• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – III.6. Een voorbeeld van gewelddadigheid

    III.6. Een voorbeeld van gewelddadigheid

    Om te illustreren hoe de Turkse peetvaders te werk gaan in
    Europa willen we uitvoeriger stil staan bij een zaak die in 1992
    heeft gespeeld in Rotterdam. Nergens is het geweldsniveau in de
    georganiseerde misdaad in Nederland zo hoog geweest als hier.
    Terugredenerend in de tijd begon deze zaak rond de familie A bij
    twee incidenten in 1991 waarvan de politie toen nog niet kon zien
    dat naspeuringen naar Rotterdam zouden leiden. Het regionaal
    recherche team Groningen stuitte op een Turkse heronegroepering
    waarvan de leiders steeds naar Rotterdam reisden. Op een
    parkeerplaats langs de weg tussen Antwerpen en Brussel werd een
    Surinaamse dealer vermoord. Het motief is hier niet duidelijk
    geworden (betalingsproblemen zoals zo vaak?) maar het onderzoek
    leidde naar Rotterdam. De heronemarkt in de Maasstad was voor een
    deel in handen van de familie A die haar hoofdkwartier had in
    enkele coffeeshops en een bar. Ze zijn Koerden en afkomstig uit het
    eerder genoemde stadje Lice en van Turks perspectief uit gezien
    opereerden zij in het gebied dat toen werd geregeerd door Cantrk te
    Diyarbakir die kort geleden onder niet opgehelderde omstandigheden
    van het leven is beroofd. De familie A had enkele tientallen Turkse
    en Koerdische verwanten in dienst en wist het gesloten karakter van
    de organisatie goed te bewaren. Erg in de gaten liepen ze
    aanvankelijk niet doordat de personeelsbezetting af en toe werd
    ververst zodat de politie geen tijd had om haar nieuwe klanten te
    leren kennen. Er werden ook geen investeringen in Nederland gedaan
    zodat deze organisatie in de legale economie ook niet werd
    waargenomen. Alle leden ontvingen een uitkering van de Sociale
    Dienst en gedroegen zich in hun dagelijks leven dienovereenkomstig
    om niet op te vallen. De enige familie die de A’s naast zich
    duldden was die van B, een aangetrouwde neef ook afkomstig uit
    Lice. Het was A ter ore gekomen dat B een partij herone voor
    zichzelf liet komen en dat hij daarvoor de infrastructuur van A
    (transport, geldcircuit) gebruikte. Het definitieve signaal dat B
    van plan was de plaatselijke hegemonie van de A-familie aan te
    tasten werd gegeven in de nacht van 31 december 1991 op 1 januari
    1992. De jongere broer A, werd vermoord aangetroffen in de
    Schilperoortstraat. De daders hadden geprobeerd het pand in brand
    te steken om de sporen uit te wissen maar dat was niet gelukt. Op 4
    januari werd een Turk die voor de familie een safe house
    beheerde, dood aangetroffen in de Vierambachtstraat. Hem waren vier
    kogels door het hoofd gejaagd. Degenen die hier, vermoedelijk in
    opdracht van B, voor verantwoordelijk waren gebruikten er een
    Nederlander bij die door zijn aanwezigheid medeplichtig werd
    gemaakt aan de moord. Hij kon nu niet meer terug en zou later
    gedwongen worden om mensen met messteken af te maken. Hetzelfde
    groepje sloeg toe in de Portugese Straat naar aanleiding van een
    conflict dat vermoedelijk was begonnen als een rip deal. De drie
    aanwezigen werd de hals afgesneden. De gealarmeerde A’s zonden uit
    Turkije twee zonen naar Rotterdam om uit te zoeken wat hier aan
    de hand was. Enkele dagen nadat zij naar Turkije waren teruggekeerd
    op 5 maart 1992 trof een veldwachter langs de boorden van het
    Brielsemeer drie in stukken gesneden en door brand verkoolde lijken
    aan. Het spoor leidde de tactische recherche al gauw naar de
    bar/restaurant die het hoofdkwartier was van de familie A. In de
    kelder bleken degenen die men hield voor de daders van de eerdere
    moorden met een salvo van pistoolschoten afgemaakt. Niemand had
    iets gehoord en niemand had gezien hoe de lijken (op weg naar
    Brielle) waren afgevoerd. Waren hiermee de eerdere moorden
    gewroken? Hetzelfde hit-team dat de politie verantwoordelijk hield
    voor de verkoolde lijken, werd er ook van verdacht in het voorjaar
    in Amsterdam drie Turken in het milieu uit de weg te hebben
    geruimd. De totaalscore aan moorden in deze zaak bedroeg elf stuks
    binnen een tijdsbestek van een half jaar. Dit is in Nederland
    zonder precedent. Ofschoon de politie het op zichzelf niet zo
    moeilijk vond om deze mensen te volgen – via de telefoontap
    ontdekte zij talrijke drugstransporten slaagde ze er toch niet in
    om voldoende bewijs te verzamelen tegen het moorddadige trio dat
    nog in leven was. Een van hen die doorgaat voor de leider is
    illegaal in Nederland geweest en heeft politiek asiel aangevraagd.
    Thans is hij in Belgi aangehouden. Een belangrijke reden waarom
    politie en justitie zo weinig kunnen beginnen, is dat de Turkse
    verdachten die wel worden opgepakt hun mond stijf dicht houden.
    Geconfronteerd met de opnamen van hun eigen telefoongesprekken,
    luidt hun commentaar onveranderlijk: Dit telefoongesprek kan ik mij
    niet herinneren.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken