feit dat er uit
de voorbije jaren slechts n bericht voorligt over een Chinees die
heel gericht geprobeerd heeft via corruptie de werking van de
Nederlandse politie en justitie te fnuiken. Dit betreft een
belangrijk voorman van de Ah Kong die politiemensen in twee
kleinere gemeenten omkocht. De enige andere aanwijzing die er in
dit verband ligt, heeft betrekking op Schiphol. Hier zou de Ah Kong
wel diverse mensen plat hebben. Tegen betaling zijn dezen bereid
haar te helpen met de smokkel van goederen (herone en andere zaken)
en mensen. Van andere contrastrategien – bijvoorbeeld
contra-observatie of intimidatie – wordt niet gesproken.
Wat trouwens ook opvalt, is dat in de informatie die voor deze
paragraaf is gebruikt, helemaal geen advocaten of notarissen
voorkomen, Nederlandse evenmin als buitenlandse. Kennelijk kunnen
de Chinezen die wij hier op het oog hebben, hun illegale zaken
prima zelf afhandelen. Of zij een belangrijk deel van hun inkomsten
investeren in Nederland is nooit echt goed bekeken. Zoveel wordt
bij lezing van de stukken wl duidelijk, namelijk dat er somtijds
grote sommen geld, ook via een Chinese bank hier te lande, worden
overgemaakt naar Hong Kong, en van daaruit naar Bangkok. Dit geld
wordt tot op zekere hoogte beslist gebruikt om nieuwe
herone-transporten naar Nederland te financieren. Maar er is ook
reden om aan te nemen dat de winst van met name de heronehandel
wordt genvesteerd in bouwprojecten en onroerend goed in Hong Kong
en Zuid-China.
V.4.3. Enkele voorbeelden van Chinese georganiseerde
criminaliteit
Om het algemene beeld dat hiervoor van de Chinese georganiseerde
criminaliteit is geschetst, enigermate te concretiseren, kan een
beroep worden gedaan op enkele van de veertien – met een groot
woord – relevante rapportages die op ons verzoek door de korpsen
aan de CRI zijn overgemaakt. Een van deze rapportages laat zien dat
het doen van opsporingsonderzoek naar Chinese georganiseerde
criminaliteit – anders dan overvallen – niet altijd een sinecure
is. Het gaat hier om een onderzoek naar een Chinees in een grote
stad die geen reguliere en/of legale inkomsten heeft, maar die wel
een hoge status voert; zo laat hij zich altijd door twee Chinese
chauffeurs tegelijk rijden. Het valt ook op dat hij niet alleen via
de telefoon zeer omzichtig praat over geldtransacties, maar dat
hij, als hij onderweg is, ook zeer nauwlettend zijn directe
omgeving in de gaten houdt. Aannemelijk is dat hij van doen heeft
met n of meer bekende criminele activiteiten, maar dit zou maar
middels langdurige en constante observatie kunnen worden
aangetoond. Hiervoor ontbraken echter de middelen en dus werd het
project stopgezet. Een onderzoek daarentegen, dat in 1989-1990 in
het Oosten van het land werd ingesteld naar grootschalige afpersing
van Chinese restaurants door een Chinees die vermoedelijk was
geaffilieerd met de 14K, toont aan dat ook onderzoek naar zulk een
moeilijke vorm van georganiseerde criminaliteit wel mogelijk is,
als men het vertrouwen binnen de Chinese gemeenschap weet te
verwerven. Hier werd dit gewonnen door het vooruitzicht dat de
hoofdverdachte in dezelfde zaak redelijk zwaar zou worden gestraft
voor een heronehandeltje. Het geld dat betrokkene met afpersing
verdiende, stopte hij overigens voor een deel in deze handel. Hij
besteedde het overige aan de bevrediging van zijn onbedaarlijke
goklust.
Om de meest actuele ontwikkelingen concreet in beeld te brengen,
kan in de eerste plaats een beroep worden gedaan op het onderzoek
van het zogenaamde Asia-team naar een aantal gewelddadige
overvallen dat in 1994 over heel Nederland plaatsvond (Wijchen,
Groningen, Putten, Hoofddorp, Ter Aar en Udenhout). De beschikbare
rapportages laten zien dat de groep die de overvallen uitvoerde,
steeds betrekkelijk klein was (3-5 man) en veelvuldig van
samenstelling wisselde. Het feit dat nogal wat van deze overvallers
uit Frankrijk kwamen, gaf natuurlijk al vlug voedsel aan de
gedachte dat het hier dan ook wel zou gaan om zo’n bende die door
een Chinese organisatie uit Frankrijk naar Nederland wordt
gestuurd. Er lagen zeker relaties naar Chinese criminele groepen in
Parijs en elders, maar zeker zo belangrijk is dat nadere analyse
van de gegevens laat zien dat een Chinese misdadiger die al langer
in Nederland woonachtig is, de feitelijke leider van de bende in
China uit de gevangenis had gehaald en hem in Nederland aan
onderdak had geholpen, zodat deze toen
verplicht was om wat terug te doen voor zijn beschermheer. Deze
beschermheer stond evenwel ook niet op zichzelf, maar maakte deel
uit van een netwerkje van Chinezen die ogenschijnlijk alleen een
restaurant dreven en gokkasten exploiteerden, maar die – juist ook
via de contacten die ze in de branche hadden – aan mensensmokkel
deden en – mede op grond van de tips die de door hen geplaatste
koks gaven – overvallen lieten uitvoeren. De overvallers kregen
niets, of zo goed als niets, van de buit. Die moest worden
ingeleverd bij de man die daadwerkelijk opdracht had gegeven een
overval te gaan plegen, de zogezegde beschermheer. Maar het
vermoeden bestaat dat deze op zijn beurt weer werd aangestuurd door
een Chinese topfiguur die in het midden van het land een
invloedrijke positie bezit in de criminaliteit. Wat we in dit geval
zien is niet zozeer dat Chinese criminele groepen vanuit het
buitenland Nederland onveilig maken, als wel dat Chinese criminele
groepen in Nederland in samenwerking met dergelijke groepen in het
buitenland de uitvoering van een deel van hun illegale activiteiten
internationaliseren. Ook met het oogmerk om de opheldering ervan
zoveel mogelijk tegen te werken.
In de tweede plaats kan hier het voorbeeld worden aangehaald van
het onderzoek dat het zogenaamde Master-team onlangs afrondde naar
de smokkel van herone en andere illegale activiteiten door een
kring van tien twintig Chinezen, vooral woonachtig in Midden- en
Zuid-Nederland. Deze zaak kwam aan het rollen door een tip van de
douane dat in pakketten kleding, afkomstig uit Thailand, die door
EMS aan Chinezen in Vollenhove en Oude Tonge zouden worden bezorgd,
herone verstopt zat. Dit bleek inderdaad het geval te zijn, en wel
in de knopen van de jassen! Nader onderzoek wees uit dat op deze
manier regelmatig herone naar West-Europa werd verstuurd, niet
alleen naar Nederland, maar ook naar Duitsland (Frankfurt). Verder
werd duidelijk dat in elk geval sommige van de in Nederland
woonachtige Chinezen hoogstwaarschijnlijk betrokken waren bij het
plegen van winkeldiefstallen dan wel bij het kopen van duurdere
kleding met behulp van valse credit cards. Wat de organisatorische
context van deze activiteiten betreft, bleek uit de bewegingen en
de telefoongesprekken van enkele verdachten al vlug dat zij in
Nederland niet voor eigen rekening werkten, maar onder regie van
Chinezen in Parijs die kennelijk nauwere contacten met de bazen in
Hong Kong hadden dan zijzelf. In Parijs werd goeddeels bepaald wat
er met de spullen moest gebeuren; soms werd hierover ook wel in
Utrecht vergaderd. Verder waren er allerhande zakelijke contacten
met Chinezen in Duitsland, Frankrijk en Belgi. Enkelen van de 13
verdachten die later in Nederland werden aangehouden, bezitten de
Nederlandse nationaliteit en hadden zich hier – op het eerste oog –
redelijk gesetteld: de ene bezat een restaurant, de ander een
reisbureau, de derde een handelsfirma, de vierde een modehuis en de
rest bestond voornamelijk uit asielzoekers die via via met de
hiervoor bedoelde Chinezen in contact waren gekomen. Of deze bende
(ook) gelieerd is met een van de grotere criminele groeperingen in
Nederland, kan niet worden uitgemaakt. Voorlopig kan dus eigenlijk
ook niet anders worden geconcludeerd dan dat dit voorbeeld
enerzijds nog weer eens onderstreept hoe moeilijk het is om
concrete criminele activiteiten in een bepaald organisatorisch
kader te plaatsen, en anderzijds laat het opnieuw zien hoe
internationaal de uitvoering van deze activiteiten is opgezet. Het
wordt steeds moeilijker om de Chinese georganiseerde criminaliteit
in Nederland los te zien van de fenomenologie van deze
criminaliteit in geheel West-Europa.