• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VII – IV.6. Vormen van fraude

    IV.6. Vormen van fraude

    In de definitie van georganiseerde criminaliteit die in dit
    onderzoek wordt gehanteerd, is nadrukkelijk ruimte geschapen voor
    andere vormen van criminaliteit dan bijvoorbeeld drugshandel,
    wapenhandel en vrouwenhandel. Hiervoor werd nagegaan in hoeverre de
    diefstal van auto’s, en in het bijzonder de internationale handel
    in gestolen auto’s, kan worden gerekend tot de georganiseerde
    criminaliteit. Een andere vorm van criminaliteit die door ons onder
    bepaalde voorwaarden als een vorm van georganiseerde criminaliteit
    wordt beschouwd, is fraude, gaande van BTW-fraude tot oplichting
    van beleggers. Typerend voor deze fraude is dat door de fraudeur
    een valse schijn wordt gewekt, waarbij het vertrouwen van de ander
    wordt misbruikt en die ander in de waan wordt gebracht dat er
    adequaat wordt ingespeeld op zijn belangen of behoeften. De 18 door
    ons bestudeerde zaken spelen zich af in legale economische markten
    waarin wettige ondernemingen opereren en waarin overheden een
    regulerende rol spelen. De relaties van de fraudeur tot deze andere
    actoren in de markt kunnen ruwweg twee vormen aannemen: parasitair
    of symbiotisch. Bij parasitaire verhoudingen is sprake van een
    zero sum-situatie: de illegaal verkregen winst betekent
    verlies voor de wettige marktpartijen; de anderen zijn
    slachtoffers. Crediteuren worden bijvoorbeeld door een
    faillissementsfraude benadeeld; oplichting van (financile)
    instellingen brengt voor de laatsten meestal een aanzienlijke
    schadepost met zich mee. In het geval van symbiose zijn de relaties
    tussen het illegaal optreden van de criminele organisaties en de
    wettige marktpartijen minder eenduidig. De wettige marktpartijen
    zijn niet louter aan te merken als slachtoffers. Er is meer of
    minder sprake van een verwijtbare betrokkenheid van een deel van de
    wettige nijverheid bij de gepleegde misdaad. De betrokkenheid van
    de reguliere marktpartijen kan uiteenlopen van het deel uit maken
    van de fraudeconstructie, het afnemen van goederen tegen
    onwaarschijnlijk lage prijzen tot aan het op eigen initiatief
    bemachtigen van een zwart of grijs marktaandeel. Sommige
    marktpartijen hebben derhalve belang bij het ontstaan en
    voortbestaan van criminele groepen binnen hun branches. Dit heeft,
    zoals nog verduidelijkt zal worden, gevolgen voor de wijze waarop
    de fraudeurs zich tegenover de vijandige onderdelen van de
    buitenwereld afschermen.

    De genoemde tweedeling tussen parasitaire en symbiotische fraude
    zal hieronder worden aangehouden.

    IV.6.1. De illegale activiteiten

    Parasitaire fraudevormen

    In de parasitaire fraudevormen komen de drie eerder genoemde
    elementen (valse schijn, misbruik van vertrouwen, inspelen op een
    behoefte) het meest pregnant naar voren. Bedrijven of personen
    worden in de waan gebracht dat zij worden geholpen, maar in feite
    worden zij bedrogen en leeggeplunderd. Hulpbehoevende bedrijven of
    personen zijn extra gevoelig voor de diensten die zogenaamde crisis
    managers aanbieden. De fraudeurs onder hen spiegelen een
    succesvolle reddingsactie voor, maar versnellen feitelijk de
    ondergang van het bedrijf. In n van de gevallen die werden
    onderzocht, introduceerde een van de hoofdverdachten (verder
    aangeduid als A) zich als trouble shooter of crisismanager
    bij bedrijven die in moeilijkheden verkeerden. De activa werden
    tegen te lage prijzen verkocht aan nieuw opgerichte rechtspersonen,
    waarbinnen stromannen van A als directeur/aandeelhouder te boek
    stonden. Vervolgens liet A de echte onderneming failliet gaan, de
    belastingdienst, de bedrijfsverenigingen en pensioenfondsen met
    grote vorderingen achterlatend. Door middel van onder andere niet
    geregistreerde optiecontracten – A bedong daarin het recht tot
    terugkoop van de aandelen tegen de nominale waarde – kon hij achter
    de schermen wel beleidsbepaler blijven in de BV’s van zijn
    stromannen.

    Degenen die in financile nood verkeren, zijn vermoedelijk wel de
    meest willige maar niet de aantrekkelijkste doelwitten van
    fraudeurs. Interessanter zijn uiteraard vermogende instellingen of
    personen. Ook zij hebben een probleem: hoe laat ik mijn geld
    optimaal renderen? In sommige gevallen is effectieve afscherming
    van de fiscus een belangrijke factor in de bepaling van het
    rendement. In het volgende voorbeeld werden individuele beleggers
    in de waan gebracht dat hun geld met kans op hoog rendement
    weliswaar riskant (via de termijnhandel) maar veilig (via
    Zwitserland) werd belegd. In totaal werden zo’n 400 kleine
    beleggers de termijnhandel ingepraat. Door de criminele groepering
    werd de schijn gewekt dat gehandeld werd volgens het principe van
    verzekerd beleggen: bij winststijging kon onbeperkt worden
    verdiend, bij winstdaling zou de optie tijdelijk worden bevroren,
    zodat het verlies binnen de perken zou blijven. De meeste beleggers
    maakten op papier aanvankelijk een beetje winst en werden
    vervolgens overgehaald de inleg te verhogen. Met behulp van fraaie
    brochures, overtuigende verkooppraatjes en vertrouwenwekkende
    periodieke beleggingsoverzichten werd
    de beleggers zand in de ogen gestrooid. De essentie van de fraude
    was namelijk dat er in het geheel niets werd belegd. De schijn werd
    gewekt dat de orders via een Duits bemiddelingskantoor doorgesluisd
    werden naar een in Zwitserland gevestigde beursmakelaar. De laatste
    bleek echter niet in Zwitserland werkzaam te zijn: via een
    automatische telefonische doorschakeling werden de orders
    doorgeleid naar een back office in Nederland. Slechts een
    harde kern binnen de Nederlandse verkooporganisatie en het Duitse
    bemiddelingskantoor was van de fraude op de hoogte. Niet alleen de
    beleggers, ook het overgrote deel van het personeel werd in de waan
    gelaten dat de orders die naar Zwitserland werden doorgebeld,
    aldaar ook daadwerkelijk werden uitgevoerd. Ook bancaire
    instellingen kunnen enorme financile schade oplopen als gevolg van
    fraude. Het reguliere handelsverkeer vraagt om een zo snel en
    efficint mogelijke afhandeling van transacties. Financile
    instellingen hebben hierop ingespeeld en bieden hun klanten een
    verscheidenheid aan faciliteiten teneinde zo min mogelijk tijd, en
    daarmee geld, te verspillen. Zo is het in het chequeverkeer niet
    ongebruikelijk om een rekening voor te boeken. Dit voorcrediteren
    vindt plaats wanneer voldoende vertrouwen bestaat in zowel de
    verzender als de begunstigde. In een concreet geval werd een hoge
    functionaris van een bankinstelling door een buitenlandse criminele
    groepering bewerkt teneinde de aan deze groep gelieerde
    ondernemingen de zogenaamde 1A-status te verlenen. Dit houdt in dat
    de bank op basis van een cheque onmiddellijk tot betaling aan de
    begunstigde overgaat, dus zonder de incasso van de cheque bij de
    bank van de verzender af te wachten. Het vertrouwen van de
    betreffende functionaris werd gewekt door een cheque-carrousel: de
    rechtspersonen van de criminele groep deden het voorkomen dat zij
    zaken met elkaar deden door wederzijds betalingen te verrichten.
    Deze voorbereidingshandelingen namen zo’n anderhalf jaar in beslag.
    Vervolgens werd op basis van ongedekte cheques de bank bewogen tot
    uitbetaling van 80 miljoen gulden aan een aantal bedrijven. De
    criminele groep die zich achter deze ondernemingen verschool,
    maakte zich na deze geslaagde transactie spoorslags uit de voeten.
    De positie van de betreffende bankfunctionaris is niet geheel
    duidelijk. Aangezien de hoofddirectie van de bank hem reeds na een
    paar maanden had verboden de handelsrelatie met de buitenlandse
    groepering te continueren en hij niet alleen deze aanmaning, maar
    ook waarschuwingen van verschillende van zijn ondergeschikten in de
    wind sloeg, moet de mogelijkheid van corruptie niet worden
    uitgesloten.

    Symbiotische fraudevormen

    Zoals hierboven opgemerkt, zijn de actoren op de wettige markt
    in geval van een symbiotische relatie niet alleen als slachtoffers
    aan te merken, maar is in meer of mindere mate sprake van een
    verwijtbare betrokkenheid van (een deel van) de wettige nijverheid
    bij de gepleegde misdaad. De positie van marktpartijen ten opzichte
    van hun concurrenten wordt door tal van factoren bepaald. Vooral de
    prijs en de kwaliteit van een produkt/dienst zijn in dit verband
    onderscheidende elementen. Fraude met de kwaliteit van een
    produkt/dienst kan verschillende gedaanten aannemen: denkbaar is
    dat de kwaliteit van een produkt op papier wordt op- of
    afgewaardeerd (bijvoorbeeld de verkoop van slachtvlees als
    hoogwaardig vlees of andersom); ook mogelijk is dat met de
    kwaliteit van een produkt door middel van het toedienen van
    wettelijk verboden middelen wordt gemanipuleerd. Tenslotte kan de
    aard van een verrichte dienst anders worden voorgesteld dan de in
    werkelijkheid geleverde dienstverlening (bijvoorbeeld de koppelbaas
    die zich voordoet als arbeidsbemiddelaar).

    Ten aanzien van de prijs kan worden gesteld dat door toedoen van
    fraudeurs de wig tussen kost- en marktprijs zodanig wordt benvloed,
    dat ook voor de reguliere handel aanzienlijk marktvoordeel kan
    ontstaan. Het frauduleus handelen leidt natuurlijk tegelijkertijd
    voor het deel van de handel dat zich hiervoor niet ontvankelijk
    opstelt tot oneerlijke concurrentie en ontwrichting van de markt.
    Aangezien in het economische verkeer de overheid marktordenend
    optreedt – mede met het oog op de prijs, de kwaliteit en de
    bewaking van eerlijke concurrentieverhoudingen wordt de overheid
    door symbiotische vormen van fraude ook vrijwel altijd getroffen.
    Het meest pregnant komt dit tot uitdrukking in de gevallen die zijn
    te categoriseren als BTW- en EU-fraude.

    Het basisprincipe van de BTW-heffing binnen de grenzen van de
    Europese Unie is dat alle schakels in een handelsketen bij verkoop
    van een produkt of levering van een dienst omzetbelasting, ofwel
    BTW, aan de volgende schakel in rekening brengen. Zij dienen het
    van de koper ontvangen bedrag aan belastinggeld af te dragen aan de
    belastingdienst. Tegelijkertijd kunnen zij bij de belastingdienst
    het bedrag aan BTW terugvragen dat zij aan de voorafgaande schakel
    in de keten hebben betaald. De facto draait de laatste schakel,
    veelal de consument, op voor de betaling van de omzetbelasting.

    Een uiterst fraudegevoelig onderdeel van de huidige regelgeving
    vormt het beginsel dat over de uitvoer van goederen geen
    omzetbelasting betaald hoeft te worden (het zogenaamde 0%-tarief).
    Dit gegeven maakt het fingeren van een levering aan het buitenland
    tot een attractieve en lucratieve optie: immers, de leverancier
    hoeft vanwege het 0%-tarief geen belasting af te dragen, maar kan
    wel een bedrag aan voorbelasting terugvragen.
    Een andere vorm van fraude met de BTW-regelgeving bestaat uit het
    niet vermelden van verwervingen uit het buitenland. Gezien het feit
    dat over de invoer van goederen wel BTW moet worden betaald, is
    fraudeurs er veel aan gelegen de belastingdienst informatie over
    buitenlandse aankopen te onthouden. In een zogenaamde
    BTW-carrousel, waarin goederen op papier langs een reeks van
    binnenlandse en buitenlandse ondernemingen worden geleid, komen
    vaak beide elementen voor. De carrousel die in het kader van dit
    onderzoek werd bestudeerd, draaide om een grensoverschrijdende
    BTW-carrousel tussen Nederland en Belgi. Achtereenvolgens werd
    gefraudeerd met textiel, partijgoederen en audio/video-apparatuur.
    De primaire activiteiten van de organisatie bestonden uit het
    fingeren van intracommunautaire leveringen (ICL’s) en het
    niet-aangeven van intracommunautaire verwervingen (ICV’s). De
    bestuurders van de bedrijven in de fraudecarrousel die hun ICV niet
    opgaven, waren stromannen, die veelal in horecagelegenheden waren
    benaderd. De desbetreffende bedrijven beschikten niet over activa,
    zodat de fiscus in geval van ontmanteling niet over
    invorderingsmogelijkheden beschikte. Bovendien werden
    niet-indieners op gezette tijden uit de carrousel gehaald en
    vervangen door andere plof-BV’s.

    De symbiotische relatie met de reguliere marktomgeving is in
    voorgaand voorbeeld tweerlei van aard. Allereerst trad een aantal
    legitieme bedrijven op de voorgrond, die zich in de
    fraudeconstructie als tussenschakel hadden laten gebruiken. Zij
    deden het met behulp van vervalste facturen voorkomen dat zij
    goederen hadden gekocht van en later weer verkocht hadden aan
    rechtspersonen behorende tot de criminele groepering. De
    aanwezigheid van wettige, bij de belastingdienst reeds jarenlang
    als bonafide te boek staande, bedrijven in de fraudeketen moest
    zand in de machinerie van de controle- en opsporingsinstanties
    strooien. Het tweede symbiotische element is te vinden aan de zijde
    van de afnemers. De goederen, die de loods waarin ze waren
    opgeslagen nimmer hadden verlaten maar waarop als gevolg van de
    papieren route die ze binnen de Europese Unie hadden afgelegd
    inmiddels veel geld was verdiend, werden tegen afbraakprijzen op de
    reguliere markt gebracht. Tot de afnemers van de produkten
    behoorden ondernemingen van naam en faam. Het bovenstaande
    voorbeeld gaat nog uit van de aanwezigheid van bestaande goederen.
    In het onderzoek zijn echter ook gevallen aangetroffen waarin
    fictief gehandeld werd in fictieve goederen. Deze voorbeelden tonen
    aan dat de (supra)nationale controle op dit terrein nog
    allesbehalve waterdicht is. Het wegvallen van de controle aan de
    binnengrenzen van de EU heeft een aantal barrires voor het plegen
    van deze fraudevorm zelfs geslecht.

    Behalve fraude met BTW hebben zich in de categorie symbiotische
    fraudevormen vooral gevallen van EU-fraude aangediend. De casustiek
    laat zien dat met het ontduiken van invoerheffingen, het omzeilen
    van quotaregelingen en het ten onrechte opstrijken van subsidies
    aanzienlijke bedragen aan de Europese schatkist worden onttrokken.
    Ook bij deze fraudetypen blijken wettige marktdeelnemers er geen
    been in te zien om besmette produkten af te nemen. Daarbij mag
    overigens niet uit het oog verloren worden dat een aantal
    marktdeelnemers economisch gezien bijna gedwongen wordt om te
    participeren. Door de aangetaste concurrentieverhoudingen dreigt
    voor deze bedrijven het doek te vallen, waardoor de verleiding om
    mee te profiteren van de fraudeconstructie erg groot wordt. Uit de
    casustiek valt echter ook af te leiden dat financile nood of
    aangetaste concurrentieverhoudingen zeker niet in alle gevallen de
    belangrijkste drijfveren tot participatie van legale
    marktdeelnemers zijn; soms gaat het gewoonweg om het vergroten van
    de eigen omzet tegen zo gering mogelijke kosten en mogen fraudeurs
    als het ware de kastanjes uit het vuur halen. Het voorgaande maakt
    eens te meer duidelijk dat fraudeurs inspelen op een marktvraag.
    Dit gegeven zien we in extenso terug in het geval van de handel in
    groeibevorderaars in de vleesindustrie. Een aantal participanten in
    deze bedrijfstak staat niet afwijzend tegenover de optie om met
    behulp van groeibevorderaars een ogenschijnlijk beter produkt te
    leveren. Het gebruik van groeibevorderaars heeft twee voordelen: de
    kalveren zijn sneller rijp voor de slacht en de consument kan
    rekenen op een stuk vlees met beduidend minder vet. De produktie
    van de illegale middelen vond in het onderhavige geval plaats in
    een laboratorium van een in beginsel wettige onderneming.
    Hierbinnen had een harde kern van daders een illegale, lucratieve
    bedrijfspoot opgebouwd. De afzet van het middel aan de veehouders
    geschiedde door tussenkomst van dierenartsen, die daarvoor een
    provisie ontvingen. Bij het onderhavige fraudegeval waren
    verschillende wettige marktpartijen verwijtbaar betrokken. Om te
    beginnen de dierenartsen die bereid waren als tussenhandelaar te
    fungeren en in de tweede plaats de houders van mestkalveren die de
    groeibevorderaars afnamen. Voor de laatsten vormde het gebruik van
    deze middelen vaak de laatste strohalm om economisch te overleven.
    Dat fraudeurs in een dergelijke nijpende marktsituatie legio
    afzetmogelijkheden voor hun illegale produkten kunnen vinden, laat
    zich raden.

    Recapitulerend, ook bij symbiotische fraudevormen wordt misbruik
    gemaakt van vertrouwen en ingespeeld op behoeften van de markt. Het
    wezenlijke verschil met parasitaire fraudes is echter dat sommige
    legale marktpartijen deel uit maken van de fraudeconstructie of
    ervan meeprofiteren. Deze fraudes veroorzaken niet alleen enorme
    directe materile schade, maar ook indirecte schade in de vorm van
    aantasting van de concurrentieverhoudingen. Het grootste gevaar dat
    van de symbiotische fraudevormen uitgaat is dan ook dat de
    markt verder vertroebelt en dat legale marktpartijen als reactie op
    de oneerlijke concurrentie zich tot deelname aan de
    fraudeconstructie laten verleiden.

    IV.6.2. De samenstelling van de betrokken groepen

    Evenmin als dit ten aanzien van de drugshandel mogelijk is,
    kunnen de groepen die zich met fraude bezighouden over n kam worden
    geschoren. Sommige fraudeurs kunnen worden getypeerd als van
    oorsprong bonafide zakenlieden die door omstandigheden de weg zijn
    kwijt geraakt en zijn afgegleden naar een criminele loopbaan. De
    meeste hoofdpersonen uit onze zaken zijn evenwel blue collar
    criminals. De groep fraudeurs bestaat voor het merendeel uit
    autochtone Nederlandse mannen die gerekend kunnen worden tot de
    naoorlogse generatie: de gemiddelde leeftijd van de 58 hoofddaders
    is 44 jaar. Meer dan driekwart van de hoofdverdachten blijkt al
    eerder met justitie in aanraking te zijn geweest; ruim een derde
    deel van deze groep beschikt over 5 of meer justitile antecedenten.
    Deze notoire recidivisten hebben zich vooral toegelegd op
    vermogens- en fraudedelicten. Er is met andere woorden sprake van
    een niet gering aantal gewoontefraudeurs. Een belangrijke conclusie
    is dat mengvormen tussen drugshandel en georganiseerde fraude
    nauwelijks zijn aangetroffen.

    De aard van de samenwerking tussen personen en groepen laat zich
    het beste omschrijven als netwerkvorming. Er is slechts een gering
    aantal gevallen geconstateerd van groepen die geheel zelfstandig
    opereren. In het merendeel van de gevallen worden op ad hoc basis
    combines gevormd. Veel van deze samenwerkingsverbanden zijn slechts
    een kort leven beschoren.

    Het gebruik van geweld als machtsmiddel om de naleving van
    regels af te dwingen of een voorbeeld te stellen is in de
    fraudewereld tamelijk ongewoon. Geweldsuitingen trekken niet alleen
    onnodig veel aandacht van de opsporingsinstanties, maar evenzeer
    van de wettige omgeving. Wel laat de casustiek betrekkelijk veel
    gevallen van intimidatie van medewerkers en bedreiging van getuigen
    zien. Uit het gegeven dat bijna een kwart van de hoofdverdachten
    over justitile antecedenten beschikt inzake geweldpleging en/of
    verboden wapenbezit kan worden afgeleid dat de bereidheid tot het
    gebruik van geweld bij menigeen aanwezig is. Overigens gaat er ook
    van de houding en het gedrag van de leidinggevenden vaak al enige
    dreiging uit. Veel fraudeurs weten zelfverzekerdheid en brutaliteit
    te paren aan een snelle, overtuigende babbel. Met die kwaliteiten
    pakken zij niet alleen hun slachtoffers, maar vaak ook hun eigen
    medewerkers in. Belangrijke bindingsmiddelen binnen de groep vormen
    daarnaast de positieve sancties, in het bijzonder beloningen van
    materile aard.

    Als gevolg van de netwerkvorming hebben de hoofdverdachten van
    de verschillende dadergroepen uiteraard veel contacten met andere
    dadergroepen. Deze conclusie heeft niet alleen betrekking op
    Nederland, maar ook op de ons omringende landen. Ten aanzien van
    verschillende fraudevormen, zoals BTW-, EU-fraude en de
    koppelbazerij, is er zonder meer sprake van grensoverschrijdende
    netwerken. Er zijn signalen dat criminele groepen uit het
    voormalige Oostblok een dominante positie in de Europese Unie
    trachten in te nemen ten aanzien van de illegale handel in vlees-,
    zuivel- en landbouwprodukten. Vanuit Zuidoost-Azi zouden onder meer
    grootschalige textielfraudes en merkvervalsingen worden
    aangestuurd. Bij gebrek aan empirische gegevens is onduidelijk
    gebleven hoe dergelijke internationale syndicaten er uit zien en
    opereren. Van de betrokkenheid van vertegenwoordigers van de
    Italiaanse mafia is in de bestudeerde fraudezaken niets
    gebleken.

    IV.6.3. Werkwijze en afscherming

    De wijze waarop een fraudeconstructie wordt ingericht en de
    afschermingsmethoden die jegens gedupeerden en opsporingsinstanties
    worden gebruikt, zijn vaak onderling verweven. Zo is voor het
    plegen van de meeste vormen van fraude de beschikbaarheid over
    rechtspersonen een conditio sine qua non. Tegelijkertijd blijken
    deze rechtspersonen ideale schuilplaatsen te vormen: door
    stromannen als aandeelhouder/directeur te benoemen, kunnen de
    hoofdverdachten zelf buiten beeld blijven. In een tweetal zaken
    bleken de hoofdverdachten hun activiteiten vorm te geven en af te
    dekken met respectievelijk 60 en 100 rechtspersonen. Behalve van
    rechtspersonen wordt in vrijwel alle fraudegevallen gebruik gemaakt
    van valse/vervalste stukken. Enerzijds dienen die ertoe het
    vertrouwen van de reguliere marktdeelnemers te winnen en de schijn
    van echtheid van een transactie te wekken, anderzijds om ontdekking
    van de fraudeconstructie door controle- en opsporingsinstanties te
    voorkomen. Leidinggevenden moeten zich niet alleen bekommeren om de
    betrouwbaarheid en zwijgzaamheid van de eigen medewerkers, maar
    dienen ook rekening te houden met kwetsbare plekken in de
    zogenaamde buitencirkel van de organisatie. Met name in
    wijdvertakte fraudezaken waarin sprake is van een symbiose met de
    wettige marktomgeving kunnen zich in dit opzicht beheersproblemen
    voordoen. In dit type zaken is het van belang om over
    tussenpersonen te beschikken die in het desbetreffende
    marktsegment voldoende thuis zijn en het vertrouwen genieten van de
    reguliere handelspartners. Deze intermediairs, die als het ware een
    bruggehoofd vormen tussen de frauderende organisatie en de
    reguliere marktpartijen, zijn binnen het eigen netwerk niet altijd
    voorhanden. Men moet in dat geval een beroep doen op externe
    medewerkers, met alle risico’s van het weglekken van gevoelige
    informatie vandien. Een geval, waarin dit alles speelde, betreft
    het ontduiken van heffingen bij de invoer van melkpoeder uit
    Oost-Europa. De melkpoeder werd door een Oosteuropese commissionair
    geleverd. De betrokkenen binnen dit bedrijf waren van de fraude op
    de hoogte. De oosteuropeanen transporteerden tot in Nederland. Op
    parkeerplaatsen in het oosten van het land werden de trucks
    losgekoppeld en namen de Nederlandse verdachten de regie over. Bij
    de invoer van de melkpoeder dienden de fraudeurs de formaliteiten
    rondom het zogenaamde T1-document te omzeilen. Zij deden dit door
    enerzijds op de T1-documenten valse firmanamen te vermelden,
    anderzijds door de schijn te wekken alsof aanzuivering van de
    documenten reeds had plaatsgevonden: het zogenaamde groene strookje
    werd daartoe van een (vals) stempel voorzien en weer teruggestuurd
    naar de douane-expediteur. Bij de contacten die werden onderhouden
    met de banken, transport- en zuivelbedrijven was naast enkele
    telefoonbeantwoorders een belangrijke rol weggelegd voor de
    zogenaamde nette gezichten van de organisatie. Dezen hadden tot
    taak het vertrouwen van de handelspartners te wekken en te
    koesteren. Uiteindelijk zijn de opsporingsinstanties via hen het
    nodige aan de weet gekomen over de fraudeconstructie. Een kwetsbaar
    punt vormde het feit dat de reguliere marktpartijen de aankoop van
    de melkpoeder via de bank in alle openheid met echte facturen
    wilden laten plaatsvinden. De telefoontap bleek hier uiterst
    effectief, omdat met deze firma’s uiteraard niet in codetaal kon
    worden gecommuniceerd.

    De werkwijzen en defensieve afschermingsmethoden van parasitaire
    fraudeurs blijken op een aantal punten af te wijken van het gedrag
    dat daders van symbiotische fraudevormen tentoonspreiden. Het
    handelen van de eerste groep wordt gekenmerkt door een grote mate
    van vluchtigheid en flexibiliteit. Hun wendbaarheid komt in het
    bijzonder tot uitdrukking in de beperkte duurzaamheid van de
    fraudeconstructies, de aangebrachte geografische scheiding tussen
    plaats van handeling en plaats van vestiging en het regelmatig
    opschonen van het ter beschikking staande rechtspersonen- en
    stroliedenbestand.

    Fraudeurs van het andere type consolideren hun marktpositie door
    de symbiose met de bovenwereld. Pas wanneer de marktpositie van n
    of meer wettige deelnemers als gevolg van de malafide praktijken
    ernstig in het geding komt of een structurele scheefgroei van de
    marktverhoudingen dreigt te ontstaan, zijn klachten vanuit de
    branche te verwachten.

    Het bovenstaande brengt met zich dat de vluchtigheid die
    frauduleuze praktijken van parasitaire aard kenmerkt bij fraudes
    met een symbiotisch element veelal ontbreekt. Criminele groepen
    hebben over het algemeen meer tijd om hun organisatie op
    respectievelijk uit te bouwen en zijn derhalve langer in een
    bepaald marktsegment actief. Op voorhand worden niet alleen de
    verschillende markten afgetast om een inschatting te kunnen maken
    van de te verwachten winstkansen, maar worden ook de mogelijkheden
    onderzocht die deze markten bieden om in geval van nood te kunnen
    schuilen.

    IV.6.4. Schade, opbrengsten en bestedingen

    Het bepalen van de omvang van de schade die individuele
    benadeelden, ondernemingen, bedrijfstakken of, op het hoogste
    niveau, nationale en supranationale overheden ondervinden van
    fraudezaken is om meerdere redenen een heikel karwei. Zo is in
    fraudezaken waarin een symbiose bestaat met de wettige
    marktomgeving vaak sprake van een driedeling: behalve
    meeprofiterende marktpartijen is er sprake van direct aanwijsbare
    gedupeerden en indirecte slachtoffers. De laatste groep bestaat uit
    wettige deelnemers wier marktpositie als gevolg van de fraude onder
    grote druk komt te staan. Een sprekend voorbeeld hiervan vormde het
    opkopen van eigen produkten door een multinational die als gevolg
    van een BTW-carrousel aanzienlijk in prijs waren gedaald. Deze
    produkten werden uiteindelijk met aanzienlijke korting via de eigen
    distributiekanalen op de markt gebracht. Het is een moeilijke, zo
    niet onmogelijke opgave om deze vorm van schade in geldbedragen uit
    te drukken.

    Een tweede probleem schuilt in het gegeven dat een groot aantal
    georganiseerde fraudes grensoverschrijdend van aard is. Dit brengt
    met zich dat de fraudes hun weerslag hebben op het economische
    verkeer in verschillende landen. Sommige in Nederland opgezette
    fraudezaken brengen zelfs in andere landen aanzienlijk meer schade
    teweeg dan in eigen land. De schade per land is in dit type zaken
    moeilijk te bepalen Gezien de talrijke tekortkomingen in het op
    fraudegebied aanwezige cijfermateriaal, beperken we ons tot het
    weergeven van de geschatte omvang van de direct aanwijsbare schade
    in de bestudeerde fraudezaken. In twaalf fraudezaken waren
    indicaties daaromtrent voorhanden. De totale schade in deze zaken
    bedroeg 330 miljoen gulden. In geen enkele zaak was het geschatte
    schadebedrag lager dan 1,5 miljoen gulden. In zes fraudegevallen
    liep het schadebedrag zelfs in de tientallen miljoenen guldens, met
    als uitschieter een BTW-fraude in de oliebranche die in totaal voor
    ruim 100 miljoen gulden aan schade berokkende.
    Het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachten kan
    vanzelfsprekend niet op n lijn worden gesteld met de toegebrachte
    economische schade. Afgezien van sommige vormen van parasitaire
    fraude – in het bijzonder die waarvoor een minimum aan logistieke
    handelingen nodig is – ontlopen het schade- en winstbedrag elkaar
    meestal aanzienlijk. De investeringen die moeten worden gedaan
    alvorens berhaupt tot het plegen van de strafbare feiten over te
    kunnen gaan, de personeelskosten, etcetera zijn van invloed op de
    uiteindelijk te behalen nettowinst. Die winst zal vervolgens ook
    moeten worden gedeeld met eventuele medeverdachten.

    Hoewel dit op basis van het empirische materiaal moeilijk in
    harde cijfers is uit te drukken, staat de lucrativiteit van
    frauduleuze praktijken buiten kijf. Verschillende hoofdverdachten
    in de bestudeerde fraudezaken zijn multimiljonair. In combinatie
    met de relatief geringe pakkans in dit type zaken – aan
    fraudebestrijding wordt (zeker door de politie) geen al te hoge
    prioriteit toegekend – mag worden verondersteld dat fraude
    onverminderd aantrekkingskracht op criminele groepen zal blijven
    uitoefenen. In beginsel kunnen fraudeurs gemakkelijker hun
    wederrechtelijk verkregen voordeel in de reguliere economie
    investeren dan drugshandelaren. De laatsten moeten immers uit de
    ondergrondeconomie naar boven klauteren, terwijl de eersten daar
    van origine al zitten. Deze bevinding is in het bijzonder van
    toepassing op criminele groepen die opereren in zowel een legale
    als een illegale bedrijfstak. In de drie fraudezaken waarin dit het
    geval was, werd duidelijk dat het vrij eenvoudig is het
    wederrechtelijk verkregen voordeel op te doen gaan in het
    rechtmatig behaalde bedrijfsresultaat. Daarvoor moet men overigens
    niet alleen beschikken over specifieke vaardigheden en contacten,
    maar moet de wijze van investeren ook passen in de eigen
    belevingswereld. White collar zakenlieden die zich hebben ingelaten
    met vormen van georganiseerde criminaliteit zullen zich in dit
    opzicht meer als een vis in het water voelen dan blue collar
    gewoontefraudeurs. De laatsten zijn minder vertrouwd met de cultuur
    van het bedrijfsleven en zoeken de investeringsmogelijkheden liever
    dichter bij huis, zoals in het financieren van een dure hobby, een
    extravagante levensstijl en de aanschaf van onroerend goed.
    Overigens is slechts in een beperkt aantal gevallen duidelijk
    geworden waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel is
    genvesteerd.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken