VIII.2. Een aantal zorgelijke kwesties
Het feit dat het op dit moment moeilijk, en in bepaalde
opzichten zelfs onmogelijk, is om in algemene zin de ernst van de
situatie op een adequate manier precies te bepalen, impliceert
geenszins dat er niets zou kunnen worden gezegd over een aantal
aspecten van de (aard van de) tegenwoordige georganiseerde
criminaliteit in Nederland die als zorgwekkend betiteld kunnen
worden. Uitgaande van de hier gehanteerde definitie van
georganiseerde criminaliteit is dit namelijk heel goed mogelijk.
Want waar gaat het volgens deze definitie in essentie om bij
georganiseerde criminaliteit? Uiteindelijk om de vreedzaamheid van
een maatschappij, om de integriteit van de democratische
rechtsstaat, de vrijheid van het economisch leven en de rechten van
individuele burgers. En dus kan worden nagegaan of zich momenteel
in de sfeer van de georganiseerde criminaliteit ontwikkelingen
voordoen die deze algemene waarden in het gedrang brengen of zouden
kunnen brengen. De kwesties waarover men zich op grond van het
onderhavige onderzoek zorgen over moet maken, kunnen – conform de
opeenvolgende componenten van de definitie van georganiseerde
criminaliteit – als volgt worden samengevat.
De top van de autochtone georganiseerde
criminaliteit
Ofschoon er in Nederland geen octopus-achtig misdaadsyndicaat
actief is, hebben zich – in het kielzog van de groep-Bruinsma die
in de jaren tachtig in Amsterdam tot ontplooiing kwam – aan de top
van de autochtone georganiseerde criminaliteit groepen ontwikkeld
die via de internationale drugshandel, en voor een deel ook de
internationale wapenhandel, niet alleen grote fortuinen hebben
vergaard maar ook in staat zijn die illegale handel en deze
fortuinen betrekkelijk effectief af te schermen tegen de overheid,
zowel door defensieve als door offensieve tegenmaatregelen te
treffen. Daarbij komt dat sommige van deze groepen hun illegaal
verworven vermogen niet alleen stoppen in de instandhouding en
verbetering van de logistieke voorzieningen die nodig zijn voor de
voortzetting of vermeerdering van de gaande criminele activiteiten,
maar vermoedelijk ook investeren in de aankoop van onroerend goed
annex horeca en zo in de infrastructuur waarop weer andere, nieuwe,
illegale activiteiten kunnen worden ontwikkeld, bijvoorbeeld
exploitatie van prostitutie en de organisatie van illegale
gokspelen. De overheid heeft op dit moment – om allerhande redenen:
gebrekkige cordinatie van plaatselijke onderzoeken, te weinig
analyse van gegevens op landelijk niveau – onvoldoende zicht op de
groepen die van de bedoelde top deel uitmaken. Zo weet zij niet om
hoeveel groepen het hier gaat en hoe die zich tot elkaar verhouden.
In dit onderzoek zijn er bij wijze van voorbeeld zeven
gedetailleerd beschreven, maar er zijn er zeker meer.
De rol van criminele groepen in allochtone
gemeenschappen
Zowel in de landelijke als in de plaatselijke onderzoeken is
aangetoond dat in de kring van de allochtone (Turkse, Marokkaanse
en Surinaamse) gemeenschappen heel wat mensen betrokken zijn bij de
drugshandel. De reden hiervan is niet ver te zoeken. Aan de ene
kant hebben veel leden van deze gemeenschappen direct en/of
indirect toegang tot de producenten en groothandelaren van drugs
(herone, hash, cocane) in de brongebieden, aan de andere kant
hebben vooral degenen onder hen die zich in ons land
sociaal-economisch in een marginale positie bevinden, natuurlijk
financieel baat bij de kleinhandel en verdere distributie van de
betrokken drugs in hun, soms wijde, omgeving. Over deze situatie
kan men natuurlijk van alles denken, maar wat vooral zorgen moet
baren is, ten eerste, dat aanzienlijke delen van sommige allochtone
gemeenschappen in belangrijke mate van de drugseconomie afhankelijk
worden en mede hierom niet vlug zullen integreren in de reguliere
Nederlandse maatschappij. Ten tweede bergt deze situatie het
serieuze risico in zich dat in delen van de grote steden waar
bepaalde criminele groepen het voor het zeggen krijgen, de
samenleving in de buurt geheel ontwricht raakt; het meest
duidelijke voorbeeld van zulke klassieke vorm van desorganisatie
vormde enkele jaren geleden het Mercatorplein en omgeving in
Amsterdam waar toen een Turkse criminele groep de scepter zwaaide.
En ten derde kan zich het omgekeerde voordoen namelijk dat machtige
criminele groepen de samenleving om zich heen niet desorganiseren,
maar juist organiseren, zij het dan naar hun eigen inzicht en
vermogen en volgens de eigen spelregels. Zulk een ontwikkeling
heeft zich de voorbije jaren voorgedaan in de Koerdische wijk in
het Spijkerkwartier in Arnhem.
Het optreden van buitenlandse criminele groepen
Al jaren duiken er steeds weer (pers)berichten op dat allerhande
buitenlandse criminele groepen ook Nederland tot hun werkterrein
hebben gemaakt. En het is dan ook niet verwonderlijk dat het nadere
onderzoek situaties aan het licht heeft gebracht die zonder meer
zorgelijk kunnen worden genoemd. Het meest zorgelijk van al is in
zekere zin dat in de voorbije jaren op landelijk niveau niet
systematisch de her en der beschikbare gegevens over de organisatie
en het optreden van deze groepen zijn verzameld en geanalyseerd.
Dit is tot nu toe alleen enigermate gebeurd voor Chinese triades en
bendes. En het beeld dat uit de betrokken gegevensverzameling
oprijst, is bepaald ernstig: tal van groepen plegen hier
georganiseerde criminaliteit in vele varianten, hoofdzakelijk
binnen en ten koste van de gevestigde Chinese gemeenschap in ons
land. Hoever het staat met de aanwezigheid van de Italiaanse mafia
is minder duidelijk. Het staat buiten kijf dat in het bijzonder de
camorra op verschillende plaatsen in Nederland opereert, althans
heeft geopereerd, met name op plaatsen in de Randstad (Amsterdam,
Den Haag). Groepen van de camorra beschouwen, zo lijkt het toch,
Nederland nog vr alles als een marktplaats waar tegen betrekkelijk
geringe kosten illegale goederen, en speciaal dan drugs, kunnen
worden ingekocht. Maar dit neemt niet weg dat hun aanwezigheid wel
degelijk gevaren inhoudt voor de Nederlandse maatschappij.
Enerzijds is gebleken dat zij ook hier bereid zijn om geweld en
corruptie als machtsstrategien te hanteren, en anderzijds is het
gevaar niet denkbeeldig dat steeds meer medestanders van de
Italiaanse mafia en andere Italiaanse misdadigers hier in de horeca
en andere economische sectoren bedrijvig worden en zo heuse mafiose
netwerken gaan vormen die reiken tot in het moederland.
Colombiaanse (Zuid-Amerikaanse) drugshandelaren vormen bepaald een
minder ernstige bedreiging voor de Nederlandse samenleving, omdat
zij zich zo goed als volledig beperken tot de afzet van drugs op de
Nederlandse/Europese markt. Wel moet het (nog?) ongecordineerde
maar in het algemeen erg gewelddadige optreden van allerlei bendes
uit voormalig Joegoslavi onderhand de nodige zorgen baren.
De posterioriteit van belangrijke vormen van traditionele
georganiseerde criminaliteit
Waar het gaat om georganiseerde criminaliteit besteden politie
en justitie onmiskenbaar de meeste aandacht aan de drugshandel.
Haar bestrijding heeft onmiskenbaar prioriteit. De consequentie
hiervan lijkt te zijn dat de aanpak van andere vormen van
georganiseerde criminaliteit of daaraan verwante vormen van
beroepscriminaliteit een posterioriteit vormen. Hierbij moet onder
meer worden gedacht aan de illegale wapenhandel en de
internationale handel in gestolen auto’s, maar de hoogwaardige
vervalsing van officile bescheiden mag in dit verband ook niet uit
het oog worden verloren. Het is zorgelijk dat aan de bestrijding
van deze vormen van criminaliteit zo weinig middelen worden
gespendeerd omdat zij – afgezien van hun zelfstandig belang – alles
te maken hebben met de logistieke voorzieningen van de
georganiseerde criminaliteit in een land, haar logistieke
infrastructuur. En vanuit een oogpunt van een duurzame beheersing
van dit probleem is het dus aangewezen om gedurig deze
voorzieningen in te perken. Het is, met andere woorden, wellicht
verkeerd om de beschikbare capaciteit eenzijdig in te zetten op de
opsporing van degenen die zich grotelijks van die voorzieningen
bedienen om allerhande andere misdaden te plegen.
De toestand in de binnensteden
De resultaten van het onderzoek dat werd verricht, wijzen er
niet op dat criminele groepen algemeen economische machtsposities
hebben opgebouwd in de binnensteden. Noch in Enschede, noch in
Nijmegen is een dergelijke toestand aangetroffen. In Arnhem en ook
in Amsterdam ligt het in bepaalde opzichten echter anders. Hier is
door de politie vastgesteld dat bepaalde groepen via onder meer de
aankoop van onroerend goed en horeca-ondernemingen wel degelijk
zulke machtsposities hebben weten te verwerven. Dit is niet alleen
zorgelijk omdat mag worden aangenomen dat zij (zullen proberen)
zich hier ook (te) handhaven met gebruikmaking van andere dan
wettelijke middelen. Het moet ook tot nadenken stemmen dat de
groepen in kwestie op deze manier in staat (zullen) zijn om
racketeering-praktijken te ontwikkelen in de horeca en
aanverwante bedrijfstakken ter plaatse. Verder biedt het bezit van
een omvangrijk arsenaal aan onroerende goederen en ondernemingen
hen zeker ook de gelegenheid nog andere illegale activiteiten te
(laten) ontplooien, zoals drugshandel, mensenhandel – waaronder
vrouwenhandel, wapenhandel en illegaal gokken. En al zulke
activiteiten brengen weer met zich mee dat in de binnensteden het
probleem van de georganiseerde criminaliteit helemaal verweven
raakt met het probleem van de zogenaamde kleine criminaliteit en
publieke overlast. De traditionele georganiseerde criminaliteit
wordt steeds daar heel concreet, heel zichtbaar, grijpbaar zelfs,
waar de illegale diensten en goederen worden gedistribueerd. Dat
georganiseerde criminaliteit onzichtbare criminaliteit is, is dus
maar half waar. Haar onzichtbaarheid zit aan de kant van de
producenten van de betrokken goederen en diensten, aan de kant van
de consumenten is van
onzichtbaarheid geen sprake. Iedereen die door het Wallen-gebied
wandelt, kan waarnemen hoe welig de georganiseerde criminaliteit,
zeker in de vorm van drugshandel, er tiert. Daarvoor hoeft men niet
over paranormale gaven te beschikken.
Riskante ontwikkelingen in legale economische
sectoren
Er is geen sprake van, zo werd in hoofdstuk V al vastgesteld,
dat in Nederland, algemeen of in bepaalde streken, legale
economische sectoren helemaal of ten dele worden gecontroleerd door
criminele groepen. Maar, zoals de toestand in sommige binnensteden
aangeeft, deze vaststelling is minder geruststellend dan het lijkt.
In de horeca – breed genomen – doen zich ook nog andere problemen
voor dan waarop zoven werd gezinspeeld. Enerzijds, hier en daar,
het probleem van de protectie door zogenaamde portiersdiensten,
anderzijds, ook niet overal, dat van de handel in speelautomaten.
Een andere sector die ook in het kader van de beheersing van de
georganiseerde criminaliteit meer structureel de aandacht verdient,
is die van het transport. Wezenlijk als deze sector is voor de
handel in drugs, is het geen wonder dat dit op een aantal manieren
goed te merken valt: zowel in de vorm van de inschakeling van
kleine(re) wegtransportbedrijven, als in de vorm van de benutting
van de zee- en luchthavens, Schiphol en Rotterdam op kop. Mede
gelet op de grote economische belangen die hier voor Nederland op
het spel staan, is een nadere analyse van de situatie meer dan
geboden. De derde sector die hier moet worden aangestipt, is die
van de afvalverwerking. Niet, omdat criminele groepen zich meester
maken van bepaalde segmenten van deze sector. Dit is niet
geconstateerd. Wl, omdat de voorbije jaren in deze bedrijfstak het
illegale optreden van sommige bedrijven van de pure
organisatiecriminaliteit is opgeschoven in de richting van de
georganiseerde criminaliteit.
Vrije-beroepsbeoefenaars in de knel
Zowel wanneer criminele groepen hun illegale activiteiten en de
hieruit voortvloeiende inkomsten willen verheimelijken voor de
overheid als wanneer zij zich teweerstellen tegen concreet
overheidsoptreden daartegen of illegaal opgebouwd vermogen willen
investeren in de legale economie hebben zij op een gegeven moment
de bijstand van advocaten, notarissen of accountants nodig. Deze
onvermijdelijke associatie tussen georganiseerde criminaliteit en
de vrije-beroepsgroepen plaatst degenen die gewenste bijstand
verlenen, al vlug in een verkeerd daglicht. Juist ook hierom moet
het de betrokken beroepsgroepen en de overheid een zorg zijn dat in
dit onderzoek meer dan wat incidentele gevallen zijn geconstateerd
waarin vooral advocaten, in mindere mate ook notarissen, op een
verwijtbare manier betrokken waren bij de afscherming van de
illegale activiteiten van (leden van) criminele groepen. En dit
niet alleen, maar ook dat het tuchtrecht waarover de beroepsgroepen
in kwestie beschikken, kennelijk onvoldoende garanties biedt voor
het opsporen en verwijderen van beroepsbeoefenaren die in hun
contacten met criminele groepen over de schreef zijn gegaan.
De bestemming van illegaal verworven vermogen
Aan de ene kant heeft dit onderzoek aan de hand van concrete
voorbeelden weliswaar geleid tot heel wat inzicht in de manieren
waarop criminele groepen misdaadgeld wisselen en witwasoperaties
opzetten, maar aan de andere kant is toch ook vele malen
vastgesteld dat in het kader van grote opsporingsonderzoeken de
bestemming van illegaal verworven vermogen duister blijft, of zelfs
helemaal niet wordt onderzocht. In het geval van allochtone en
buitenlandse criminele groepen wordt op grond van allerlei
ervaringen gemeenlijk aangenomen dat zij hun illegaal verworven
vermogen niet investeren in Nederland (op de aankoop van wat
logistieke voorzieningen na, restaurants bijvoorbeeld), maar in hun
land van herkomst; dat op deze regel uitzonderingen zijn, zoals in
Arnhem de investeringen in onroerend goed door de Koerdische
heronehandelaren, moge duidelijk zijn. Waar het illegale vermogen
van autochtone criminele groepen blijft, is echter nog goeddeels
een raadsel. Voor een belangrijk deel is het vanzelfsprekend
aangewend om de logistieke voorzieningen voor met name de
drugshandel op peil te houden. In een aantal gevallen is de
besteding aan andere goederen en bedrijven, in binnen- en
buitenland, ook wel aangetoond. Maar in vele gevallen is echt niet
bekend waar het blijft. Dat dit zorgwekkend is, hoeft geen betoog.
Dit andere vermogen kan immers voor een deel ook worden, zijn,
omgezet in economische machtsposities, bijvoorbeeld in de vorm van
onroerend goed in binnensteden. Er zal dus intenser moeten worden
gespeurd naar de uitwegen voor de besteding van illegaal vermogen
en naar de personen – de witwassers – die criminele groepen deze
uitwegen wijzen. Ook de gerichte opsporing van deze makelaars, die
een sleutelrol spelen in de ontwikkeling van de hedendaagse
georganiseerde criminaliteit, wordt reeds jaren
verwaarloosd.
De toepassing van offensieve contrastrategien
In het verleden hebben criminele groepen en overheid wel vaker
echt tegen elkaar gestreden, ook met geweld, bijvoorbeeld na de
Tweede Wereldoorlog in Brabant bij de smokkel van vee, boter,
sigaretten, enzovoort. Wat er de laatste jaren met name door de
belangrijke Hollandse drugshandelaren aan offensieve
contrastrategien (corruptie, intimidatie, observatie, inschakeling
van de media en gebruik van invloedrijke derden) wordt toegepast,
vormt dus geen unicum in de geschiedenis. Maar het is wel
veelzeggend dat deze strategien tegenwoordig, vooral in en rond
Amsterdam maar toch ook in Arnhem, opnieuw op enige schaal worden
gehanteerd. Het zegt namelijk het nodige over de daadwerkelijke
machtspositie die de betrokken criminele groepen (denken te) hebben
op het moment dat de overheid, na een jarenlang gedoogbeleid, tegen
hen in het geweer komt door omvangrijke strafrechtelijke
onderzoeken in te stellen. En het is juist deze (al dan niet
vermeende) machtspositie, meer nog dan de contrastrategien zelve,
die reden vormt voor grote zorg. Zij is immers de haast tastbare
belichaming van de bedreiging die de betrokken criminele groepen
voor de integriteit van de democratische rechtsstaat vormen. Nadere
bezinning over de manieren waarop deze bedreiging ongedaan kan
worden gemaakt, is dringend geboden. Overigens mag in dit verband
niet onopgemerkt blijven dat speciaal ook Joegoslavische bendes en
Turkse groepen zich soms van verregaande intimidatie bedienen om
overheidsoptreden tegen hun illegale activiteiten tegen te gaan. Nu
eens is deze intimidatie vooral gericht tegen hun slachtoffers en
voormalige medestanders, dan weer tegen politiemensen die onderzoek
tegen ze verrichten.