7.2 De Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst
(FIOD)
7.2.1 De organisatie
De FIOD valt onder het Directoraat-generaal der belastingen van
het ministerie van Financin, en in het bijzonder onder de Directie
algemene fiscale zaken. Bij de FIOD zijn 750 personen werkzaam,
verdeeld over de Fiscale recherche met elf regionale teams en n
centraal team, de Douanerecherche met zes regionale teams en twee
centrale teams, de Inlichtingendienst, alsmede twee stafafdelingen.
In de nabije toekomst zal een reorganisatie plaatsvinden. Er komen
drie resultaatgebieden: documentatie, informatie en opsporing.
Binnen het resultaatgebied opsporing wordt geen onderscheid meer
gemaakt in aparte afdelingen douanerecherche en fiscale
recherche.
De FIOD voert een intern personeelsbeleid. De 344 rechercheurs
worden geselecteerd uit de eenheden/districten van de
belastingdienst en krijgen een rechercheopleiding van drie maanden.
De rechercheurs zijn opgeleid op HBO-niveau en krijgen betaald
volgens schaal 9-12. Het topechelon van de FIOD komt uit de eigen
gelederen. Er zijn geen ex-politiemensen bij de FIOD in dienst. De
Fiscale recherche is de opsporingsdienst voor de belastingdienst en
wordt ingeschakeld wanneer uit belastingcontroles ernstige
onregelmatigheden blijken.
Het ligt in de aard van het fiscale werk om opsporing te
verrichten aan de hand van documenten (aanslagen e.d.). Zo’n
aanslag heeft betrekking op feiten uit het verleden en eer de FIOD
is ingeschakeld ligt dat verleden al twee jaar (of langer)
terug.
De regiokantoren van de belastingdienst hebben gespecialiseerde
teams geformeerd, bijvoorbeeld het Horecateam en het Bouwteam.
Sommige belastingkantoren, onder andere in Amsterdam, hebben
fiscale fraudeteams geformeerd voor de moeilijke zaken zoals
criminele belastingplichtingen. Deze teams hebben ook rechtstreeks
contact met de politie, dus zonder tussenkomst van de FIOD. Deze
ontwikkeling is een proef. Het wordt als onwenselijk beschouwd als
deze teams zich als kleine FIOD-afdelingen gaan gedragen. De
Douanerecherche verzorgt de opsporing voor de douane.
De douane doet, anders dan de belastingdienst, onderzoek naar
actuele verschijnselen. Ook de douane gaat naar een nieuwe
controlestrategie, dit in het kader van de opengestelde grenzen:
een mix van fysieke en administratieve controles bij het bedrijf,
gebaseerd op een op de klant geconcentreerde risico-analyse. De
controles zullen al bij het inladen bij de fabriek moeten
plaatsvinden. In principe houdt de FIOD zich bezig met fiscale
fraude in de breedste zin des woords, zoals fraude met
omzetbelasting, vennootschapsbelasting en nationale en
internationale fraude op het gebied van douanewetgeving. Hiernaast
levert de FIOD een bijdrage aan de bestrijding van de
georganiseerde criminaliteit.
De Douanerecherche heeft frequenter van doen met de problematiek
van de georganiseerde misdaad dan de Fiscale recherche. Dit neemt
echter niet weg dat ook fiscaal rechercheurs worden gedetacheerd
bij kernteams, voornamelijk om hun financile expertise. De
opsporingsteams zullen samengaan tengevolge van de aankomende
reorganisatie.
Verder is per 1 november 1989 een Ondersteunend rechercheteam
opgericht dat technische ondersteuning biedt aan de Douanerecherche
en de Fiscale recherche zoals dactyloscopie en
observatie-werkzaamheden. Tevens beschikt deze dienst over een
tapkamer.
Naast de Douanerecherche en de Fiscale recherche heeft de FIOD
de beschikking over een Inlichtingendienst. Dit is een centrale
dienst die niet op de opsporing maar op de belastingdienst is
gericht. De Inlichtingendienst
zoekt informatie en informeert, onder meer via publikaties, de
belastingdienst. De werkzaamheden vertonen overeenkomst met het in
hoofdstuk 6 Overige informatie-inwinning van bijlage 5
Methoden beschreven fenomeenonderzoek. Belangrijk wordt het
opbouwen van informatieposities op het gebied van EU-fraude en
BTW-fraude geacht. In dit kader wordt veel tijd en mankracht
besteed aan targeteren, dat wil zeggen het profileren van signalen
die in een zo vroeg mogelijk stadium zicht geven op mogelijke
onjuistheden. Hiermee kan tijdwinst worden geboekt in de
opsporingsfase.
In de afdeling persoonsgebonden informatie wordt zogenaamde
contra-informatie verzameld ter renseignering van aangiften van
belastingplichtingen. De afdeling groepsgebonden informatie maakt
doelgroepbeschrijvingen van de 150 grootste branches: bijvoorbeeld
cafs, bars, nachtclubs, de bouw, advocatenkantoren, prostitutie. De
doelgroepbeschrijvingen zijn niet zozeer richtlijnen, als wel
adviezen hoe belastingtechnisch moet worden omgegaan met deze
doelgroepen. Voorts is de Inlichtingendienst belast met de
wederzijdse bijstand aan het buitenland, behalve voor zover het de
douane betreft – dat doet het Douane Informatie Centrum.
De Inlichtingendienst zal tengevolge van de reorganisatie opgaan
in het Bureau documentatie en het Bureau informatie. Dit laatste
komt dan dichter op de opsporing te zitten en zal zich ook
specifiek gaan richten op georganiseerde criminaliteit. Ook hier
dringt de vergelijking met het fenomeenonderzoek zich op. De FIOD
hanteert een soort checklist van punten die zicht geeft op het feit
of er sprake is van georganiseerde criminaliteit. De lijst is
gebaseerd op een analyse van de jurisprudentie over artikel 140 Sr.
Vanaf 1990 is de FIOD zich eigenlijk pas gaan bezighouden met de
bestrijding van de georganiseerde misdaad, in verband met
verdovende middelen en het financieel rechercheren naar deze
groeperingen. Voor die tijd werd ook aandacht besteed aan
georganiseerde belastingfraude, zoals bijvoorbeeld de onderzoeken
naar koppelbazen. Het Douane informatie centrum (DIC) vervult een
vergelijkbare taak voor de douane en de douanerecherche als de
Inlichtingendienst voor de belastingdienst. Het DIC is evenwel niet
opgehangen aan de FIOD en strikt genomen mag de Inlichtingendienst
zich derhalve ook bezig houden met materie die de douane betreft –
dat gebeurt echter nauwelijks. Het DIC is opgericht ten bate van
meer gerichte douanecontroles. Het analyseert daartoe wetgeving op
fraudegevoeligheid en analyseert branches en goederenstromen op
afwijkende patronen. Noot Op dit moment beperkt de
analyse zich nog tot ladingsbescheiden in de maritieme sector,
waarbij met name gedacht moet worden aan de Rotterdamse haven. De
analyse richt zich op afwijkende patronen:
- De heer Huisman :
- Ik wil dat graag doen. Het Douane-informatiecentrum is een
eenheid die in 1992 als een project is begonnen en in 1993
officieel is genstalleerd binnen de Nederlandse douane. Het is een
ondersteunende eenheid. Ons werk ligt voornamelijk op het vlak van
het analyseren van gegevens aan de hand waarvan de douane veel
gerichter kan controleren. Immers, de douane is een controledienst.
Maar met deze gegevens is het dus in een aantal gevallen goed
mogelijk dat onze eigen opsporingsdienst, de FIOD, wat gerichter
kan opsporen. Als ik praat over het analyseren, dan kunt u daar een
aantal dingen in onderscheiden. Het eerste, en dat is ook datgene
waar wij ooit mee begonnen zijn, is het analyseren van
ladingbescheiden. Daarbij proberen wij – ik geef het maar wat
eenvoudig weer – om zendingen te traceren die afwijken van het
normale patroon. (…) - De heer Huisman:
- Dan zijn er weer twee mogelijkheden. Het kan zijn dat wij
zeggen: de zending wijkt wat af van het normale patroon, maar
verder kunnen wij daar toch niet al te veel informatie omheen
verzamelen. Dan wordt zo’n zending uitgezet ter controle bij de
douane. Het kan ook zijn, en dat maakt het soms moeilijk, dat bij
het analyseren van die ladingsbescheiden er zoveel informatie op
tafel komt, dat wij zeggen: nu ontstaat er een redelijk vermoeden
van een strafbaar feit. Dan wordt een dergelijke geselecteerde
zending niet uitgezet bij de douane zelf, maar gaat die naar onze
collega’s van de FIOD. Noot
Een ander voorbeeld daarvan is dat op een bepaald moment wordt
geconstateerd dat een enorme stroom sigaretten gaat lopen in
transito via de Rotterdamse haven richting Oostbloklanden en wel in
dermate grote hoeveelheden, dat wordt geoordeeld dat dit geen
normale handel meer is. Een 40-voetscontainer levert ongeveer 1,8
miljoen gulden op aan ontdoken accijns. Een ander voorbeeld is, dat
het opvalt als een lading fruitsappen in karton verpakt uit
Zuid-Amerika komt. Normaal worden fruitsappen in 200-literdrums en
in bevroren toestand vervoerd.
Volgend jaar wordt een begin gemaakt met de analyse van
luchtvracht.
Omdat het DIC in beginsel voor een controledienst (de douane)
werkt, volgt na de inlichtingenfase niet noodzakelijkerwijs een
opsporingsfase. Wanneer het DIC uit analyse van ladingsbescheiden
een vreemde zending ontdekt, zonder concrete vermoedens van een
strafbaar feit, wordt de douane verzocht de partij te
controleren, waarna eventueel de Douanerecherche erbij betrokken
wordt. Pas wanneer tijdens de DIC-analyse wl concrete vermoedens
van een strafbaar feit zijn gerezen, wordt de Douanerecherche
rechtstreeks ingeschakeld. Er wordt niet altijd op nationaal niveau
actie ondernomen. Wanneer het transito-containers betreft die
onderin schepen direct naar andere havens worden vervoerd, dan
wordt dit doorgeven via het Maritieme informatiesysteem aan
buitenlandse zusterdiensten. Noot Evenmin als de
Inlichtingendienst maakt het Douane informatiecentrum gebruik van
informanten die worden gerund (gestuurd). Wel is er contact met
tipgevers. Het DIC hanteert informatie van de belastingdienst, het
CBS, databanken zoals Dunn & Bradstreet, Lloyds Seadata en het
mainframe van Brussel Noot , alsmede het systeem van
gestolen voertuigen, statistieken van Europese goederenstromen,
spottingen van de kustwacht etc. Met dat al lijkt het
branche-onderzoek de kinderschoenen ontgroeid, het heeft een
duidelijke plaats in de dienst. Wel valt op dat dit onderzoek in de
eerste plaats de controle dient, en minder de opsporing. Wellicht
valt hieruit de les te trekken dat ook dit soort onderzoek –
evenals het fenomeenonderzoek, dat de politie verricht – meer op
het bestuurlijke terrein thuishoort dan op het justitile.
7.2.2 De verantwoordingslijnen
De FIOD werkt onder verantwoordelijkheid van de minister van
Financin. Direct contact met het Directoraat-generaal der
belastingen vindt plaats bij publicitair gevoelige zaken. Dit is
ongeveer 25 keer gebeurd in het afgelopen jaar. Bij ernstige zaken
wordt de staatssecretaris op de hoogte gesteld. Het gezag over de
opsporing wordt gedragen door de officier van justitie, zij het
dat, zoals hiervoor reeds is vermeld, artikel 80 Algemene wet
inzake rijksbelastingen hierop een uitzondering maakt. Benadrukt
wordt dat de snelle wisselingen onder de dikwijls goed gemotiveerde
fraude-officieren bezwaarlijk zijn. Vanuit het OM is echter blijk
gegeven van enige zorg over de controle op de samenwerking tussen
de Douanerecherche en de politile CID. De indruk bestaat dat het OM
hierover niet alle noodzakelijke informatie krijgt. Ook wordt
gesignaleerd dat de douane regelmatig werkzaamheden doet die de
Douanerecherche zou moeten doen, zoals het doen van observatie of
het begeleiden van een observatieteam. De grens tussen controle en
opsporing (sfeerovergang) kan dan door de Douanerecherche (te) ruim
worden gehanteerd. Afgesproken is in een convenant tussen de FIOD
en het OM dat in 1994 landelijk 452 fiscale zaken vervolgd zouden
worden. Het jaarverslag over 1994 laat echter zien dat deze
doelstelling niet gehaald is. Er zijn 423 zaken ingediend en in 199
zaken is het tot een veroordeling gekomen. Noot De reden
dat de FIOD minder zaken heeft aangeleverd is dat veel capaciteit
in een aantal grote tijdrovende zaken is gestoken. De
prioriteitenstelling van de te vervolgen zaken gaat als volgt: een
zaak wordt door de belastingdienst of douane aangedragen in het
selectie-overleg met inachtneming van de zogenaamde
ATV-richtlijnen. Noot Deze richtlijnen zijn vastgesteld
door de Vergadering van procureurs-generaal en gelden als recht in
de zin van artikel 99 RO. Er vindt dan een prioriteitenbepaling
plaats binnen dit selectie-overleg. Bij fiscale delicten nemen aan
het selectie-overleg de fraudecordinator van de belastingeenheid,
de FIOD en de contactambtenaar AWR deel. Bij douanedelicten nemen
deel de FIOD en de contactambtenaar AWDA. Normaliter zal een zaak
met zeven van de maximaal veertien te behalen ATV-punten terecht
komen in het tripartite overleg, waaraan de contactambtenaar, de
FIOD en het OM deelnemen teneinde opnieuw tot prioriteitenstelling
te komen. Zaken die niet in het tripartite overleg worden
ingebracht, worden administratief afgedaan door de
belastingdienst.
Vermeden moet worden zaken te rechercheren die uiteindelijk niet
succesvol worden afgedaan. De Fiscale recherche in Eindhoven heeft
de afgelopen jaren slechts n maal meegemaakt dat een FIOD-onderzoek
niet leidde tot dagvaarding, maar tot schikking. Met nadruk wordt
gesteld dat het niet voorkomt dat een strafrechtelijk onderzoek
wordt gestart terwijl bekend is dat dit kansloos is. Dit zou
aantrekkelijk kunnen zijn met het oog op de mogelijkheid dat de
zodoende verkregen gegevens in het fiscale traject kunnen worden
gebruikt.
- De heer Rabbae:
- Kan het ooit gebeuren dat de FIOD zo’n lading niet overneemt
vanwege ondercapaciteit of uitvoeringsproblemen? - De heer Huisman:
- Zoals iedere overheidsdienst zijn wij beperkt in de
mogelijkheden. Ook de FIOD kan niet in alle zaken
opsporingscapaciteit stoppen. Dus in een aantal gevallen kan het
ook gebeuren dat er een inbeslagname plaatsvindt en dat het daarbij
blijft. Dan praat ik voornamelijk over verdovende middelen. Bij
fiscale fraude zal er bijna altijd opsporingscapaciteit in
gestopt worden. - De heer Rabbae:
- Maar bij drugs niet?
- De heer Huisman:
- Nee, in een aantal gevallen wordt daar dus geen capaciteit
in gestopt, maar wordt het gelaten bij wat men in vaktermen vegen
noemt. De verdovende middelen worden dus uit de container gehaald
en onder toezicht van een officier van justitie vernietigd.
Noot
7.2.3 Samenwerking
Samenwerking tussen de FIOD en de politie geschiedt het meest
structureel – via convenanten – in de kernteams. De FIOD heeft
onder meer geparticipeerd in het multidisciplinaire team voor de
TCR-zaak. Daarbij stelt de FIOD steeds als eis de
eindverantwoordelijkheid te kunnen dragen voor het financile
onderzoek; alleen als ook een CRI-accountant meedraait is deze
verantwoordelijk voor het Pluk ze-gedeelte. Pas aan het einde van
het gezamenlijk financieel onderzoek gaat deze
eindverantwoordelijkheid gelden.
- De heer Bakker:
- Het is mijn ambtenaar, die fysiek en feitelijk ook daar
werkzaam was. Hij was werkzaam in het kantoor van de
RCID-Kennemerland. De leiding van zijn werkzaamheden lag bij het
hoofd-RCID, en alle werkzaamheden zouden plaatsvinden onder leiding
van een RCID-officier. - De heer Rabbae:
- Maar formeel bent u verantwoordelijk voor zijn doen en
laten? Zo is het toch? - De heer Bakker:
- Ik ben verantwoordelijk voor mijn mensen. Hij wordt door
Financin betaald, en hij is in mijn team werkzaam. Als u dat zo
wilt zien, dan mag dat. Maar ik geef u aan dat de functionele en
materile aansturing van deze man alleen kon plaatsvinden door het
hoofd-RCID. Dat was ook onderdeel van het convenant dat ik gesloten
had: de feitelijke aansturing van deze man vond plaats door het
hoofd-RCID. Het informeren van een CID-officier was een
verantwoordelijkheid van het hoofd-RCID. Dat was onderdeel van het
convenant. Noot
Verder eist de FIOD in de regel een onderzoeksstrategieplan, een
verhoorplan en een doorloopplan. Een belangrijk verschil tussen het
functioneren van de politie en de FIOD binnen het kernteam zou
liggen in de mate van begeleiding: de FIOD begeleidt veel
nadrukkelijker de verbalisering en er wordt regelmatiger
gevalueerd.
Tijdens het onderzoek wordt zo optimaal mogelijk gebruik gemaakt
van alle mogelijkheden tot het ontnemen van wederrechtelijk
verkregen voordeel.
In een aantal kernteams is de volgende
samenwerkingsstructuur: in het beleidsoverleg participeren OM,
teamleider politie en teamleider FIOD; het tactisch overleg, waar
de operationele CID-informatie boven tafel komt onder
verantwoordelijkheid van de CID-officier, wordt gevoerd door
de cordinator van de politie en die van de FIOD. Ondanks
afwezigheid van CID-status krijgt de FIOD-teamleider
CID-informatie. Ook kunnen zij zelf CID-gegevens bezien. Overigens
komt het volgens FIOD-ambtenaren geregeld voor dat open informatie
als CID-informatie wordt gepresenteerd.
Er gaan binnen de FIOD stemmen op om het verblijf in een
kernteam te maximeren tot 3 jaar, maar niet iedereen is daar voor,
gezien het verlies van know-how in de kernteams.
Het komt voor dat een kernteam besluit iemand een hoge
belastingaanslag toe te meten in de hoop dat hij contact zoekt met
zijn financieel adviseur, zodat het kernteam de identiteit van deze
adviseur te weten komt; omgekeerd komt het ook voor dat het
kernteam de belastingambtenaar vraagt nog even te wachten met het
opmaken van een aanslag, opdat betrokkene niet weet dat er
aanwijzingen bestaan over zijn criminele betrokkenheid.
- De heer Rabbae:
- Weet u of de staatssecretaris op de hoogte is van het
fiscaal aanslaan van criminele organisaties tot tientallen
miljoenen guldens? - De voorzitter:
- Laten wij het zo zeggen, er zijn personen in Nederland,
althans met de Nederlandse nationaliteit, die ineens een heel grote
aanslag in de bus krijgen, waar criminele inlichtingen een zekere
rol bij spelen. Onze vraag was eigenlijk hoe de sleutel ligt van
wat je opgelegd krijgt, omdat het een deel is van het ontmantelen.
Het kan ook een fiscale aanslag zijn. - De heer Van Blijswijk:
- Het kan alleen een fiscale aanslag zijn, als Financin er wat
mee te maken heeft. - De voorzitter:
- Het kan toch ook een fiscale aanslag zijn als middel om tot
ontmanteling te komen, zoals in de stukken staat? - De heer Van Blijswijk:
- Een fiscale aanslag is een instrument om te heffen over
datgene wat is verdiend. Ik denk dat dit de taak is van de
belastingdienst. Als er informatie is dat een persoon een bepaald
inkomen of vermogen heeft verworven en daarover geen dan wel te
weinig belasting heeft betaald, dan zal de verantwoordelijke
eenheid van de belastingdienst op enig moment een aanslag
opleggen. Noot
In kernteamverband is het wel voorgekomen dat iemand interessant
wordt gevonden als mogelijke informant en dat daarom bij een
belastingcontact wordt gevraagd hoe het met zijn belastingen staat.
Iemand die in een fiscale klem zit, is gemakkelijker te stimuleren
om te praten. In principe weet de inspecteur, de FIOD-rechercheur,
de teamleider en de officier van justitie hiervan. Het komt voor
dat mensen in die
omstandigheden zulke gevaarlijke dingen vertellen, dat ze volgens
de FIOD – zonder dat ze er zelf om gevraagd hebben – toch vooral
als informant in een CID-register moeten worden ingeschreven. Voor
de bureaus financile ondersteuning (BFO’s) heeft de belastingdienst
n procent van zijn capaciteit beschikbaar gesteld – dat wil zeggen
45 tot 50 man, voornamelijk FIOD-mensen. Er wordt naar een andere
vorm van uitlenen gezocht.
- De voorzitter:
- (…) heb ik het mis als ik zeg dat u niet helemaal gelukkig
bent met het inschakelen van de FIOD bij de BFO’s, de bureaus
financile ondersteuning van de politie zonder dat u daarbij als het
ware medestuurman bent? - De heer Van Blijswijk:
- Ik denk dat het niet juist is te zeggen dat de FIOD is
ingeschakeld bij de BFO’s. De belastingdienst heeft mensen ter
beschikking gesteld in het kader van een convenant met Justitie en
Binnenlandse Zaken om die werkzaam te laten zijn in BFO’s. De enige
rol van de FIOD daarin is dat die mensen formeel, omdat zij ergens
een plaats moeten krijgen, onder de FIOD zijn geplaatst. Feitelijk
zijn het dus controlemedewerkers van de belastingdienst die voor
een aantal jaren ter beschikking zijn gesteld van de BFO’s. Dat
convenant is dacht ik in 1992 gesloten en loopt per 1 januari 1996
af. In 1993 heeft de belastingdienst zich afgevraagd of het aan de
hand van een convenant uitlenen van mensen wel de meest wenselijke
manier van werken was. Vervolgens is een interdepartementale
discussie gestart. Als het goed is, zal die discussie rond deze
tijd haar voleinding moeten vinden. - De voorzitter:
- Maar daar is de bureaucratische discussie nog over
gaande. - De heer Van Blijswijk:
- Die is nagenoeg afgerond. De lijn van de belastingdienst was
aanvankelijk dat wij mensen in het kader van samenwerking ter
beschikking zouden stellen. De ontwikkelingen gaan nu in die
richting dat in principe de politie zelf een zekere mate van
financile deskundigheid gaat aanwerven en dat, als dat in de
overgangsfaseproblemen geeft, de belastingdienst bereid is
gedurende een zekere tijd nog ondersteuning te bieden. - De voorzitter:
- Dus u gaat zich daar meer uit terugtrekken?
- De heer Van Blijswijk:
- Het betekent dat wat betreft het uitlenen van mensen de
belastingdienst zich terugtrekt, maar het betekent niet dat de
belastingdienst zich terugtrekt uit allerlei vormen van
samenwerking met de politie en bijzondere
opsporingsdiensten. Noot
De detachering duurt lang en de band met de moederorganisatie
dreigt verloren te gaan. Wellicht speelt daarbij het
cultuurverschil tussen FIOD en politie een rol – dat trouwens ook
blijkt in de kernteams. Dit verschil is deels te verklaren
uit de hogere opleiding van de FIOD-ambtenaren en de daarbij
behorende salarisschaal: er zitten vijf schalen verschil tussen
politie- en FIOD ambtenaren binnen een BFO. Voorts wordt de
FIOD gezien als een platte organisatie met veel ruimte voor
discussie en overleg, terwijl de politie veel hirarchischer is. Dat
werkt door in de samenwerking. Een ander verschil tussen politie en
FIOD zou zijn dat de FIOD eigenwijs is en alles wil weten, terwijl
de politie weinig interesse voor andere zaken zou hebben dan de
eigen opdracht. FIOD-ambtenaren achten zich anders fanatiek. De
politie zou te zeer gericht zijn op concrete resultaten. Dit anders
fanatiek wordt door een politie-ambtenaar als volgt omschreven: Die
FIOD-mensen hebben een bepaalde werkwijze, zijn wat rcksichtslos en
zeggen gewoon: Pats, dat willen we, en dan gaan ze blind bepaalde
dingen doen (..). Zij waren niet gewend om voorzichtig te werk te
gaan (..) en wilden meteen Bam, als een olifant door de
porseleinkast heen. De Pluk ze-wetgeving wordt beschouwd als
een ongelukkige wet, ook door politieambtenaren die ermee van doen
hebben. Er bestaat daardoor de neiging om contacten bij de
belastingdienst te gebruiken, al dan niet via de FIOD. Dat sluit
aan bij de opvattingen die op het departement van Financin leven,
namelijk dat indien er een belastingschuld is deze eerst moet
worden vereffend en dat dan pas de beurt is aan een eventuele actie
in het kader van Pluk ze. Maar bovendien kan de fiscus meer, omdat
in de meeste BFO’s de belastingambtenaar in principe zijn
bevoegdheden niet meer mag gebruiken. Een ander probleem is dat
in een strafrechtelijk financieel onderzoek de inbeslaggenomen
goederen op hun waarde gehouden moeten worden en dat kost geld: het
gebeurde dat voor een sfo-beslagen boot maandelijks f.6500
havengeld betaald moest worden door het BFO, waarna de
deurwaarder de boot verkocht. Er is daarom weleens afgesproken dat
de belastingdienst wacht tot de afloop van het sfo en de helft van
de opbrengst krijgt.
De problemen met Pluk ze zijn voornamelijk van
niet-strafrechtelijke aard. De grote vraag is aan wie de
vermogensbestanddelen feitelijk toebehoren: er zijn enorme
problemen om te etiketteren en uit te winnen:
Men moet dan door de faade breken die opgericht is en waarachter
de werkelijke eigenaar is verborgen. Om daardoorheen te breken, dat
is echt een ramp.
Incidenteel wordt ten behoeve van fenomeenonderzoeken indirect voor
de politie gewerkt door de Inlichtingendienst. Het DIC heeft een
permanente vertegenwoordiger bij de CRI, waarmee bij maritieme
operaties ook wordt samengewerkt.
Wat betreft de samenwerking met andere bijzondere
opsporingsdiensten het volgende. De Douanerecherche stemt veel
EG-zaken af met de AID. De AID richt zich op subsidies en
restituties; de douane op de heffingen. Beide diensten zijn
aangesloten op het Assistance Mutuel-systeem van de Europese
Commissie. Ook werken beiden met informatie van het DIC.
De Fiscale recherche werkt bij grootschalige onderzoeken soms
samen met het GAK, het Sociaal Fonds Bouwnijverheid e.d. Daar komen
meer aanmeldingen voor opsporingsonderzoeken vandaan dan van de
belastingdienst. Het wordt benadrukt dat samenwerking met
bijzondere opsporingsdiensten goed is, mits de FIOD de eerste viool
kan spelen. De FIOD roept eigenlijk alleen de hulp van andere
diensten waaronder de douane in om menskracht te verkrijgen. Onder
meer in Rotterdam wordt de douane gevraagd om partijen verdovende
middelen te vegen of om mee te gaan met het OT. Ook wordt de douane
wel gevraagd door de politie om behulpzaam te zijn bij het
bevestigen van een peilzender aan een container die in de haven
staat. De moeizame relatie tussen de douanesurveillance en de
douanerecherche in Amsterdam is de vermoedelijke aanleiding geweest
van het eigengereide optreden van de douane in de Coral Sea-zaak.
Noot
7.2.4 Wettelijke bevoegdheden
Als belastingambtenaren kunnen de FIOD-ambtenaren
belastingdossiers (‘leggers’) inzien ten behoeve van hun eigen
werkzaamheden. Het wordt voor de gewone belastingambtenaren
doorgaans verborgen gehouden dat informatie gebruikt wordt voor
strafrechtelijk onderzoek doordat de FIOD zelf in de leggers kijkt.
De Fiscale recherche werkt volgens sommigen in 99 procent van de
strafzaken na een huiszoeking; volgens anderen in minder dan de
helft van de gevallen. Huiszoeking bij een bank kan eventueel nodig
zijn om toegang te krijgen tot een bankkluis. Bankgegevens kan de
FIOD opvragen op grond van artikel 81 AWR en dat is gratis; als de
FIOD op basis van artikel 105 Sv naar de bank gaat, kan de bank
declareren bij de rechter-commissaris, in verband waarmee
recentelijk richtlijnen zijn veranderd. Tegen deze achtergrond is
te begrijpen dat FIOD-ambtenaren feitelijk rechtstreeks banken
benaderen met verzoeken om inlichtingen. Ze trachten te vermijden
te veel te vragen of bieden zelf aan de bankadministratie te
bekijken, wat ook vaak gebeurt. Zo kunnen de personeelskosten voor
de bank beperkt blijven.
De FIOD beschikt over een eigen tap-centrale met zestien
telefoon- en twee faxlijnen. Soms wijkt men uit naar de
tapinstallaties van de Kmar, de AID of de politie en omgekeerd komt
de politie soms tappen bij de FIOD. Het komt voor dat er drie taps
lopen op hetzelfde adres zonder dat de verschillende
arrondissementen dit van elkaar weten, aldus een medewerker van de
tapkamer. Uit technisch perspectief is de PTT-Groningen centraal
actief voor tapactiviteiten. Zij schakelt ook door naar andere
steden. Er wordt niet getapt zonder rechterlijke machtiging. In de
praktijk stemt de rechter-commissaris altijd in met een verzoek om
een tap. Een bijzonder probleem doet zich voor bij het tappen van
autotelefoonverkeer. Dat is dikwijls moeilijk, niet alleen vanwege
het GSM-net, maar ook omdat de meeste vrachtauto’s op het Duitse
telefoonnet zitten.
7.2.5 Methoden
De FIOD heeft een observatieteam dat bestaat uit drie ploegen
waarvan de leden voornamelijk uit de douanewereld komen. In verband
met capaciteitsproblemen wordt soms ondersteuning gevraagd bij de
politie, de Kmar of de AID. Observatie is in douanezaken in de
praktijk minder belangrijk. Heffingen over de import van een
fraudegevoelig goed als sigaretten hoeven niet betaald te worden
als de sigaretten worden doorgevoerd naar Polen, maar wel als ze
worden ingevoerd in Nederland. Voorkomen moet worden dat iemand
zegt dat hij doorvoert, maar in feite invoert zonder de heffingen
te betalen die voor een container sigaretten zijn verschuldigd. Als
een container sigaretten in Rotterdam aankomt, dan moet een
expeditiebedrijf een T1-biljet opstellen en zich garant stellen
middels een waarborgsom dat de heffingen op sigaretten niet
ontdoken zullen worden: de waarborgsom verschilt per goed maar
beloopt bij sigaretten
honderd procent. Bovendien wordt per computer aangekondigd aan
de grenspost dat men over een dag een vrachtauto kan verwachten.
Zodra de vrachtauto de Duits-Poolse grens over rijdt, wordt het
document afgestempeld en wordt de waarborgsom vrijgegeven; als het
document niet wordt afgestempeld draagt de expediteur de schade.
Dankzij de dubbele voorzorg (waarborgsom en computerverbinding) is
het niet nodig alle auto’s te volgen.
Maar ook als de Douanerecherche of de Fiscale recherche bij de
zaak wordt betrokken, wordt volgens de meeste sprekers bij
observatie niet of nauwelijks met andere middelen gewerkt dan met
auto’s en het blote oog. In de auto’s zijn twee drie
schaduwkentekens aanwezig. De observatieteams beschikken wel over
mobilofoons, portofoons, verrekijkers, film- en video-apparatuur.
Ter besparing van observatie-kracht wordt vanuit ruimten aan de
overkant van een te observeren pand of vanuit een autobusje gefilmd
met 24-uursbanden. De daarvoor benodigde time-lapse recorder wordt
betrokken van het KLPD.
Inkijkoperaties komen nauwelijks voor en in sommige gevallen is
er bovendien twijfel over de vraag of zich in casu al dan niet
sprake is van een inkijkoperatie. Zo is bijvoorbeeld in een aantal
onderzoeken sprake van het huren van een loods door het
opsporingsteam zelf, zodat de sleutel beschikbaar is. In EU-zaken
wordt geen gebruik gemaakt van inkijkoperaties, maar bedacht kan
worden dat sommige douane-ambtenaren permanent dienst hebben in
opslagruimten en loodsen en dus hun ogen de kost kunnen geven.
Getwijfeld wordt ook of het inkijken in containers door de
Douanerecherche op het haventerrein, voordat een gecontroleerde
aflevering aanvangt, een inkijkoperatie kan worden genoemd.
Vuilnissnuffel gebeurt door de FIOD al sinds mensenheugenis. Dit
wordt niet als onrechtmatig beschouwd. Peilzenders worden zeer
zelden door de Douanerecherche betrokken van het KLPD; het
aanbrengen van een peilzender gebeurt vooral in samenwerking met
een arrestatieteam (AT). De inbouw van bewegingsmelders in
containers komt voor. Het Franse en Amerikaanse voorbeeld van het
gebruik van satellietzenders om boten te kunnen volgen, wordt niet
door FIOD en douane nagevolgd. Wel wordt gebruik gemaakt van de
informatie die dit oplevert over de verblijfplaatsen van schepen.
De Nederlandse douane is een controledienst en daar horen geen
zenders bij; HM Customs and Excise is echter veel meer dan een
controledienst. Deze dienst leidt de Britse drugsbestrijding en
maakt derhalve gebruik van satellieten.
Er wordt geen gebruik gemaakt van bugs, maar er gaan stemmen op
die uiting geven aan het verlangen om de mogelijkheid te hebben op
afstand te luisteren of afluisterapparatuur te plaatsen. De FIOD
heeft contact met informanten. Het woord informant heeft een
beladen betekenis gekregen, zo bleek uit de verhoren.
- De heer Rabbae:
- (…) Sinds wanneer bestaan er informanten bij de
FIOD? - De heer Van Blijswijk:
- Ik geef er de voorkeur aan om te spreken over tipgevers. Er
worden veel begrippen voor gebruikt: tipgevers, relaties of
informanten. (…) - De heer Rabbae:
- U spreekt liever over tipgevers dan over informanten.
Wij hebben hier de heer Teeven gehad. Hij is u wel bekend, want hij
is hoofd geweest van een team van de FIOD waar de heer De Jongh ook
onder ressorteerde. De heer Teeven heeft gezegd dat hij tien
informanten had, die hij moest overdragen aan Kennemerland. De
heer De Jongh heeft het in een brief aan u, gedateerd 14 maart
1995, gehad over een
informant die bij u wel bekend was, de chauffeur. Hoe kan ik uw
mededeling nu plaatsen tegenover deze mededelingen van de mensen
die in de praktijk met deze informanten hebben gewerkt?
- De heer Van Blijswijk:
- Dat kan ik wel uitleggen. Binnen de FIOD, maar ook binnen de
douane is jarenlang gesproken over informanten. Tipgevers,
relaties of mensen die informatie hadden ten behoeve van de
belastingdienst in brede zin, werden vaak als informant
betiteld. Een informant is in mijn ogen iemand die er
door een runner actief op uit wordt gestuurd. Een tipgever is
iemand bij wie mensen met informatie komen, terwijl de ontvangende
partij verder lijdelijk blijft. Ik sluit niet uit dat er in het
verleden binnen de belastingdienst, dus ook binnen de douane en de
FIOD, mensen zijn geweest, van wie men nu kan zeggen dat zij
kennelijk toch wel gerund zijn. Misschien is daar enige activiteit
geweest, maar dan ook niet meer dan dat aan die mensen eens een
keer vragen zijn gesteld en dat er regelmatig contact was.
Noot - De voorzitter:
- De FIOD heeft vroeger wel informanten gehad.
- De heer Bakker:
- Ik gebruik het woord informanten liever niet. Ik zou liever
het woord relaties willen gebruiken. Het regime van informanten
impliceert een CID-regime, dat wij als FIOD nooit hebben gehad.
Dat hebben wij dus ook niet gebruikt. Het is wl juist dat we in het
verleden signalen kregen van die relaties. Op het moment dat sprake
was van heel frequente contacten, hebben wij die relaties
uiteindelijk overgedragen aan RCID’s. - De voorzitter:
- Maar dat waren toch eigenlijk mensen die te vergelijken zijn
met informanten van de politie? - De heer Bakker:
- Uiteindelijk zijn die mensen, doordat ze frequent
kwalitatief gezien goede informatie leverden, informatie die ook
vaak in een bredere context was dan informatie die wij als FIOD
alleen nodig
hadden, overgedragen, samen met hun informatie, aan de RCID’s.
Het is mij bekend dat zij daar werden ingeschreven als
informant.
- De heer Rabbae:
- Maar u wilt toch niet zeggen dat de FIOD geen
informanten heeft gehad en ook niet heeft gerund? - De heer Bakker:
- Ik heb al aangegeven dat ik spreek over relaties. In het
verleden zijn er contacten geweest met die relaties. - De heer De Graaf:
- Bent u bang voor het woord informant?
- De heer Bakker:
- Nee, ik ben niet bang voor het woord informant.
- De heer De Graaf:
- Waarom noemt u dan mensen die informatie leveren,
relaties? - De heer Bakker:
- Dat past in een veel bredere context van signalen die wij
als FIOD soms krijgen. - De heer De Graaf:
- Daar begrijp ik niets van.
- De heer Bakker:
- Wij krijgen tips, en wanneer er frequent tips van dezelfde
persoon komen, is dat een relatie. Op het moment dat dat informatie
is die bruikbaar is, kunnen wij dat niet gebruiken onder een
CID-regime. Dus zeggen we dan: deze man moet worden overgedragen
aan de RCID. - De voorzitter:
- Wanneer zijn uw tipgevers/informanten overgedragen aan
de criminele inlichtingendiensten? - De heer Bakker:
- U suggereert dat wij lijsten met dat soort mensen hebben. Ik
ken die lijsten en die personen niet. Ik heb zelf begrepen dat op
enig moment dit soort contacten die binnen de douane en de FIOD
aanwezig waren, zijn genventariseerd. De mensen die geen
kwalitatief goede informatie meer leverden, zijn toen geschoond, in
die zin dat daarmee geen contact meer is geweest. De
informanten die kwalitatief gezien goede informatie leverden,
zijn overgedragen. Dat is gebeurd in 1992. Noot
Soms komen mensen binnenlopen die potentieel interessante
informatie voor de FIOD hebben. Uit de gegevens van de NCID van
december 1995 blijkt dat een aantal bijzondere opsporingsdiensten,
waaronder de FIOD, informanten heeft aangemeld.
Een particulier recherchebureau heeft aangegeven regelmatig
contact te hebben met de FIOD. We hadden afspraken met de FIOD in
een miljoenenzaak dat wij hen bepaalde informatie zouden leveren
via onze opdrachtgever en dat de FIOD ons informatie zou
verschaffen over een zaak die wij hadden lopen. Onze rapporten
liggen dan bij de FIOD met afgeknipte briefhoofden.
- De heer Teeven:
- Ik heb uiteraard prima kunnen inventariseren bij mijn
aantreden hoeveel informanten er bij de douanerecherche
werden gerund. Ik heb moeten constateren dat tijdens mijn aantreden
ook informanten werden gerund door de douane. Tijdens mijn
functie als teamleider vond ik dat die douane-informanten niet door
de douane konden worden gerund. Zij zijn in eerste instantie
overgedragen aan de douanerecherche en op een bepaald moment
overgedragen aan de RCID. Het waren er ongeveer tien, ze
werden begeleid door De Jongh. Noot
Er zijn tipgevers geweest die bij de FIOD alles open en bloot op
tafel legden en niet moeilijk deden over hun identiteit, van wie
later bleek dat zij CID-informant waren. Met personen die in een
bepaalde, voor de FIOD interessante, branche werkzaam zijn is
geregeld contact. Hierbij kan gedacht worden aan personen die bij
een bank werken, bij de beurs, bij beleggingsfondsen, in de
onroerendgoed- of koopsompoliswereld of bij produktschappen. Ook
notarissen geven geregeld desgevraagd informatie, ondanks hun
zwijgrecht. Het verschil tussen veelvuldig contact met dergelijke
relaties en het runnen van informanten is, dat in het eerste geval
de informatie open bruikbaar is.
De FIOD heeft jarenlang een informant gerund die later actief is
geweest in het sigarettentraject in Kennemerland. Met deze
informant was geregeld contact vanaf 1989 en hij stond vanaf 1993
in het FIOD-informantenbestand ingeschreven. In het
sigarettentraject werd hij in combinatie met de RCID-Kennemerland
gerund. Het komt wel vaker voor dat in een samenwerkingsverband
iemand uit de bovenwereld wordt mee-gerund met een RCID, omdat de
FIOD daartoe de inhoudelijke deskundigheid heeft. In het
sigarettentraject is er echter wat misgegaan. In de praktijk
opereerde de informant min of meer los van de runners omdat de
RCID-Kennemerland en de FIOD-medewerker (de co-runner) allebei in
de veronderstelling verkeerden dat de ander actief runde. In het
kader van het sigarettentraject heeft de FIOD ook enkele
proeftransporten laten uitvoeren door de informant. De
Rijksrecherche geeft aan dat niet gebleken is dat hierover enig
overleg met het OM heeft plaatsgevonden of dat daarvoor toestemming
is gegeven. De informant heeft zich niet aan de afspraken gehouden.
Hij meldde proeftransporten niet tevoren aan en kwam met
bewijsstukken van uitgevoerde transporten uit een voorliggende
periode.
- De heer Van Blijswijk:
- De FIOD heeft nooit een rol gehad bij het doorleveren.
Waarvan ik op de hoogte ben en mijn voorganger op de hoogte was, is
dat de FIOD ondersteuning verleent aan politie en justitie
bij
gecontroleerde afleveringen.
- De heer Rabbae:
- Faciliterend?
- De heer Van Blijswijk:
- Ja.
- De heer Rabbae:
- Dit betekende in feite dat de heer De Jongh de papieren
regelde bij de douane, zodat de containers ongecontroleerd door de
douane gingen. Zo was het toch? - De heer Van Blijswijk:
- In de situatie die u beschrijft, had de betrokken medewerker
inderdaad een rol in het kader van zijn werkzaamheden voor de
CID. - De heer Van Blijswijk:
- Wat hij deed, deed hij onder verantwoordelijkheid van de
CID. De activiteiten van de CID vonden plaats onder
verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Wat dit betreft,
matig ik mij geen oordeel aan over het antwoord op de vraag of de
werkzaamheden die hij in dat verband verrichtte juist of niet juist
waren, gezien het feitdat de FIOD er altijd van is uitgegaan dat er
sprake was van meewerken aan gecontroleerde afleveringen. - De heer De Graaf:
- U zei dat uw medewerker De Jongh onder verantwoordelijkheid
van de CID werkte. - De heer Van Blijswijk:
- Ja.
- De heer De Graaf:
- Hij was niet bij de CID gedetacheerd, hij viel niet
onder de hirarchische lijn van de CID, maar hij werkte samen
met de CID. Dit betekent toch dat u als hoofd van de FIOD en
dat de chefs onder u gewoon verantwoordelijk waren voor hetgeen de
heer De Jongh deed? - De heer Van Blijswijk:
- De vraag die gesteld moet worden, is onder welke condities
de heer De Jongh is gaan werken bij de CID. Die condities
zijn heel helder. Ik heb er bij mijn voorganger navraag naar
gedaan. Medio 1992 is er een verzoek gekomen van de politie
Kennemerland of de CID Kennemerland – dat heb ik niet kunnen
nagaan – of de heer De Jongh ter beschikking kon worden gesteld van
de CID om werkzaamheden te verrichten. - De heer De Graaf:
- Werd gezegd: ter beschikking gesteld?
- De heer Van Blijswijk:
- De beslissing om dat te doen, is niet schriftelijk
vastgelegd. Er wordt gesproken over gedetacheerd, ter beschikking
gesteld, uitgeleend. Feitelijk is de situatie dat hij ter
beschikking is gesteld van de CID. Noot Over
de status van deze FIOD-medewerker die samen met een runner van de
RCID betrokken informant runde,
is onduidelijkheid. De korpsleiding Haarlem zegt dat geen sprake is
geweest van een soort detachering bij de RCID.
- De voorzitter:
- Wat betreft het sigarettentraject, zegt u: de
verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de FIOD? - De heer Straver:
- Ja. Ik heb hier horen vertellen dat de heer De Jongh, die
daarbij betrokken was, een medewerker was van de FIOD die bij
mijn RCID gedetacheerd was. De heer De Jongh was een
FIOD-rechercheur die CID-werkzaamheden verrichtte, informanten
runde. Maar hij was absoluut niet gedetacheerd bij mijn korps of
bij mijn RCID. Hij had daar geen werkplek, geen telefoon.
Dat heb ik nagetrokken. Hij kwam af en toe, een of twee maal per
week, bij ons en soms ook weken niet. Noot - De heer Van Blijswijk:
- Er was bekend op hoofdlijnen dat hij CID-werkzaamheden zou
verrichten. In de beginfase is niet duidelijk vastgelegd tussen
FIOD en de politie Kennemerland wat precies die rol en die
verantwoordelijkheden waren. Je kunt zeggen dat dit niet goed was,
maar die situatie heeft zich wel voorgedaan. Noot
Tipgeld speelt in de praktijk van de FIOD slechts een zeer beperkte
rol. In 1994 is f.35.000 uitbetaald, op een
totaalbudget van f.50.000. Zo er tipgeld wordt betaald geschiedt
dit altijd na tussenkomst van de directeur Algemene fiscale zaken.
Tipgeld wordt dan verstrekt op basis van een no cure no
pay-regeling. Het maximale te verstrekken bedrag is echter vaak te
weinig voor de informant: tipgevers vragen dikwijls tien procent en
daar begint de FIOD niet aan. Noot Als tipgeld te
beschouwen zou zijn het delgen van de belastingschuld van een
belastingplichtige in ruil voor informatie. De belastingdienst wil
hier niet aan beginnen: de overweging is dat iedereen in alle
gevallen verplicht is belasting te betalen en de betrouwbaarheid
van de informatie zou door deze benadering geenszins gegarandeerd
zijn. Hier wordt aan toegevoegd dat er toch te veel aangeboden
zaken zijn om te kunnen verwerken, al wordt erkend dat het
vervelend is een mogelijke tip te laten lopen. Alle sprekers
stellen dat de FIOD niet aan infiltratie doet. De infiltraties door
Amerikanen in het internationale goederenverkeer blinken uit door
knulligheid: om goed te infiltreren is zeer veel kennis nodig,
omdat het anders dadelijk opvalt. In het CoPa-onderzoek zijn
bijzondere methoden gebruikt: de politie zette een eigen vrachtauto
met chauffeur in en huurde een loods.
De FIOD verleent facilitaire diensten aan RCID-en ten bate van
gecontroleerde afleveringen. De dienst kent tenslotte de
douaneprocedures en heeft inzage in gegevens over al dan niet
verdachte containers. De RCID-verzoeken tot medewerking lopen via
vaste contactambtenaren van beide diensten. Het uiteindelijk
resultaat is veelal dat de douane wordt verzocht de bewuste
container zonder nadere controle door te laten gaan of dat een
container voordat deze wordt afgehaald gecontroleerd wordt op
verdovende middelen. Wanneer de container het douaneterrein verlaat
en onder observatie wordt geplaatst, wordt daarmee de
douane-bemoeienis beindigd. Deze procedure wordt reeds een aantal
jaren door de FIOD gevolgd en is sinds januari 1994 in convenanten
met RCID-en vastgelegd. Deze verzoeken om containers zonder te
controleren door te laten, werden op een gegeven moment zo
veelvuldig gesteld dat de douane ging checken bij het
ministerie.
- De heer Rabbae:
- Ik heb begrepen dat op 10 januari 1995 een gesprek
plaatsvond op het ministerie van Financin waarbij u ook aanwezig
was. - De heer Van Blijswijk:
- Dat klopt.
- De heer Rabbae:
- Dus eerder dan in maart 1995 moet u een signaal hebben
gehoord. - De heer Van Blijswijk:
- Op een gegeven moment eind 1994 is er inderdaad een signaal
gekomen. Als wordt gewerkt met zaken als gecontroleerde
afleveringen is een aantal mensen daarvan natuurlijk op de hoogte.
Op enig moment is in het licht van wat men had ervaren de vraag
gekomen van de kant van de douane in Amsterdam: is datgene waaraan
wordt meegewerkt bij gecontroleerde afleveringen van de politie
iets waar de leiding van FIOD en douane van op de hoogte zijn en
loopt dat goed? Daarnaast was de vraag aan de orde: in hoeverre
zijn daarbij veiligheidsrisico’s betrokken voor douanemensen en
medewerkers van bedrijven die werken op haventerreinen? Dat was de
aanleiding. - (…) De heer Van Blijswijk:
- Gecontroleerde afleveringen kwamen met enige regelmaat voor
en de vraag was: realiseert de leiding, in dit geval die van de
douane, zich dat dit soort dingen gebeuren? Verder werd de vraag
gesteld of aan het meewerken met de douane aan deze afleveringen
geen grotere risico’s verbonden waren voor het personeel dan aan
het normale, reguliere werk. Die signalen waren aanleiding voor een
contact. Dat contact heeft ertoe geleid dat de directeur van de
douane en ik hebben gezegd: wij moeten dat gewoon eens bespreken en
de zaken helder op een rij krijgen. Vervolgens hebben wij een
afspraak gemaakt. Bij het gesprek op het ministerie van Financin
zijn mensen van de douane Amsterdam, onder wie de directeur Douane,
en van de FIOD aanwezig geweest. Ik was daarbij ook
aanwezig. - De heer Rabbae:
- Wat is daaruit geresulteerd?
- De heer Van Blijswijk:
- Uit dat gesprek is naar voren gekomen dat de aanwezigen geen
enkele aanwijzing hadden dat er iets anders gebeurde dan
gecontroleerde aflevering. Wij hebben verder geconstateerd in
dat gesprek dat de methode, die wij al jaren kenden, correct was en
dat wij medewerking zouden blijven verlenen als onder
verantwoordelijkheid en op verzoek van het OM onze bijstand werd
gevraagd. Noot
In douanekringen wordt gesteld dat vr 1992 geen ongecontroleerde
gecontroleerde afleveringen in de haven van Rotterdam hebben
plaatsgevonden. Alle gecontroleerde afleveringen zijn toentertijd
in beslag genomen. Vooral de regio Dordrecht was zeer actief in dit
opzicht. De afgelopen twee jaren springen Kennemerland en Gooi
& Vechtstreek eruit als regio’s waar (on)gecontroleerd
containers heengaan. Aangegeven wordt dat het omslagpunt ongeveer
eind 1991 lag. Omstreeks die tijd zou de filosofie bij politie en
justitie zijn ontstaan dat niet van delict naar dader gewerkt moest
worden, maar van dader naar delict. Toen werd de douane
geconfronteerd met het fenomeen dat zendingen moesten worden
doorgelaten in het belang van het onderzoek. Noot
- De voorzitter:
- Hoeveel is er in het afgelopen jaar geveegd omdat de FIOD
niet genoeg opsporingscapaciteit had? - De heer Huisman:
- Ik schat dat dat ongeveer 80 ton is.
- De voorzitter:
- Hoe weet u dat?
- De heer Huisman:
- Omdat er teruggekoppeld wordt. Bij vegen wordt de douane
betrokken, omdat die beschikt over meer transportmiddelen en
middelen om goederen uit containers te halen dan de FIOD.
Noot - De heer Huisman:
- Dit jaar is het tot nu toe 80 ton, dus verleden jaar zal het
60, 70 ton geweest zijn. - De voorzitter:
- En de rest?
- De heer Huisman:
- Daar wordt opsporingscapaciteit ingestopt; er volgt dus een
onderzoek en in het algemeen wordt er naar ons teruggekoppeld wat
er in beslag is genomen en welke aanhoudingen er zijn
verricht. - De voorzitter:
- Tot die rest behoort ook wat er doorgelaten is?
- De heer Huisman:
- Dat is inderdaad een derde mogelijkheid. Wij hebben
geselecteerd en wij zetten een partij uit, maar dan komt er een
bericht van de FIOD dat die zending ongecontroleerd door moet gaan,
dus via de normale procedures. Dat is ook in een aantal gevallen
gebeurd. - De heer Rabbae:
- Wat is de normale procedure?
- De heer Huisman:
- Als een zending door moet gaan, moet er normaal aangifte bij
de douane worden gedaan. - De heer Rabbae:
- Door wie?
- De heer Huisman:
- Meestal door een agent, een expediteur of een cargadoor.
Zodra er aangifte gedaan wordt, bestaat er altijd nog het risico
dat een douanier op een post de aangifte wil controleren. Bij
doorlevering werd er ook voor gezorgd dat er geen controle
plaatsvond. - De heer Rabbae:
- En wie gaf de opdracht om niet te controleren?
- De heer Huisman:
- Die opdracht kwam van de FIOD. Wij stelden dan uiteraard wel
de vraag of er contact over was geweest met een officier van
justitie. Dat is in alle gevallen bevestigd en vanaf begin 1994
hebben wij van de teamleider van de FIOD ook steeds een getekende
verklaring gekregen met de naam van de betreffende officier.
Noot
Het OT van de FIOD heeft te maken gehad met gecontroleerde
afleveringen. Er wordt geschat door het OT dat zij sedert 1 juni
1994 ongeveer acht keer betrokken waren bij een gecontroleerde
aflevering. Zij hebben naar hun zeggen nogal eens voor niets bij de
grens staan wachten om een aangekondigde gecontroleerde aflevering
van de Duitsers over te nemen. Een belangrijk deel van de
grensoverschrijdende gecontroleerde afleveringen is bekend en wordt
geschat op circa 40 in heel Nederland in de laatste
twee-en-een-half jaar. Soms wordt in dat verband een verklaring
vooraf verkregen van de officier van justitie, soms – als de douane
goederen heeft aangetroffen – is er de verklaring dat er niet
geveegd hoeft te worden. Het gaat voornamelijk om soft drugs.
FIOD-ambtenaren worden benaderd om onder omstandigheden
expertise te leveren voor het opzetten van een frontstore. Verder
is aangegeven dat de FIOD meewerkt om frontstores fiscaal rond te
krijgen.
7.2.6 Informatie-uitwisseling
Voor het ogenblik lijkt het erop dat de strafrechtelijke
informatie in dossiers wordt opgeslagen en dat verder vertrouwd
wordt op het geheugen. Het DIC heeft materiaal van de
Douanerecherche wel in de computer. De Douanerecherche houdt
volgens een spreker een register malafide ondernemingen bij in het
kader van de BTW-fraude, anderen ontkennen dat.
Informatieverstrekking van toezichthouders (belastingambtenaren
en douane) aan de FIOD is formeel niet problematisch. Opmerkelijk
is dat de douane op Schiphol geen contact zoekt met de
Douanerecherche, maar rechtstreeks op de Kmar en de politie is
gericht. De belastingcontroleur die functioneert in het Amsterdamse
team voor de Noord-Zuidlijn heeft geen ontheffing van zijn
geheimhoudingsplicht. Officieel kunnen er dan ook geen
belastinggegevens over bijvoorbeeld aannemers verstrekt worden aan
het team. Het is niet duidelijk of dit weleens gebeurt. Op het
moment heeft de Directie rechtspersonen en criminaliteit van het
ministerie van Justitie toegezegd gegevens te verlenen over
rechtspersonen aan het Amsterdamse team. Hierbij zijn
belastinggegevens eveneens betrokken.
Een respondent die werkzaam is binnen een kernteam als
FIOD-ambtenaar geeft aan dat merkwaardig genoeg uit bronnen van
Financin absoluut geen gegevens worden verstrekt aan de
FIOD-medewerkers in de kernteams als er geen fiscaal belang is.
Maar dit wordt genuanceerd door het feit dat de naleving hiervan
sterk afhangt van de aard van de relatie tussen diensten. Wanneer
de band verandert van een zakelijke naar een collegiale en soms
zelfs vriendschappelijke, is er eigenlijk geen toezicht meer op de
informatie die wordt ingewonnen. Op een gegeven moment heeft
niemand eigenlijk meer zicht op het feit of bij de
informatievoorziening wordt gehandeld volgens de richtlijnen.
De FIOD kan belastinggegevens onder omstandigheden doorgeven aan
de politie. Het DIC informeert de politie in de regel via de FIOD
maar heeft ook rechtstreekse contacten. Zo werd de CRI, met name
het Maritieme informatiepunt, benaderd door het DIC over een
producent in vruchtesappen, die voor de politie zou werken. Ook
levert de FIOD soms gegevens van de belastingdienst desgevraagd aan
de Binnenlandse veiligheidsdienst.
Omgekeerd informeert de FIOD de CRI en de NCID over de voortgang
van bepaalde zaken. Dit contact wordt vergemakkelijkt door een
liaison- officer die is gedetacheerd door de FIOD bij de CRI. De
FIOD levert ook wel opsporingsgegevens terug aan de
belastingdienst. Wanneer uit een huiszoeking interessante
informatie voor de belastingdienst komt, wordt wel om toestemming
van officier van justitie of rechter-commissaris gevraagd om deze
te mogen doorspelen. Anderen maken evenwel van ieder die
aangehouden gaat worden een fiscaal rapportje op.
De FIOD heeft regelmatig (informeel) contact met banken of met
het Bureau kredietregistratie (BKR). Informatie werd door financile
instellingen vrij gemakkelijk verstrekt; een redelijk argument was
vaak voldoende. Sinds begin 1995 zijn de banken erg terughoudend
geworden met het informeel verstrekken van informatie. Vooral wordt
geklaagd over de manier waarop de FIOD omgaat met informeel
verstrekte vertrouwelijke informatie. Dit
zou veelvuldig terugkomen in officile stukken.
- De heer Bakker:
- In alle gevallen dat wij die gegevens van een bank krijgen,
is sprake van toepassing van artikel 81 (AWR) of 105 (Sv). Het is
wel gebeurd dat er, voordat we met een dergelijk verzoek kwamen,
overleg was met de bank, in de trant van: wij komen met een
dergelijk verzoek, verzamel vast de gegevens, want dat zijn vaak
langdurige kwesties die uit de archieven, op de floppy’s of op de
sheets te voorschijn moeten worden gehaald.
Noot
Er wordt informatie verkregen van ex-politiemensen die bij de
beveiligingsdiensten van banken werken.
7.2.7 Internationale samenwerking
Het werk van de FIOD is niet alleen voor de Douanerecherche,
maar ook voor de Fiscale recherche de laatste jaren vooral
veranderd door de internationale dimensie. In het CoPa-onderzoek
(kernteamonderzoek) werd met achttien landen samengewerkt; allemaal
via formele rechtshulpverzoeken. Bijvoorbeeld de contacten met Togo
waren zeer vruchtbaar, maar de VS namen weinig tijd voor het
Nederlandse verzoek. Het komt voor dat buitenlandse
politiefunctionarissen bij elkaar komen om het optreden op elkaar
af te stemmen, maar dat gebeurt pas na de officile rogatoire
commissies. Doorgaans geschiedt de cordinatie echter telefonisch.
Om de weg in een vreemd land te vinden wordt gebruik gemaakt van
een Nederlandse liaison-officer of van zusterdiensten (bijvoorbeeld
de US Customs). Een wijd gedragen kritiekpunt is dat de afhandeling
van rechtshulpverzoeken te langzaam gaat. Om een rechtshulpverzoek
sneller te laten verlopen wordt het wel eens persoonlijk naar het
buitenland gebracht om een verzoek tot huiszoeking of telefoontap
ter plekke toe te lichten.
Het DIC heeft liaison-officers in Bonn en in Parijs en in de
nabije toekomst zal er een in London komen. Het DIC hoopt dat de
wettelijke ruimte wordt geschapen er ook een in het Caribisch
gebied te plaatsen. Verder is er een fiscale attach in onder andere
Washington, voornamelijk met het oog op het IMF. Er zijn in
Nederland naast de DEA en de FBI ook US douaneambtenaren ten
behoeve van de fraudebestrijding. Bijstandsverzoeken worden door de
Douanerecherche rechtstreeks gezonden aan het cordinatiecentrum van
de Rijkswacht in Brussel.
7.2.8 Corruptie
Onder douaniers komt corruptie voor. Het tweede nationale
Douanerecherche-team doet onder andere hier onderzoek naar.
Dergelijke corruptie is onder meer gebleken bij oliefraudes in
Rotterdam. Soms wordt er in dergelijke gevallen samengewerkt met de
Rijksrecherche, als het bijvoorbeeld niet alleen gaat om omkoping
maar ook om inbraak door een douane-ambtenaar. Er bestaan in dit
verband richtlijnen voor de samenwerking tussen FIOD en
Rijksrecherche. Vermoed wordt dat soms wordt gezegd dat de douane
plat is, als excuus om de eigen informatie af te schermen. Eenmalig
is aangegeven dat uit proactief onderzoek platte FIOD-ambtenaren
die hand- en spandiensten verrichten voor verdachten, naar voren
waren gekomen.
7.2.9 Contra-observatie
Soms heeft het OT van de FIOD last van contra-observatie.
Daarbij valt onder omstandigheden niet op te maken of de verdachten
zich beschermen tegen andere criminelen of tegen de politie. Er is
in Amsterdam een man die stelselmatig kentekens noteert van
observatieteams en deze verkoopt aan de onderwereld. De leden van
het OT zijn wel eens thuisgebracht door een contra-observant.