VII.1. De landelijke situatie
Er is in Nederland geen instantie die een goed beeld heeft van
de schaal waarop door criminele groepen contrastrategien worden
gehanteerd. Ook de BVD en de rijksrecherche beschikken niet over de
informatie om hiervan een adequaat beeld te construeren. Dit hangt
ten dele samen met hun positie, taak en bevoegdheden binnen het
openbaar bestuur, ten dele met het (geheimzinnig en controversieel)
karakter van de bedoelde strategien zelf, en ten dele zeker ook met
de belangen die lagere en hogere overheden hebben bij het
stilhouden van hun ervaringen met de toepassing ervan. Zelfs van
het onderwerp waar rond de laatste jaren nog de meeste openheid tot
stand is gebracht, namelijk politile corruptie, bestaat nergens bij
de centrale overheid, inclusief de zojuist genoemde instanties, een
goed overzicht (Fijnaut, 1993). En hier kan in n adem aan worden
toegevoegd dat het grote tekort aan ambtelijk inzicht tot nu toe
niet is goedgemaakt door adequaat empirisch wetenschappelijk
onderzoek (Hoetjes, 1991; Huberts, 1992).
VII.1.1. De toepassing van contra-observatie
De landelijke onderzoeken waarbij naar de criminele activiteiten
van autochtone, allochtone en buitenlandse groepen is gekeken,
hebben zr weinig gegevens over de toepassing van contra-observatie
opgeleverd. Maar de schaarse gegevens die voorhanden zijn, geven
aan dat in het bijzonder autochtone criminele groepen die in de
drugshandel zitten, deze strategie tegen de politie hanteren. De
eerste groep die heel gericht dit middel inzette, was de groep rond
Bruinsma. In de voorbije jaren zijn ook andere belangrijke groepen
er gebruik van gaan maken.
Uit nadere gegevens van de CRI betreffende de ervaringen van de
speciale observatieteams met contra-observatie kan worden opgemaakt
dat deze teams bij herhaling worden geconfronteerd met
tegen-acties. In 1993 meldden zij 96 voorvallen bij de CRI aan, in
1994 78, en in 1995 (tot 7 augustus) 52. Omdat niet alle
observatieteams even secuur meedelen wat zij op dit punt hebben
ondervonden, mag er van worden uitgegaan dat de aantallen
incidenten in werkelijkheid veel hoger hebben gelegen. De betrokken
meldingen waren afkomstig van ongeveer de helft van alle reguliere
politiekorpsen (26) en hadden betrekking op confrontaties kris-kras
door het land, maar overwegend in Amsterdam en omgeving, het Gooi,
de Veluwe en Brabant. In een groot aantal gevallen was de concrete
tegenpartij de groep scanner-freaks uit Amsterdam waarvan in
september jongstleden een aantal leden zijn aangehouden. Met leden
van deze groep kwamen de observatieteams zowel binnen als buiten
Amsterdam in aanvaring.
VII.1.2. De uitoefening van intimidatie
Intimidatie is kennelijk een strategie die in ruimere kring dan
die van autochtone criminele groepen wordt toegepast. Sommige van
deze groepen hanteren haar zeker ook, en niet alleen ten aanzien
van de justitie en de reguliere politie, maar ook ten aanzien van
bijzondere politiediensten zoals de Fiscale Inlichtingen- en
Opsporingsdienst. In enkele gevallen namen hun pogingen tot
intimidatie zelfs zodanige afmetingen aan dat ingrijpende
veiligheidsmaatregelen moesten worden getroffen.
Buiten de kring van de autochtone criminele groepen hebben met
name de Joegoslavische bendes meer dan eens nadrukkelijk getoond
dat zij bereid zijn om geweld te gebruiken tegen politiemensen.
Overigens is het opmerkelijk dat ook in de onderzoeken naar
(georganiseerde) criminaliteit in de branches en naar
georganiseerde fraude gevallen van intimidatie aan het licht zijn
gekomen. In het ene geval werden leden van bijzondere
opsporingsdiensten gentimideerd door medewerkers van een
afvalverwerkingsbedrijf, in het andere geval betrof het intimidatie
van een justitieel ambtenaar door een groep fraudeurs.
VII.1.3. De aanwending van corruptie
Het onderzoek leert dat corruptie de meest verbreide
contrastrategie is. Niet alleen in de zin dat zij door alle
mogelijke criminele groepen wordt toegepast, maar ook in de zin dat
zij wordt gehanteerd ten opzichte van heel diverse onderdelen van
de overheid.
Het staat buiten kijf dat ettelijke autochtone criminele groepen
dit middel met succes hebben aangewend en nog aanwenden in de kring
van de reguliere politie. Daarenboven is er in enkele gevallen
sprake geweest van corruptie, of in elk geval corruptief getinte
respectievelijk risicovolle relaties, binnen andere lokale en
centrale overheidsdiensten zoals het gevangeniswezen, de voormalige
PTT en een Kamer van Koophandel. Een geval apart vormt de corruptie
op en rond de luchthaven Schiphol. Uit onderzoeken die in de
voorbije vijf jaar werden ingesteld, kan worden opgemaakt dat in
deze periode minstens zeven leden van de koninklijke
marechaussee en ook zo’n zeven medewerkers van de douane allerhande
hand- en spandiensten hebben verleend aan criminele groepen die via
deze luchthaven drugs en andere illegale goederen het land in
probeerden te smokkelen. Overigens is ook in het onderzoek naar
belangrijke fraudes vastgesteld dat zeker in twee zaken Nederlandse
douanebeambten een dubieuze rol speelden.
De eerste berichten over de toepassing van corruptie door
allochtone en buitenlandse groepen in ons onderzoeksmateriaal
dateren uit de jaren tachtig. Enerzijds slaan zij op de
corrumpering van politiemensen en ambtenaren van Surinaamse origine
her en der in den lande met het oog op onder meer de bevordering
van de drugshandel, anderzijds hebben zij betrekking op met name
gemeenteambtenaren (burgelijke stand) die betrokken waren bij
Ghanees-Nigeriaanse vrouwenhandel. Latere berichten wijzen op
enkele gevallen van corruptie door Turkse, Chinese en Colombiaanse
drugshandelaren. Hierbij gaat het deels om leden en medewerkers van
de reguliere politie, deels om medewerkers van het gevangeniswezen.
Verder is het zo dat in de branche-studies, vooral die met
betrekking tot de bouwnijverheid en de afvalverwerkingsbranche,
veelvuldig berichten en geruchten zijn opgedoken over corruptieve
relaties tussen bepaalde ondernemingen en gemeentelijke,
provinciale en ministerile ambtenaren. Politile onderzoeken waarin
daadwerkelijk is aangetoond dat er van corruptie of corruptief
getinte relaties sprake was of is, zijn echter noch aangetroffen in
de geraadpleegde dossiers noch ter sprake gebracht in de interviews
met bevoorrechte getuigen. Wel is duidelijk geworden dat ambtenaren
somtijds uiterst riskante relaties met ondernemingen in de genoemde
sectoren onderhouden. Het komt zelfs voor dat ambtenaren die
overdag bepaalde activiteiten van zulke bedrijven moeten
controleren, deze in de avond tegen betaling adviseren omtrent hun
verstandhouding met de overheid.
VII.1.4. De inschakeling van de media
Het spreekt welhaast voor zichzelf dat alleen criminele groepen
die reeds een zekere machtspositie innemen, de mogelijkheid hebben
om media in te schakelen met het oog op de behartiging van hun
belangen. Met andere woorden: het zijn haast per definitie niet
zoveel groepen die gebruik kunnen maken van deze strategie. In het
kader van de landelijke studies zijn twee voorbeelden van de
toepassing van deze strategie aan het licht gekomen. Het ene
voorbeeld betreft een belangrijke drugsgroothandelsgroep. De
voorman van deze groep poogt – zo wordt aangenomen – niet alleen
bepaalde media te gebruiken voor de uitschakeling van zijn
belangrijkste tegenstanders in de overheid – gewoon door
discrediterende berichten over hen te laten verspreiden, maar
tracht ook via de media, en vooral via journalisten waarmee hij een
vaste relatie onderhoudt, een zo gunstig mogelijk imago van
zichzelf te creeren – vanzelfsprekend om te voorkomen dat hij op
den duur – ook in de ogen van het publiek – terecht het grote
mikpunt van politie en justitie wordt. Het tweede voorbeeld sluit
hier nauw bij aan. Een van de groepen waarvan de criminele
activiteiten in het kader van het onderzoek naar fraudes nader zijn
bekeken, schakelde kennelijk een bevriend hoogleraar in om via
talrijke interviews met persvertegenwoordigers de betrokken
activiteiten te legitimeren.
VII.1.5. Het gebruik van invloedrijke derden
Voor het gebruik van invloedrijke derden geldt hetzelfde als
voor de inschakeling van de media: alleen criminele groepen die
zelf al een zekere macht hebben of op zijn minst een zeker prestige
genieten, kunnen dit middel hanteren. Een duidelijk voorbeeld
hiervan was de fraudegroep waarvan de illegale activiteiten waren
ingebed in een legale onderneming, en die beroep deed op
zakenrelaties en andere vooraanstaande burgers om justitile
instanties ervan te overtuigen dat strafvervolging aanzienlijke
economische schade zou veroorzaken respectievelijk dat
strafvervolging niet aangewezen was gezien de geringe ernst van de
strafbare feiten in kwestie.