V.2. De horeca
De horeca in Nederland is over het algemeen een goed lopende,
bloeiende sector waarin veel geld omgaat. Mede vanwege de lage
toetredingseisen komen er nog steeds veel caf’s, restaurants en
snackbars bij en hun gezamelijke omzet stijgt. In totaal zijn er
bijna 40.000 horecagelegenheden in ons land. Het is een financieel
interessante branche waarin veel wordt verdiend. De gemakkelijke
toetredingsvoorwaarden trekken veel onervaren en laag opgeleide
ondernemers aan die niet altijd opgewassen zijn tegen de realiteit
van het horecabedrijf. Vooral voor de kleinere bedrijven in de
grote steden wordt de spoeling steeds dunner en is de concurrentie
zwaar. Ruim een kwart van de cafetariahouders heeft directe
concurrentie van vijf of meer andere snackbar-uitbaters, nog eens
60 procent ondervindt broodstrijd van n tot vijf
collega-ondernemers (Lenting en partners, 1991). De
modegevoeligheid van het uitgaanspubliek vergt ondernemersinzicht n
kapitaal voor nieuwe investeringen. Door een stijging van de kosten
balanceert een aantal kleine horecabedrijven op de grens van het
faillissement. De toenemende plaatsingsbeperking van speelautomaten
kan voor velen de zaak naar de verkeerde kant doen overhellen.
Minder vermogende horeca-uitbaters vinden hun financiering zelden
bij de reguliere geldinstellingen en zijn aangewezen op leningen
van brouwerijen en – in toenemende mate – van
speelautomatenexploitanten. Zo worden velen van hen afhankelijk van
geldschieters die hun financile belangen in deze sector hebben
geconcentreerd. Vooral de zwakke broeders onder de
horeca-exploitanten hebben hierin weinig keus.
Waarom is de horecabranche voor de georganiseerde criminaliteit
interessant? Zij kan horecagelegenheden opkopen om daarin illegale
activiteiten te ontplooien of te organiseren. In horecagelegenheden
waar veel bezoekers komen kunnen illegale goederen en diensten
worden aangeboden. Men kan er (illegale) gokkasten plaatsen,
illegale loterijen houden, drugs of gestolen goederen te koop
aanbieden. Men creert als het ware verkooppunten. De horeca kan
tevens dienst doen als ontmoetingsplaats voor de leden van
misdaadgroepen. Wanneer men een caf in bezit heeft, kan men zich
beter tegen overheidscontrole afschermen. Bovendien kan de
georganiseerde criminaliteit via de horeca misdaadgeld witwassen.
In restaurants waar weinig gasten over de vloer komen, kunnen de
omzetten kunstmatig worden verhoogd, bijvoorbeeld door het lozen
van bier op het riool, om daarmee voor de buitenwereld een legale
inkomensbron voor te wenden. De horecabranche is voor de
georganiseerde criminaliteit ook interessant om af te persen door
protectie op te dringen. Deze protectie kan zijn om
portiersdiensten geld te laten verdienen of omwille van het geld
zelf dat wordt afgeperst, maar ook om eigenaar of mede-eigenaar te
worden van de gelegenheid. Met het inschakelen van portiers kunnen
criminele groepen horecagelegenheden in bezit krijgen. Tenslotte
kan de horeca van nut zijn als uitvalsbasis om het omringende
onroerend goed stap voor stap in handen te krijgen totdat een deel
van een wijk of buurt geheel onder controle van criminele groepen
is gebracht. Het onderzoek dat Boerman (1994) heeft verricht naar
de betrokkenheid van het criminele circuit bij de
horeca in een grote stad heeft laten zien dat men zich weliswaar
moet hoeden voor te gemakkelijke uitspraken over infiltratie van de
georganiseerde criminaliteit in de horeca, maar dat men de
mogelijke problemen ook niet te vlug mag onderschatten. Zo bleek in
dit onderzoek dat de helft (53) van de (106) toonaangevende
horeca-exploitanten (betrokken bij minstens drie
horeca-ondernemingen in een bepaald tijdsbestek) criminele
antecedenten heeft, waarvan 18 ernstige antecedenten in de sfeer
van onder meer diefstal, mishandeling, vrijheidsberoving en
wapenbezit. Zij werken in veel gevallen nauw samen met andere
tamelijk zware jongens. Een beperkt aantal (10) van de bedoelde
toonaangevende horeca-exploitanten is ook actief in de exploitatie
van speelautomaten. Onder deze ondernemers bevinden zich eveneens
diverse personen waarvan de reputatie, afgemeten aan hun
antecedenten, dubieus kan worden genoemd. Mede gelet op vroegere
ervaringen rond (il)legale gokspelen in Nederland kan er volgens de
auteur in deze sector zelfs van een alarmerende ontwikkeling in de
desbetreffende stad worden gesproken.
V.2.1. Protectie, afpersing en overvallen
Horecagelegenheden zijn publiek toegankelijke ontmoetingspunten,
waar mensen van diverse pluimage samenkomen; zowel voor legale als
voor minder legale zaken. De horeca biedt mensen de gelegenheid om
in betrekkelijke anonimiteit bijeen te komen en die mogelijkheid
wordt ook aangegrepen door kopers, helers en handelaars. Inspelend
op de niet aflatende vraag naar drugs en goedkope goederen, vinden
zij in de horeca een levendige afzet- en handelsmarkt. De doorgaans
harmonieuze samenkomst van vraag en aanbod kent ook negatieve
bijprodukten. Het drank- en drugsgebruik onder horecabezoekers kan,
in combinatie met het toenemende wapenbezit, leiden tot uitwassen
en ordeverstoringen. Ook de onderlinge concurrentiestrijd tussen de
handelaren wordt in de horeca uitgevochten. In een maatschappij
waarin het wapen- en geweldsgebruik toeneemt, onstaan er al snel
beheersingsproblemen. Er is in de horecabranche dan ook een
concrete vraag naar ordehandhaving, vooral ook omdat het economisch
succes van horecagelegenheden sterk afhankelijk is van een goede
reputatie. Tot op zekere hoogte kan worden gezegd dat dit protectie
uitlokt. Onder protectie wordt hier verstaan: het met geweld
opdringen van betaalde bescherming; men past geweld toe of dreigt
daarmee en dwingt een horeca-ondernemer op deze manier tot het
afkopen van dit geweld. Wanneer dit op systematische wijze gebeurt,
is er sprake van een protection racket. Dat de horeca in
Nederland niet gevrijwaard is van protectiepraktijken is onder
andere gebleken uit het onderzoek dat Bovenkerk en Derksen (1994)
hebben gedaan in Utrecht. In hun verslag stellen zij vast dat
veertig tot zestig procent van de horeca-ondernemers binnen
de stadsgordel te maken heeft met illegale beschermengelen; zij
worden tenminste bezocht door deze afpersers. Zij signaleren
overigens een toenemende professionalisering van de
afpersingspraktijken in de richting van goed geoliede
beschermingsfirma’s. De beschermers zijn in het bezit van een
semafoon en rekenen vaste tarieven per oppiep en regelmatige
surveillance. Zes tot zeven personen blijken de protectie van de
horeca in de binnenstad van Utrecht in handen hebben. Zij
beschikken ieder over hun eigen rayon en zijn goed georganiseerd.
De situatie is ondertussen zodanig gevolueerd dat de
horeca-ondernemers weinig anders meer kunnen dan de firma’s in
kwestie om bescherming verzoeken. De betrokken beschermers werken
overigens niet alleen voor horeca-ondernemers, zo blijkt: ook een
makelaar en een automatenexploitant maken gebruik van de diensten.
Juist omdat zij volgens sommige ondernemers in staat zijn veel
sneller en vooral discreter op te treden bij calamiteiten dan de
politie, is er een groeiende vraag naar het produkt dat de
desbetreffende organisaties leveren. De gemeentelijke dienst die de
vergunningen verstrekt, gedoogt de inzet van deze particuliere
leveranciers van bescherming, zo blijkt verder uit het onderzoek.
Handhaving van de orde staat hierbij voorop. De onderzoekers
spreken bovendien over pure onmacht van politiekant. Nader
onderzoek door de regionale recherche heeft de gegevens van
Bovenkerk en Derksen bevestigd. Uit de politiedossiers die in het
kader van dit onderzoek centraal zijn bijeengebracht komen nog
andere afpersingsgevallen voor. In het midden van het land is een
geweldsorganisatie werkzaam die wordt geleid door een caf-baas die
zich met georganiseerde drugshandel bezighoudt. Ongeveer twintig
werknemers van deze groep zijn op afroep beschikbaar en treden
zowel in de horeca als in de transportbranche op wanneer iemand
moet worden gewaarschuwd of aan zijn betalingsverplichtingen moet
worden herinnerd. Zij passen geweld, dreiging en afpersing toe en
gebruiken grove middelen zoals ontvoering en mishandeling. In hun
werkgebied zaaien ze onrust in horecagelegenheden om deze
uiteindelijk voor een zacht prijsje te kunnen overnemen; dit is in
een aantal gevallen ook werkelijk gebeurd. In andere caf’s halen ze
protectiegeld op, na eerst te hebben aangetoond waarom bescherming
nodig is: ze slaan de boel kort en klein en spuiten met traangas.
Enkele caf-ondernemers zijn erin geslaagd om protectie of overname
af te houden; in n geval heeft de cafbaas zich – succesvol –
gewapend verzet. Een andere ondernemer wordt nog steeds bedreigd
omdat hij weigert een portier van de organisatie in dienst te
nemen. Op andere plaatsen in het land doen zich eveneens dergelijke
dingen voor. Zo is er onlangs in het zuiden van het land brand
gesticht in een horecagelegenheid, als gevolg van afpersing.
Protectie en alles wat hier aan crimineels mee samenhangt doet zich
echter niet alleen voor in het horecawezen voorzover dat in handen
is van autochtone eigenaren. Juist ook horecagelegenheden die in
het bezit zijn van allochtone Nederlanders hebben met deze
problemen te kampen. Eind 1994 rolde de Amsterdamse politie een
Koerdische bende (gelieerd aan Dev Sol) op die zich op grote schaal
bezig hield met het afpersen van Turkse koffiehuizen. Daarnaast
handelde deze groep in drugs. In datzelfde jaar werd bekend gemaakt
dat Chinese bendes heel actief zijn in de afpersing van Chinese
restaurants. Uit een vertrouwelijke enqute onder vijfhonderd
houders van Chinese en Chinees/Indische restaurants (Mertens, 1994)
bleek dat n op de drie ondernemers ooit te maken had met overvallen
en afpersingen, vaak in combinatie met elkaar. Vooral in het geval
van afpersing wordt eenzelfde restaurant meermalen lastig gevallen.
De overvallers en afpersers zijn bijna altijd Chinezen, meestal uit
hetzelfde taalgebied als de restauranthouder. Bij eenderde van de
overvallen en afpersingen worden bedragen van boven de 10.000
gulden buit gemaakt. De misdaden vinden volgens de enqute in de
helft van de gevallen plaats in de zaak zelf en in dertig procent
van de gevallen bij de restauranteigenaar thuis. In veel gevallen
worden zware geweldsmiddelen gebruikt; de horeca-eigenaar of diens
familieleden worden vastgebonden, geslagen en geschopt en soms
ontvoerd. De afpersingen en berovingen worden dikwijls niet bij de
politie gemeld, omdat de slachtoffers bang zijn voor repressailles.
Uit ander onderzoek blijkt dat veel Chinese restauranthouders van
mening zijn dat de afpersers en overvallers veel te licht worden
gestraft. Slachtoffers van misdrijven doen daarom vaak geen
aangifte. De boosdoeners staan immers snel weer op straat. Een
tweede bezoek valt dan te voorzien. Onder verwijzing naar het
onderscheid dat in de inleiding van dit hoofdstuk is gemaakt tussen
parasitaire en symbiotische relaties tussen georganiseerde
criminaliteit en bedrijfsleven, kan tot slot van deze paragraaf
worden gezegd dat zich in de sfeer van de protectie beide types
relatie op enige schaal voordoen.
V.2.2. Controle over de speelautomatenbranche
Niet in het laatst door allerhande persberichten is de
speelautomatenbranche in een kwade reuk komen te staan. De gedachte
dat zij zeker in de grote steden geheel of gedeeltelijk wordt
gecontroleerd door criminele groepen is in discussies over de aard
van de georganiseerde criminaliteit in Nederland nooit ver weg.
Zoals reeds sedert jaar en dag in Amerika bekend is, is de
speelautomatenbranche om tal van redenen niet alleen erg kwetsbaar
voor infiltratie door criminele groepen, maar is zij er ook erg
aantrekkelijk voor. Met speelautomaten valt nu eenmaal veel geld te
verdienen, direct maar ook indirect – door ze te gebruiken voor het
witten of voor het zwarten van geld. En de mogelijkheden om zulke
automaten in illegale speelgelegenheden te plaatsen of om illegale
automaten op legale lokaties neer te zetten, waren in elk geval tot
voor kort betrekkelijk groot.
Maar met de mogelijkheid van georganiseerde criminaliteit is nog
niet de realiteit van haar penetratie gegeven. Landelijk gezien
zijn van diverse kanten (politie, belastingdienst) wel signalen
afgegeven dat het in de speelautomatenbranche niet pluis is, maar
bewijzen hiervan zijn tot nu toe niet echt geleverd. In april 1993
liet het Bedrijfschap Horeca niettemin weten dat een vertrouwelijk
onderzoek had aangetoond dat criminele groepen overal in het land
bezig waren om in hoog tempo horecagelegenheden op te kopen, en dit
vaak tegen exorbitant hoge prijzen, zodat bonafide ondernemers die
ze zouden willen kopen, volstrekt kansloos waren. Het doel van de
betrokken groepen zou zijn om in deze gelegenheden, gerund door
stromannen, gokautomaten neer te zetten en er voorts allerlei
(andere) illegale activiteiten te ontplooien. De preciese schaal
waarop deze ontwikkeling zich zou voordoen, werd in het midden
gelaten. Horeca Nederland schatte evenwel in september 1993 dat
alleen al in Rotterdam driehonderd zaken in handen van de
onderwereld zouden zijn. En dit cijfer kwam, in wat andere
bewoordingen, overeen met de schattingen die de Rotterdamse politie
al in maart 1992 publiek had gemaakt: een vijfde van de
exploitanten van gokautomaten in de stad is gelieerd aan
organisaties die zich bezighouden met de handel in verboden drugs
en andere vormen van zware criminaliteit (Van ‘t Veer et
al., 1993)
V.2.3. De situatie in Amsterdam en de oostnederlandse
steden
In hoofdstuk IV werd de situatie in Amsterdam en in Arnhem,
Nijmegen en Enschede reeds even aangestipt. Dit is echter de
aangewezen plaats om de situatie wat uit te diepen.
Wat Amsterdam betreft heeft politieel onderzoek aangetoond dat er
grote problemen zijn. Een speciaal onderzoeksteam van de politie
heeft immers niet alleen vastgesteld dat heel wat eigenaren van
caf’s en coffeeshops (een derde van een willekeurige groep van 337
respectievelijk 65 inrichtingen) ernstige criminele antecedenten
hebben, maar is ook tot de slotsom gekomen dat tenminste een vijfde
van alle horeca-ondernemingen in Amsterdam (zo’n 4.000) direct of
indirect wordt gecontroleerd door 5 grote criminele groepen.
Daarenboven heeft tenminste n van deze groepen aanmerkelijke
belangen in de hoofdstedelijke
speelautomatenbranche. In 1993 werd van de zijde van de Amsterdamse
politie zelfs gesteld dat criminele groepen de helft van de ruim
6.000 speelautomaten in de stad in handen hadden. Voorts zouden
deze groepen zijn betrokken in de drugshandel, de exploitatie van
prostitutie en de wapenhandel. Hun machtspositie in het gokwezen
zouden zij hebben opgebouwd via de koop en huur van panden waarin
snackbars, bordelen en peepshows zijn gevestigd.
Specifiek met betrekking tot het Wallen-gebied is door de
politie geconstateerd dat 16 ondernemers/ondernemingen, met
ernstige criminele antecedenten en/of duidelijk criminele
connecties, aanmerkelijke belangen hebben verworven in de horeca en
het gokwezen in dit gebied. Zeven van deze personen/groepen zijn
van buitenlandse herkomst, negen zijn dus van binnenlandse origine.
Hierbij gaat het onder andere om notoire drugshandelaren, een
speelautomatenfirma, het bedrijf van de Heineken-ontvoerders en
enkele Egyptenaren die op het oog slechts een horecagelegenheid
runnen. De situatie in de drie oostnederlandse steden verschilt
naar verhouding in het algemeen van die in Amsterdam. De horeca in
Enschede is klein en overzichtelijk gesitueerd rond de markt in het
centrum. Banden met de georganiseerde criminaliteit zijn niet
aanwijsbaar aanwezig en protectie komt niet voor. In 1990 is er wel
een poging ondernomen portiers op te dringen aan de kroegen, maar
in nauwe samenwerking met de politie is deze poging verijdeld. In
Nijmegen is zo’n poging ook mislukt. Wel zijn daar pizzeria’s en
andere restaurants in handen van Turkse criminele groepen. En in de
omgeving van het casino proberen Chinese personen in groepsverband
leningen tegen woekerrentes aan armlastige goklustigen te slijten.
Alleen de situatie in Arnhem heeft tot op zekere hoogte veel gemeen
met die in Amsterdam. Hier hebben Koerdische heronehandelaren in de
wijk Spijkerkwartier onroerend goed opgekocht waaronder voor een
belangrijk deel horecagelegenheden als koffie- en theehuizen,
restaurants, (afhaal)pizzeria’s, (afhaal)shoarmazaakjes. In geen
van de laatste drie steden is overigens een relatie tussen de
exploitatie van speelautomaten en criminele groepen
vastgesteld.