IV.2. De ontwikkeling van de georganiseerde misdaad in
Marokko
De opkomst van de georganiseerde misdaad in Marokko is niet te
begrijpen als we niet weten dat een zeer groot gedeelte van de
Marokkaanse staatshuishouding zich afspeelt in de grijze en zwarte
zones van de zogenaamde informele economie. Deze term staat voor
alle bedrijvigheid die niet officieel is geregistreerd en geteld,
maar die desondanks veel werkgelegenheid verschaft. Marokko geldt
in de eerste plaats als een agrarisch land, dertig procent van de
bevolking vindt er werk in de landbouw. De industrie is weinig
ontwikkeld en biedt weinig werkgelegenheid. Het klinkt vreemd in
Westerse oren, maar zoals in veel landen van de Derde Wereld vormt
de informele economie in feite de belangrijkste economische sector.
Er bestaan schattingen dat de staatshuishouding daar voor de helft
van het Bruto Nationaal Produkt op drijft. Behalve de verbouw van
en handel in hash, zijn in deze informele sector activiteiten
aanwijsbaar die wij zonder meer tot het terrein van de
georganiseerde misdaad mogen rekenen. Vanuit Marokko wordt op
uiteenlopende manieren aan mensensmokkel gedaan. Er worden met
vissersboten en kleine scheepjes tegen betaling (van bijvoorbeeld
f.3.000,-) illegale trekarbeiders of emigranten de veertig
kilometer overgezet die Europa en Afrika van elkaar scheiden ter
hoogte van de Straat van Gibraltar. Er zijn berichten dat de
Italiaanse mafia hierbij is betrokken en dat leden van de kustwacht
in Marokko en Spanje zijn omgekocht om deze menselijke vrachten
door te laten. Deze mensen zoeken werk in de tuinbouw en de oude
takken van industrie in Spanje en Itali. Er worden vrouwen
uitgevoerd om als prostitue te werken. Voorheen was hun markt te
vinden in Saoedi-Arabi en andere rijke Golfstaten, maar mede op
aandrang van de orthodoxe beweging in de Islam om dit te stoppen,
wordt dit verkeer nu in de richting van Spanje en Frankrijk en
noordelijker gedirigeerd. Met deze vormen van mensenhandel gaat een
levendige produktie en handel in valse reisdocumenten gepaard.
Voorts is sprake van georganiseerde autodiefstal uit Europa. Tussen
de reusachtige stroom gemotoriseerde Marokkaanse vakantiegangers
valt een enkel gestolen exemplaar nauwelijks op. Vooral in Spanje
en Itali zijn Marokkaanse bendes op dit terrein actief; daar worden
ook de papieren vervalst. In april heeft de Spaanse politie twee
bendes opgerold, waarvan er overigens n bestond uit vier
Nederlanders en een Brit. De georganisiseerde misdaad in Marokko is
verder actief in alle mogelijk vormen van smokkel. Smokkelen vormt
trouwens ook voor andere ondernemende individuen een bron van
inkomsten zoals iedereen aan de grens zelf gemakkelijk kan
waarnemen. Via de twee kleine vrijhandelszones in het noorden
(Ceuta en Melilla) en via de Canarische eilanden in het Zuiden van
het land worden Amerikaanse sigaretten en hifi-apparatuur
binnengesmokkeld zonder dat de verschuldigde belasting wordt
betaald en er is ook al een zwarte markt voor nieuwe, en voor
tweedehands kleding en voor vers, maar zelfs ook voor overjarig
voedsel in conservenblikjes. In Marokko zijn verder zwarte markten
voor wapens, goud en buitenlandse geld. Marokko kende in de loop
van 1994 en 1995 een reeks belangrijke fraudeschandelen en dan gaat
het onder andere om ambtenaren die voor eigen rekening door de
Verenigde Naties geschonken graan aan boeren verkochten
(Derro-project, 1993); de directeur van een dochteronderneming van
Royal Air Maroc die in 1995 werd aangehouden op verdenking van het
verduisteren van grote bedragen die gemoeid waren bij het tot stand
komen van koopcontracten met Duitse en Turkse bedrijven;
medewerkers van de Algemene Bank Marokko (een filiaal van ABN-AMRO)
die grote financile transacties zouden hebben gepleegd ten koste
van het Amerikaanse autobandenbedrijf Goodyear. Deze voorbeelden
van georganiseerde misdaad en fraude in Marokko zijn echter
kinderspel vergeleken bij de handel in cannabis en in toenemende
mate ook hard drugs. Nederland is daarbij als importland (het
belangrijkste?) van vitale betekenis. Hoe valt die ontwikkeling te
verklaren? We willen over drie specifieke voorwaarden iets zeggen:
(a) de rentabiliteit van de cannabis-verbouw, (b) de losbandige en
autonome traditie van het herkomstgebied en (c) de ontwikkeling van
de emigratie. Eerst (a): de teelt van het produkt. De boeren in een
klein gebied in het Noorden (Beni-Khaled of Ketama) dat ongeveer
100 kilometer ten Zuidwesten ligt van de plaats Al Hoceima – dit
ligt in de streek waar de gastarbeiders naar Nederland vandaan
komen – telen reeds meer dan tien eeuwen cannabis ten behoeve van
een bescheiden binnenlands gebruik. Koning Hassan I heeft het in
1890 met zoveel woorden toegestaan in vijf dorpen in dit gebied.
Toen de noordelijke zone van Marokko in 1912 onder Spaans beheer
kwam, legde het koloniale bestuur deze boeren geen strobreed in de
weg. In deze ruige streek van het hoge Rif-gebergte leveren de
verbouw van gerst, de opbrengst van fruitbomen, de teelt van geiten
en de produkten van bosbouw (hout, kurk, houtskool) te weinig op om
een zeker bestaan te lijden. Er zijn dan ook regelmatig
hongersnoden in dit gebied uitgebroken, nog in 1944/45 verloor een
vijfde tot een kwart van alle bewoners van de Centrale Rif het
leven (De Mas, 1995). Hash vormt een hoognodige en zekere
aanvulling van het inkomen, want dat wil ook in droge jaren nog wel
groeien. In het gebied waar De Mas reeds jarenlang onderzoek
verricht, heeft hij geconstateerd dat waar de bevolking in 1972 nog
voor 3 5 procent van haar inkomsten van de teelt van cannabis
afhankelijk was, dit percentage nu (1993) is gestegen tot 25 30%.
In Marokko worden drie groepen van hash-produkten onderscheiden.
Kif is de
Berberse benaming van de plant zelf in het Marokkaans. Ze wordt
gedroogd en ruim een jaar bewaard voor verdere bewerking. Sjiera is
het poeder dat bij het dorsen van de gedroogde plant achterblijft.
Hiervan wordt de beste kwaliteit cannabis, de zogenaamde 00 (double
zro) vervaardigd. Cannabis-olie wordt gemaakt door de sjiera-poeder
met zuivere alcohol op te lossen en verder te bewerken. Ofschoon
strijdig met de godsdienstige voorschriften, voor Marokkaanse
producenten en consumenten is hash heel gewoon: goede handel en een
prettig genotmiddel. Kif werd gerookt door oude mannen,
thans wordt dit op veel plaatsen ook voor jongeren gedoogd. Het
verbod in Europa komt de meeste betrokken Marokkanen als
merkwaardig voor. Of liever als buitenkans, want dankzij de
strafbaarstelling kan de prijs worden opgedreven. Deze houding
levert de huidige drugshandelende Marokkanen ook in Nederland de
neutraliseringstechniek op die nodig is de morele grens naar het
plegen van strafbare feiten over te steken. Waarom zouden zij dit
onschuldige produkt niet leveren op een grote koopkrachtige
markt?
Dan (b): de bijzondere geschiedenis van dit gebied. De Riffijnen
kennen een lange traditie van verzet om op te gaan in de
gearabiseerde eenheidsstaat van Marokko. De stammen lieten zich
niet gemakkelijk door vroegere heersers of Franse generaals
onderwerpen – in 1923 riep Abdelkrim El Khatabi een onafhankelijke
Berber-Republiek uit – en nadat Marokko onafhankelijk werd in 1956,
in de Rif, brak in 1958, een grote opstand uit tegen de koning.
Deze opstand en ook latere daden van verzet werden met repressie
beantwoord en dit leverde een aantal politieke vluchtelingen op,
waaronder ook enkele van de eerste Marokkaanse gastarbeiders naar
Nederland (zie Hassan Bel Ghazi, 1982). De Rif was het traditionele
gebied van slavenhandel, zeeroverij en banditisme (De Mas, 1991).
In 1895 kreeg een Nederlands schip vanuit dit kustgebied te maken
met de laatste traditionele zeeroverij in de geschiedenis. Moderne
smokkel sluit aan op deze oude traditie. In West-Europa groeide
vanaf de jaren zeventig een geweldige markt voor cannabis. In de
periode tussen 1975 en 1995 liep de prijs die men maakt voor een
kilo hash op van 0,4 dirham tot 80 dirham (n dirham is ongeveer
twintig cent). In aangrenzende streken van de Rif verruilden de
boeren hun gewas voor cannabis en zo breidde de oorspronkelijke
vlek zich uit over een reusachtig territoor, vooral in Westelijke
richting. Werd in het begin van de jaren zeventig een oppervlakte
van 4.000 5.000 hectare voor de verbouw gebruikt, in 1992
verklaarde koning Hassan II dat het bebouwde areaal 50.000 hectare
bedroeg. Er zijn ook schattingen die eerder uitkomen bij 70.000
75.000 hectare. De regering laat de boeren in het moeilijk
toegankelijke en losbandige gebied liever ongemoeid bij haar strijd
tegen de drugs en concentreert zich op het onderscheppen van de
handel en het vervoer. Omdat de noordelijke kuststrook als gevolg
van sterk opgevoerde bewaking zich niet leent voor gemakkelijke
uitvoer, is een transportroute over land naar de zuidelijker havens
(Casablanca, Agadir) tot stand gekomen. Langs die route zijn nieuwe
gebieden voor hash-aanplant in gebruik genomen in Khouribga, Bni
Mellal en het dal van de Sous.
Er is een produkt. Er is een markt. Honderdduizenden Marokkanen
zijn bereid in deze tak van bedrijvigheid werkzaam te zijn. Nu nog
het vervoer en de verkoop. De ontbrekende schakel wordt geleverd
door (c): emigranten. Na de Tweede Wereldoorlog hebben
tienduizenden Marokkanen hun land verlaten om elders als
trekarbeider zoveel bij te kunnen verdienen dat zij met hun gezin
konden overleven of een betere toekomst tegemoet konden gaan.
Weggaan om te blijven luidde de paradox in het begin (Heinemeijer
en anderen, 1976). Zij gingen naar Frankrijk om te werken in de
mijnen en daarna ook naar Belgi, Nederland en andere landen. Op dit
ogenblik leven ruim anderhalf miljoen (van de in totaal 28 miljoen)
Marokkanen in Europa. 750.000 hebben zich gevestigd in Frankrijk,
Nederland komt op de tweede plaats met 190.000 Marokkaanse
immigranten, in Belgi (derde land) wonen er 170.000 en in een reeks
andere landen wonen kleinere aantallen. De recente trek van
Marokkanen is vooral gericht op Spanje en Itali. Deze landen
leverden in de jaren zestig en zeventig zelf gastarbeiders, maar
hun economische ontwikkeling ijlt Noord-Europa na en thans is er
behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten in bepaalde sectoren van de
landbouw en oude industrie. Daarnaast wonen en werken nog eens een
half miljoen Marokkanen in andere Arabische landen (Algerije,
Libi). De geschiedenis van de Marokkanen in West-Europa levert het
bekende verhaal op van een langdurige behoefte aan laaggeschoolde
arbeidskrachten, het rekken van de (voorgenomen) verblijfsduur en
voor degenen die permanent blijven, de hereniging van het gezin en
de vorming van een tweede generatie. Overal in West-Europa heeft de
werkloosheid in de jaren tachtig die samenhing met de
structuurverandering van de Westerse economien ook onder Marokkanen
hard toegeslagen. Van assimilatie is (met name in Nederland) nog
maar heel weinig sprake, in cultureel opzicht kan men Marokkanen
eerder marginaal noemen. In de etnische status-hirarchien die
sociologen in alle Europese landen graag maken, staan de Marokkanen
steeds onderaan of bijna onderaan. Overal zijn het ook Marokkanen
die het lot in eigen handen nemen door een winkel, een slagerij,
een theehuis of een import- en exportfirma’s op te zetten. Hierdoor
is een infrastructuur ontstaan die het mogelijk maakt eventueel
drugs binnen te sluizen en te distribueren.