8 INLICHTINGENDIENSTEN
8.1 Inleiding
8.1.1 Wettelijk kader
De taak van de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) is geregeld
in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (verder af te
korten tot WIV). Artikel 8, tweede lid formuleert haar als volgt:
a het verzamelen van gegevens omtrent organisaties en personen
welke door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun
activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij
een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische
rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige
belangen van de Staat;
b het verrichten van veiligheidsonderzoeken ter zake van de
vervulling van vertrouwensfuncties, dan wel van functies in het
bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze ter zake
verantwoordelijke Ministers de mogelijkheid bieden de veiligheid of
andere gewichtige belangen van de Staat te schaden; c het
bevorderen van maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de
geheimhouding door het belang van de Staat wordt geboden en van die
onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven, welke
naar het oordeel van Onze terzake verantwoordelijke Ministers van
vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk
leven.
Artikel 18, eerste lid, WIV stelt dat de korpschef van een
politiekorps en de commandant van de Koninklijke marechaussee en
bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ambtenaren
Noot belast met de grensbewaking, werkzaamheden ten
behoeve van de Binnenlandse veiligheidsdienst verrichten. Ingevolge
het tweede lid van genoemde bepaling wijst de korpsbeheerder van
een regionaal politiekorps, in overeenstemming met de minister van
Binnenlandse Zaken, ondergeschikten aan tot de feitelijke
uitvoering van de werkzaamheden. Het gaat hier onder meer om de
inschakeling van een Regionale inlichtingendienst ( RID) ten
behoeve van BVD-taken.
Voor de informatie-verstrekking door het openbaar ministerie
(OM) en de politie aan de BVD biedt artikel 22 WIV een basis. Het
eerste lid stelt dat de leden van het OM, door tussenkomst van de
procureur-generaal, mededeling doen aan de BVD van de te hunner
kennis gekomen gegevens, die zij voor de BVD van belang achten. De
politieambtenaren kunnen de BVD informatie verschaffen door middel
van hun korpschef of de in artikel 18, eerste lid WIV bedoelde
ambtenaar (artikel 22 lid 2 WIV). Voorts verschaft het derde lid
een basis voor wederzijds overleg: Steeds wanneer de vervulling van
de taak van het openbaar ministerie en van de dienst daartoe
aanleiding geeft, plegen de betrokken procureur-generaal en het
hoofd van de betrokken dienst overleg. Met het oog op dit overleg
dient de landelijk terreurofficier van justitie onder meer de
communicatie tussen de BVD en het OM te bevorderen (zie 8.3.5). De
artikelen 11 en 12 WIV regelen de verstrekking van gegevens door de
BVD aan andere overheidsorganen.
De wet regelt ook de taken van de Militaire
inlichtingendienst (MID). De werkzaamheden van deze dienst raken in
enkele gevallen de bestrijding van georganiseerde criminaliteit,
zoals de inzet van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en
Aruba Noot bij de bestrijding van drugshandel. Het
beheer over de kustwacht wordt gevoerd door de minister van
Defensie van het Koninkrijk. De justitile sturing van de kustwacht
is de verantwoordelijkheid van de ministers van Justitie van
Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Voor hun beleid kunnen
voorstellen worden gedaan door het overleg van procureurs-generaal
van de Nederlandse Antillen en Aruba en de voorzitter van het
College van procureurs-generaal in Nederland. Daarover worden
inlichtingen verstrekt aan de commissie voor de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten. Noot
8.1.2 De inlichtingendiensten en georganiseerde
criminaliteit
In de pers wordt regelmatig gesuggereerd dat de BVD zich zou
inlaten met de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Die
suggestie laat zich wellicht verklaren uit bepaalde passages uit
het jaarverslag over 1994. Het standpunt van de BVD is thans dat de
zware, georganiseerde criminaliteit als zodanig geen
aandachtsgebied is
van de BVD. Noot
- De heer Rabbae:
- Wat verstaat u als BVD-man onder zwaar georganiseerde
criminaliteit? - De heer Van Helten:
- Ik kan het moeilijk uitleggen wat ik er precies onder
versta. Het is een verschijnsel waar iedereen over spreekt en
daarbij worden dat soort termen gebruikt. Voor ons werkt het begrip
georganiseerde criminaliteit niet als een onderscheidend criterium.
Daar kunnen we moeilijk wat mee doen. Maar de verschijnselen die zo
genoemd worden, overlappen wel degelijk ook het werk van de
BVD. Maar wij kijken niet naar verschijnselen omdat ze op
misdrijven uitkomen of omdat ze dat zijn, of dat de misdrijven in
georganiseerd verband plaatsvinden, wij kijken naar groeperingen of
personen die vanuit hun activiteiten of bedoelingen een ernstig
risico voor de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en
dergelijke betekenen. (…) - De heer De Graaf:
- Hoe komt het dat de Russische maffia met zoveel woorden en
met nadruk wordt genoemd in het openbare deel van uw
jaarverslag? - De heer Van Helten:
- Omdat wij daar een aantal verontrustende verschijnselen
zien. - De heer De Graaf:
- Terwijl de onderzoekers die daarnaar in opdracht van ons
hebben gekeken, zeggen dat zij die verschijnselen niet kunnen zien.
Is het geen overaccent van u geweest? - De heer Van Helten:
- Nee.
- De voorzitter:
- Kunt u verontrustende verschijnselen noemen?
- De heer Van Helten:
- Ook in de informatie die politie en justitie ons
verstrekken, zien wij dat er bewegingen vanuit Oost-Europa naar ons
toe plaatsvinden. Er worden veel mensen deze kant op gesmokkeld.
Het verschijnsel van deze mensensmokkel bekijken wij met enige
zorg. - De voorzitter:
- Vanwege criminele activiteiten die daaruit
voortvloeien? - De heer Van Helten:
- Nee, vanwege de mogelijkheid dat door mensensmokkel de
principes van onze rechtsstaat worden aangetast. Mensen kunnen hier
illegaal worden binnengesluisd en dan in een omstandigheid komen te
verkeren dat hun de facto een aantal grondrechten wordt
ontzegd. Noot
Het waarnemend hoofd van de BVD Kievits stelt in een gesprek met de
commissie dat de BVD geen studie doet naar en zich niet bemoeit met
de georganiseerde criminaliteit. Erkend wordt dat er aandrang is
geweest (onder andere uit de hoek van het OM) om de BVD een meer
nadrukkelijke taak op het terrein van de bestrijding van de
georganiseerde criminaliteit te geven.
Van samenwerking tussen politie en BVD is wel sprake. Of
bemoeienis van de BVD met georganiseerde criminaliteit wenselijk
is, wordt betwijfeld. De BVD zou volgens een enkeling belast kunnen
worden met de inwinning van criminele inlichtingen. De
georganiseerde criminaliteit zou tot de taakvelden van de BVD
kunnen worden gerekend, omdat door dergelijke criminaliteit de
veiligheid van de Staat in gevaar kan worden gebracht.
Noot Deze opvatting heeft weinig bijval gekregen.
8.1.3 Integriteit van de overheid
De minister van Binnenlandse Zaken stelt zich blijkens
uitlatingen tijdens het debat van 23 mei 1995 op het standpunt dat
georganiseerde misdaad en de integriteit van het openbaar bestuur
voor een deel hetzelfde onderwerp betreffen. Noot
Bemoeienis van de Binnenlandse veiligheidsdienst is naar zijn
oordeel gerechtvaardigd als belangen van de Staat dan wel van
vitale organen in de samenleving worden bedreigd. De taak van de
BVD op dit terrein is het verzamelen van algemene inlichtingen. Een
zekere overlap met de werkzaamheden van de rijksrecherche is
daarmee een gegeven.
Op verzoek van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken
verricht de BVD doorlichtingen van de beide ministeries. De BVD
heeft hierbij een signalerende functie. De inzichten en ervaringen
die dit onderzoek opleveren, zullen worden gebruikt voor de
samenstelling van een compendium. Met dit compendium wil de BVD
overheidsorganisaties de mogelijkheid bieden een zelfonderzoek in
te stellen naar kwetsbare factoren. Van een registratie per
ministerie van incidenten die de openbare sector betreffen zou geen
sprake zijn. Noot