11.2 Organisatie
11.2.1 Burgemeester-korpsbeheerder: beheerstaken
De burgemeester van de grootste gemeente in de politieregio is
korpsbeheerder, Noot bij wie het beheer over het
regionale politiekorps berust. De korpsbeheerder dient
verantwoording af te leggen aan het regionale college,
Noot waarvan hij zelf voorzitter is. Het college stelt
jaarlijks de organisatie, de formatie, de begroting, de
jaarrekening en het beleidsplan voor het regiokorps vast. De
korpsbeheerder is eindverantwoordelijke voor de uitvoering van het
beleidsplan (artikel 31 Politiewet 1993). Hij kan de korpschef
uitnodigen inlichtingen te verstrekken aan het regionale college.
Noot
De korpschef heeft geen zelfstandige, maar een afgeleide
positie van die van de korpsbeheerder. Noot
De korpsbeheerder kan zijn beheersbevoegdheden delegeren
aan de korpschef. De korpschef is hoofd van het politiekorps en
voert de dagelijkse leiding. Hij heeft daarbij de mogelijkheid zijn
bevoegdheden te delegeren aan lokale politiechefs uit het
regiokorps. Deze oefenen hun taken uit in overleg met de
burgemeester, de gemeenteraad en officieren van justitie en zijn
tevens ondergeschikt aan districts- en/of korpschefs. De korpschef
is formeel ondergeschikt aan de korpsbeheerder en heeft geen
directe verantwoordingsplicht ten overstaan van het regionale
college.
- De heer d’Hondt :
- Bij de parlementaire behandeling van de Politiewet is er
discussie over geweest of er onderscheid gemaakt zou moeten worden
tussen de functies van korpsbeheerder en korpschef. De vraag
rees of er duidelijker omschreven zou moeten worden, welke
verantwoordelijkheid de korpschef jegens de
korpsbeheerder zou moeten hebben. Daar zijn voorstellen voor
gedaan, maar die zijn niet overgenomen. Beide ministers hebben
uitdrukkelijk gezegd dat er naar hun mening geen onderscheid
gemaakt moet worden. Dit betekent dat de korpschef de
korpsbeheerder bijstaat en het betekent natuurlijk ook dat er in
de praktijk afspraken moeten worden gemaakt. En zo gaat het ook.
Een korpschef moet natuurlijk als manager verantwoordelijk zijn
voor de totale bedrijfsvoering van een korps. En een
korpsbeheerder moet daarop kunnen toezien. Noot
De Regionale criminele inlichtingendienst (RCID) is onderdeel
van het regiokorps en het beheer van de RCID berust derhalve bij de
korpsbeheerder.
- De heer De Graaf:
- U was behalve korpsbeheerder van de regio ook nog
burgemeester van een niet zo kleine stad. - Mevrouw Schmitz:
- Ja, ik had nog een paar andere dingen te doen ook.
- De heer De Graaf:
- Dat korpsbeheerderschap moest u er toch bij doen?
- Mevrouw Schmitz:
- Dat is een van de zaken die ik hangende het proces van de
reorganisatie ook een paar keer heb opgemerkt. Juist de
burgemeesters van grotere steden waren doorgaans korpsbeheerder
van een regio. Zij kregen de hele reorganisatie en de hele
opbouw van de regio erbovenop. Derhalve werden zij ook vaak ingezet
in allerlei landelijke commissies en besprekingen, enzovoorts.
(…) - De heer De Graaf:
- Mijn vraag is eigenlijk of een korpsbeheerder die
verantwoordelijkheid wel kan nemen, zeker als die wordt verzwaard
in de discussies die nu plaatsvinden, om echt zelf toezicht uit te
oefenen op zaken als de RCID, als dat iets is dat nebenbei
is. - Mevrouw Schmitz:
- Bestuurders moeten in het algemeen werken met het delegeren
van bevoegdheden aan mensen met wie je werkt, anders kun je dat
werk niet doen. Daar hoort ook bij dat je vertrouwen hebt in die
mensen, anders kun je geen bevoegdheden delegeren. Ik heb dat
vertrouwen gehad en ik heb dat vertrouwen nog. Daarmee wil ik niet
zeggen dat er geen fouten zijn gemaakt. Voor die fouten ben ik dan
medeverantwoordelijk. Zo moet je werken met elkaar. Zo zullen wij
ook in de toekomst moeten werken. Je kunt niet alles in regels
vastleggen. Bestuurders zullen ook in de toekomst met aan mensen
gedelegeerde bevoegdheden moeten werken. Daar hoort vertrouwen bij.
Als er ergens dingen fout gaan en misbruik wordt gemaakt, dan red
je het echt niet door allemaal regels te veranderen. Dan zijn er
dingen fout en daar ben je verantwoordelijk voor en dus
aanspreekbaar op. Noot
De korpsbeheerder is tevens verantwoordelijk voor het beheer van de
politieregisters, waaronder de CID-registers. Het beheer van het
CID-register omvat het toezicht op de inrichting van dit register,
op de
naleving van procedures voor de registratie van CID-subjecten, op
de informatie-opslag en dergelijke. De korpsbeheerder heeft de
plicht een registerbeheerder aan te wijzen. Noot Deze
registerbeheerder, vaak de korpschef, is belast met het feitelijk
beheer van het CID-register en het grijze-veld-register. Hij draagt
deze taken doorgaans op aan de chef van de CID. Dit laat onverlet
de verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder. De Hoge Raad
bepaalde op 7 februari 1995 in verband met de aanleg van tijdelijke
registers dat voor naleving van de bij of krachtens de Wet
politieregister gestelde voorschriften dat de beheerder van
het politieregister, in dit geval de burgemeester van
Groningen, als beheerder van het (toenmalige) korps
(Gemeentepolitie) verantwoordelijk is (NJ 1995, 308).
In de praktijk bemoeit de korpsbeheerder zich niet met het
beheer van de CID-registers.
- De heer Koekkoek:
- Als korpsbeheerder was u ook verantwoordelijk voor
de politieregisters. Kun je die verantwoordelijkheid
waarmaken? - Mevrouw Schmitz:
- Je bent verantwoordelijk voor het beheer, voor de
veiligheid, voor het feit dat daar de juist informatie in komt en
dat er correct mee wordt omgegaan. Dat beheer delegeer je aan de
korpschef. Ik vind dat wel een lastige verantwoordelijkheid, want
die echt invullen, doe je als korpsbeheerder eigenlijk
niet. - De heer Koekkoek:
- Hoe zou het beter geregeld kunnen zijn? Je kunt die
verantwoordelijkheid eigenlijk niet waarmaken. Dat begrijp ik van
u. - Mevrouw Schmitz:
- Ik denk dat het heel lastig is. Je zegt niet ieder half
jaar: laat mij die politieregisters eens zien. Zo werkt dat
niet. - De voorzitter:
- Heeft u ooit een politieregister gezien?
- Mevrouw Schmitz:
- Nee.
- De voorzitter:
- Heeft u ooit gevraagd: wat zit daar nou in,
jongens? - Mevrouw Schmitz:
- Nee. Ik meen dat je die verantwoordelijkheid misschien
rechtstreeks kunt laten bij de korpschefs of bij justitie/OM.
Inhoudelijk heb je er geen bemoeienis mee. Dat zou ook kunnen. Er
zijn wel meer dingen waarvoor je verantwoordelijk bent en waarop je
aanspreekbaar bent. Maar hoe maak je dat in de veelheid van zaken
waar? Dat is waar. Noot - De voorzitter:
- Stel dat uit nader onderzoek blijkt dat uw registers
buitengewoon ruim zijn – de CID-subjecten zijn niet begrensd
en er zijn een hele hoop gegevens waarvan u achteraf zegt: dat kan
helemaal niet – mag het bestuur van uw regio u daar dan op
aanspreken? - De heer d’Hondt:
- Ik denk eerlijk gezegd van niet, maar er zullen ongetwijfeld
grensgevallen te benoemen zijn. Maar de korpsbeheerder is er
primair verantwoordelijk voor dat er een ruimte is, dat er een
register is, dat er de juiste temperatuur heerst, dat de kwaliteit
ervan goed genoeg is voor alles wat erin opgenomen moet worden en
dat het goed beheerd wordt. Hij is niet verantwoordelijk voor wat
er allemaal daadwerkelijk in terechtkomt; dat moet voldoen aan de
voorwaarden, en de controle daarop is voor een deel een kwestie van
beheer, maar de primaire verantwoordelijkheid wordt natuurlijk
gevormd door de gezagsverantwoordelijkheid. Noot Een
van de gesproken korpsbeheerders bleek niet op de hoogte te zijn
van zijn taak als beheerder van het
CID-register.
Het registerbeheer veronderstelt kennisname van de inhoud van
CID-registers. De korpsbeheerder heeft op grond van zijn
verantwoordelijkheid voor het registerbeheer van de CID formeel
toegang tot de CID-registers. Noot Zouden korpsbeheerders
daadwerkelijk op de hoogte raken van de inhoud van CID-bestanden,
dan ontstaat het risico van dtournement de pouvoir. Een
korpsbeheerder mag CID-informatie immers niet voor bestuurlijke
doeleinden gebruiken.
Onduidelijk is hoe het beheer van de politie, in het bijzonder
van de CID, ex artikel 24 Politiewet 1993 zich verhoudt tot de
verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder voor het beheer van de
CID-registers ex artikel 1 sub f Wet politieregisters. In sommige
gevallen kan het registerbeheer samenvallen met beslissingen die de
korpsbeheerder op grond van zijn algemene beheerstaak neemt,
bijvoorbeeld waar het gaat om de aanschaf van nieuwe software.
11.2.2 Burgemeester-niet-korpsbeheerder: taken met betrekking
tot gezag en beheer
De verantwoordelijkheid voor het beheer van de politie ligt
primair bij de korpsbeheerder, die uit hoofde van die functie per
definitie een regionale functionaris is. De bemoeienis van het
bestuur met de politie speelt zich tevens af binnen zowel de
gemeenten van deze regio als basiseenheden en districten die als
zodanig zijn aan te merken. Dit gaat dan om de
verantwoordelijkheden van burgemeesters afzonderlijk.
Burgemeesters maken deel uit van het regionale college en hebben
daarin zeggenschap over het beheer van de politie. De Politiewet
1993 bepaalt voorts, zoals in de inleiding vermeld, dat in het
beleidsplan voor het regionale politiekorps wordt aangegeven welke
beheersbevoegdheden met betrekking tot het beheer van een
territoriaal onderdeel door de korpsbeheerder worden overgedragen
aan de burgemeester of, bij een onderdeel dat meer gemeenten of
delen van gemeenten omvat, aan de burgemeesters van de betrokken
gemeenten. Noot De burgemeester heeft zeggenschap over
het territoriale onderdeel voor zover het de inzet van personeel,
materieel en middelen betreft, die in de beleidsstukken voor dat
onderdeel zijn bestemd. Het gezag van de burgemeester in zijn
gemeente beperkt zich tot de handhaving van de openbare orde en
hulpverleningstaken van de politie. Hierbij zal in weinig tot geen
gevallen de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit aan de
orde zijn. De burgemeester en de officier van justitie, die het
gezag heeft over de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde,
overleggen regelmatig samen met het hoofd van het territoriale
onderdeel van het regionale politiekorps waarbinnen de gemeente
valt, of met de korpschef over de taakuitoefening van de politie.
Noot
11.2.3 Verhouding gezag en beheer
De belangen van politiewerk op regionaal niveau worden in de
beheersdriehoek en/of het regionale college besproken. In het
eerste geval is de hoofdofficier van justitie direct betrokken.
- De heer d’Hondt:
- De verhouding tussen de hoofdofficier en de
korpsbeheerder ligt vast in de wet. Als er een conflict
ontstaat, is er een procedure om de zaak op te lossen. Het is de
vraag of die procedure voldoende is voor alle conflicten, want die
procedure vergt tijd en intussen kan er van alles aan de hand zijn,
als het gaat om beheersvraagstukken. - De heer Koekkoek:
- Maar hoe komt u er in de praktijk uit zonder een beroep te
doen op die procedure? Die procedure is een stok achter de deur,
maar normaal gesproken heb je die niet nodig, als je goed wilt
werken. - De heer d’Hondt:
- Precies. Eigenlijk is die procedure een soort stimulans om
binnen de beheersdriehoeken met consensus te werken. Daar komt het
in de praktijk ook op neer. Noot
In het regionale college moet het belang van regionaal politiewerk
concurreren met de afzonderlijke belangen van de burgemeesters.
Burgemeesters blijken hun eigen lokale belangen te laten prevaleren
boven regionale belangen. Het ontbreekt enkele burgemeesters aan
voldoende regionaal perspectief op de politiezorg om een bijdrage
te leveren in het regionale college.
Op dit punt is het van belang op te merken dat het gezag van
het openbaar ministerie over de criminaliteitsbestrijding sinds de
nieuwe Politiewet (1993) is uitgebreid met beheersbevoegdheden. En
van de motieven voor de reorganisatie van de politie was ook juist
een meer doeltreffende aanpak van de bovenlokale, georganiseerde
criminaliteit, door middel van schaalvergroting en verbetering van
de bedrijfsvoering. Het openbaar ministerie heeft daarnaast met de
Regeling bijzondere opsporingskosten politie (BOP) een belangrijk
instrument in handen. In dat opzicht is de politie financieel
afhankelijk van het openbaar ministerie en blijft aan het openbaar
ministerie de formele beslissing bij beleidskeuzen
voorbehouden. Het beheer door het bestuur op de (regionale)
georganiseerde criminaliteitsbestrijding wordt op verschillende
manieren beperkt. Enerzijds identificeren burgemeesters zich in
eerste instantie dus met lokale belangen en is er geen burgemeester
die specifiek belast is met de regionale, operationele
politietaken. Anderzijds eist het openbaar ministerie in de persoon
van de hoofdofficier van justitie zijn aandeel op in het beheer van
de regionale criminaliteitsbestrijding en financiert de
procureur-generaal de extra personele en materile kosten van
onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit (BOP).
De korpsbeheerders wijzen erop dat de georganiseerde
criminaliteit slechts een onderdeel vormt van alle problemen rond
veiligheid. De politiecapaciteit die wordt ingezet voor de
bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is tussen de tien
en twintig procent van de totale sterkte. Daarnaast heeft
georganiseerde criminaliteit vaak een internationaal karakter, is
het moeilijk grijpbaar en voor burgers minder zichtbaar dan veel
voorkomende criminaliteit zoals inbraken, diefstallen en sommige
geweldsdelicten. Georganiseerde criminaliteit uit zich niet in
verstoringen van de openbare orde.
11.2.4 Rol korpsbeheerders bij kernteams
Burgemeesters en korpsbeheerders zijn niet alleen
verantwoordelijk voor de regiokorpsen, maar hebben ook bemoeienis
met de kernteams. Het bestaan van de zes kernteams is vastgelegd in
de convenanten tussen de
ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en de betrokken
korpsbeheerders en hoofdofficieren van justitie die in juli 1993
zijn gesloten. In die convenanten zijn nadere afspraken gemaakt
over het beheer, het gezag en de taakuitvoering. De korpsbeheerder
van de grootste regio binnen het ressort heeft de
verantwoordelijkheid voor het beheer van het betreffende kernteam.
Noot
Korpsbeheerders hebben hun rol bij de kernteams (zeker tot voor
de IRT-affaire) zeer beperkt opgevat. Zij stelden zich niet of
nauwelijks op de hoogte van operationele aspecten.
- De voorzitter:
- Wij hebben gevoeglijk vast kunnen stellen dat onder de
verantwoordelijkheid van de RCID Kennemerland de methodiek
in vergelijkbare vorm werd voortgezet. Hebt u daar nog naar
gevraagd, c.q. wist u dat? - Mevrouw Schmitz:
- Nee, dat wist ik niet.
- De voorzitter:
- Dat is toen niet over tafel gegaan?
- Mevrouw Schmitz:
- Nee, dat is niet over tafel gegaan. Ik heb nu gehoord hoe
dat elders is doorgegaan, in Rotterdam en dergelijke. Een van de
grote treurigheden van dit geheel vind ik hoe laat de
hoofdcommissaris is genformeerd. Dat heb ik toen ook niet
gehoord. Noot
Een aantal korpsbeheerders in een samenwerkingsverband van n
kernteam wil nu meer inzicht in het functioneren van het kernteam
krijgen. De korpsbeheerder kan immers niet langer zeggen dat hij
helemaal niets met het operationele gebeuren te maken heeft. Als de
door de korpsbeheerder ter beschikking gestelde mensen
ongeoorloofde opsporingsmethoden hanteren, gaat dat ook de
korpsbeheerder aan. Hij stelt dan immers personeel beschikbaar voor
een ongeoorloofd doel.