10.2 Taak en organisatie
10.2.1 De taak van de rechter-commissaris
De rechter-commissaris heeft twee hoofdtaken. Hij dient
allereerst het gebruik van ingrijpende dwangmiddelen te bewaken,
dat wil zeggen te beslissen of in het belang van het
strafrechtelijk onderzoek inbreuken op vrijheid
en privacy van verdachten en andere personen kunnen worden gemaakt.
Deze bevoegdheid hangt samen met de onafhankelijkheid van de
rechter-commissaris. Hij wordt beter dan de officier van justitie
in staat geacht een onpartijdig oordeel te vellen. Als de officier
van justitie zulke ingrijpende maatregelen nodig acht, zal hij
daarvoor altijd de toestemming van de rechter-commissaris moeten
vragen. De toepassing van de klassieke dwangmiddelen wordt door de
officier gevorderd en de rechter-commissaris beslist op die
vordering. De tweede hoofdtaak is het instellen en verrichten van
het gerechtelijk vooronderzoek door het verhoren van verdachten en
getuigen (artt. 181, 184 lid 2, 185, 200 en 210 Sv), het
onderzoeken van plaatsen (artt. 112 en 192 Sv) en andere
onderzoekswerkzaamheden. De rechter-commissaris voert zijn taken in
beginsel uit in aanwezigheid van de verdachte of diens raadsman,
die hij steeds de gelegenheid moet geven vragen te stellen en
opmerkingen te maken.
De organisatie van het gerechtelijk vooronderzoek is onderzocht
door de Commissie herijking Wetboek van Strafvordering, de
commissie-Moons. Haar aanbevelingen die zijn uitgemond in
wetsvoorstellen worden in paragraaf 10.2.5 besproken.
Artikel 177 Sv bepaalt dat de rechter-commissaris, zoveel
mogelijk in overleg met de officier van justitie, het doen van
nasporingen kan opdragen en bevelen kan geven aan
opsporingsambtenaren. Het is de taak van de rechter-commissaris om
onvolkomenheden in het onderzoek van politie en OM te signaleren en
aanvullende opsporing te doen of te laten doen. Verder kan hij
evenzeer onderzoek doen of laten doen naar aanleiding van verweren
van de verdediging, bijvoorbeeld het nagaan van een alibi.
Hij kan ook onderzoek laten doen naar de persoonlijkheid of de
achtergronden van de verdachte, bijvoorbeeld in de vorm van een
psychiatrisch rapport. Als de rechter-commissaris de indruk heeft
dat door de verhoren en andere activiteiten de zaak voldoende tot
klaarheid is gebracht, sluit hij het gerechtelijk vooronderzoek
(artikel 237 Sv). Na sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek
moet de zaak gereed zijn voor de terechtzitting. Er wordt wel
gesproken van het panklaar maken van een zaak voor de zitting.
De positie van de rechter-commissaris is enigszins dualistisch.
Enerzijds is hij betrokken bij het onderzoek – formeel is hij de
leider van het gerechtelijk vooronderzoek – en anderzijds is hij
als rechter toetser of controleur. Voor een toetsende functie wordt
een zekere afstandelijkheid wenselijk geacht. Dit staat op
gespannen voet met het leiding geven aan het onderzoek. In de
praktijk heeft de rechter-commissaris niet de dagelijkse leiding
van het gerechtelijk vooronderzoek. Doorgaans laat hij zich
regelmatig op de hoogte stellen van de voortgang van het onderzoek.
Dat gebeurt bijvoorbeeld bij gelegenheid van de (nieuwe)
vorderingen tot toepassing van dwangmiddelen of bij gelegenheid van
de verlenging van tapbeschikkingen. De mate waarin de
rechter-commissaris zich daadwerkelijk met het onderzoek inlaat,
verschilt per kabinet en per rechter-commissaris.
Feitelijke werkzaamheden in grote strafzaken
De werkzaamheden van de rechter-commissaris kunnen worden
verduidelijkt door een beschrijving van de gang van zaken bij een
strafzaak van behoorlijke omvang. In dergelijke zaken is doorgaans
sprake van een gerechtelijk vooronderzoek. De officier van justitie
zal als regel na een voorafgaand opsporingsonderzoek een
gerechtelijk vooronderzoek vorderen teneinde de toepassing van
dwangmiddelen, zoals de telefoontap en de huiszoeking mogelijk te
doen zijn. Voorafgaande aan de vordering gerechtelijk vooronderzoek
ter fine van tappen en/of huiszoeking is er niet zelden informeel
vooroverleg tussen rechter-commissaris en officier van justitie. In
dat informele vooroverleg wordt de rechter-commissaris genformeerd
over het reeds verrichte onderzoek en worden de mogelijkheden van
het gerechtelijk vooronderzoek besproken. Een schriftelijke
vordering van de officier van justitie gaat vergezeld van
rapportage van de politie in de vorm van een proces-verbaal ter
onderbouwing van de verdenking en de noodzaak tot het toepassen van
een dwangmiddel. Aan de hand van deze doorgaans summiere stukken
toetst de rechter-commissaris of er een verdenking is, en als die
er is, opent hij een gerechtelijk vooronderzoek. Deze toetsing
wordt bemoeilijkt in het geval de politierapportage bestaat uit
informatie van de Criminele inlichtingendienst. In dat geval is de
rechter-commissaris nauwelijks in staat de betrouwbaarheid van de
informatie na te gaan. Daarom bestaat er in veel kabinetten de
hoofdregel dat een gerechtelijk vooronderzoek niet geopend wordt
uitsluitend op de CID-informatie die afkomstig is uit een enkele
bron.
Afhankelijk van zijn wensen en de mededeelzaamheid van de
officier en de politie ontvangt hij (doorgaans mondeling)
informatie over het lopende opsporingsonderzoek, zoals een
infiltratietraject. Ingeval een gerechtelijk vooronderzoek ten
behoeve van het tappen van telefoongesprekken wordt gevorderd,
blijft de activiteit van de rechter-commissaris in eerste
instantie beperkt. De rechter-commissaris neemt (globaal)
kennis van de inhoud van de door de politie in de vorm van een
proces-verbaal uitgewerkte gesprekken. Hij verlengt desgevorderd de
machtiging tot tappen mits hij daartoe voldoende grond aanwezig
acht. Hierdoor krijgt de rechter-commissaris zicht op het
verloop van het onderzoek. Vervolgens wordt hij veelal benaderd
om
een datum voor de huiszoeking te bepalen. Voorafgaand aan de
huiszoeking(en), die vaak op meer plaatsen tegelijk worden
gehouden, vindt een briefing plaats. Tijdens de briefing of daaraan
voorafgaand vindt er overleg plaats over het tijdstip en de wijze
van binnentreden (al dan niet met geweld), over de intensiteit van
het zoeken, over de vraag of bewoners al dan niet aanwezig kunnen
zijn bij de zoeking, over de mogelijkheid van onderzoek van
computers, over de voorwerpen die in beslag genomen zullen worden
en de vraag of de officier van justitie tijdens de zoeking aanwezig
is of dat volstaan kan worden met een hulp-officier van justitie.
Voorts zal besproken worden of er gelijktijdig in verschillende
panden kan worden binnengetreden en hoelang de situatie ter plaatse
bevroren moet worden in afwachting van de komst van de
rechter-commissaris. Wanneer al dan niet tijdens een lopend
gerechtelijk vooronderzoek verdachten worden aangehouden en in
verzekering gesteld, zal voor de afloop van de eerste
inverzekeringstelling de rechter-commissaris de
rechtmatigheid van de inverzekeringstelling moeten beoordelen of
desgevorderd moeten beslissen over de inbewaringstelling. In dat
kader dient er een verhoor van de verdachte plaats te vinden. Dat
verhoor strekt ertoe na te gaan of er voldoende aanleiding is de
verdachte langer gedetineerd te houden. De rechter-commissaris
toetst of er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte en of er
voldoende grond is voor de voortzetting van het voorarrest. In de
praktijk wordt de inverzekeringstelling doorgaans niet verlengd,
maar vordert de officier van justitie inbewaringstelling in geval
hij voortzetting van de detentie wenst. Door het verhoor van de
verdachte komen de belangen van de verdachte in het kader van het
gerechtelijk vooronderzoek beter in beeld voor de
rechter-commissaris. Tijdens het verhoor van de verdachte door de
rechter-commissaris kan de raadsman van de verdachte aanwezig zijn.
Ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris wordt
door de politie een zogenaamd voorgeleidingsproces-verbaal
opgemaakt. In dat stadium zijn in de regel de overige stukken
(waaronder de verslagen van de afgeluisterde telefoongesprekken)
voor de verdediging nog niet toegankelijk. Het
voorgeleidingsproces-verbaal bestaat uit een globale weergave van
de stand van het onderzoek en behelst de verklaringen van de
verdachte tegenover de politie en eventuele getuigenverklaringen,
waaronder de aangifte van een strafbaar feit.
Vanaf het verhoor krijgt de rechter-commissaris meer greep op
het gerechtelijk vooronderzoek. In dit stadium is het niet
gebruikelijk dat nadere onderzoekshandelingen door de
rechter-commissaris worden genitieerd. Doorgaans zal de verdediging
later schriftelijk te kennen geven welke onderzoekshandelingen (met
name het horen van getuigen) zij gewenst acht. Het komt ook wel
voor dat de officier om nader onderzoek van de rechter-commissaris
vraagt of dat de rechter-commissaris ambtshalve overgaat tot het
horen van getuigen. Dit is echter uitzondering. In het stadium van
voorgeleiding wordt veelal wel beslist over de vraag of
psychiatrische rapportage van de verdachte noodzakelijk is.
Wanneer de rechter-commissaris getuigen hoort, gaat
het vaak om getuigen die al door de politie zijn ondervraagd. De
verdediging wordt op deze wijze in de gelegenheid de
betrouwbaarheid van de getuige te toetsen. Verhoor van andere
getuigen, door de verdediging voorgedragen, is zeker geen
uitzondering. Onder de getuigen neemt de bedreigde getuige een
bijzondere plaats in (art. 226a e.v. Sv). Hierop wordt nader
ingegaan in bijlage 5 Methoden, hoofdstuk 4
Informanten.
Rogatoire commissies in het kader van internationale
rechtshulpverdragen spelen in toenemende mate een rol in het
gerechtelijk vooronderzoek. Op verzoek van buitenlandse justitile
autoriteiten die belast zijn met de buitenlandse takken van het
grote onderzoek kunnen rechters-commissarissen
onderzoekshandelingen verrichten, vaak in aanwezigheid van
buitenlandse collega’s of opsporingsambtenaren. Omgekeerd kunnen
zij zelf in het buitenland aanwezig zijn bij getuigenverhoren of
andere onderzoekshandelingen die op hun verzoek in dat buitenland
worden ondernomen. Die aanwezigheid dient uiteraard om erover te
waken dat de juiste vragen worden gesteld en dat de
waarheidsvinding aan Nederlandse maatstaven voldoet. Als de
rechter-commissaris de indruk heeft dat door de verhoren en andere
activiteiten de zaak voldoende tot klaarheid is gebracht, sluit hij
het gerechtelijk vooronderzoek (artikel 237 Sv). Als de verdachte
langer dan twee maanden in voorarrest zit, kan het gerechtelijk
vooronderzoek ook door dagvaarding van de verdachte voor de
terechtzitting worden gesloten. Dit wordt wegdagvaarden genoemd.
Nadat de zaak is weggedagvaard kan de rechter-commissaris tot aan
de zitting alleen nog onderzoekshandelingen verrichten in opdracht
van de voorzitter van de meervoudige strafkamer (artikel 241 Sv).
Wanneer het vooronderzoek nog niet is afgerond, zal de officier van
justitie ter terechtzitting aanhouding van de zaak en verwijzing
naar de rechter-commissaris voor verder onderzoek vorderen. Meestal
wordt de rechter-commissaris daarbij de mogelijkheid geboden het
onderzoek in volle omvang voort te zetten. De openbare
terechtzitting heeft in dit soort gevallen een pro forma
karakter. Als de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt,
moet er elke drie maanden een dergelijke pro forma-zitting
plaatsvinden. Op deze wijze is het mogelijk dat de inhoudelijke
behandeling van de strafzaak vele maanden na de eerste aanhouding
plaatsvindt. Ook als de rechter-commissaris van oordeel is dat het
gerechtelijk vooronderzoek is voltooid, kan hem door de rechtbank
of het gerechtshof worden opgedragen
nadere onderzoekshandelingen te doen. Zowel de rechtbank als het
gerechtshof hebben de mogelijkheid het onderzoek ter terechtzitting
aan te houden en de zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris
voor nader onderzoek. Een dergelijke verwijzing kan ook
plaatsvinden zonder dat er eerder een gerechtelijk vooronderzoek is
geweest. Dit type verwijzingen vormt een substantieel deel van de
werkzaamheden van de rechter-commissaris. Verwijzing naar de
rechter-commissaris voor het horen van getuigen vindt veelal om
redenen van doelmatigheid plaats.
Veel rechters zien een inherente spanning tussen een sturende
rol van een rechter-commissaris van het optreden van OM en politie,
en de mogelijkheid om dat optreden vervolgens te toetsen. Zij zien
de rol van de rechter-commissaris dus vooral als controlerend. Zij
verlangen meestal wel een actievere sturing van het politile
onderzoek door het OM.
Niet zelden achten rechters-commissarissen het met name hun taak
te onderzoeken of het verlangde dwangmiddel kan worden toegepast
aan de hand van de stukken die door het OM zijn overgelegd. En
rechter-commissaris schrijft hierover:
De rechter-commissaris krijgt van de officier van
justitie een proces-verbaal met voor de te nemen beslissing van
belang zijnde feiten en geeft in de rust van zijn kabinet,
verwijzend naar dat proces-verbaal zijn beslissing. Dat is het en
meer niet. Dat is in het vervolg van de procedure ook eenvoudig
toetsbaar: uit het proces-verbaal blijken de feiten waarop de
beslissing is gebaseerd. In dat verband valt wel eens het woord
stempelmachine, maar is een rechter in de kern van de zaak niet
eigenlijk een stempelmachine als hij toestaat gelijk verzocht of
het gevorderde afwijst? En wat is daar tegen? Zolang die machine
zelf bepaalt of het goedkeuringsstempel of het afkeuringsstempel op
het proces-verbaal wordt geplaatst niets, lijkt mij.
Noot Anderen willen evenwel meer informatie over de
strategie van het opsporingsonderzoek om de vraag naar de
noodzakelijkheid van het dwangmiddel (en de subsidiariteit en
proportionaliteit ervan) beter te kunnen beantwoorden. De invulling
die een rechter-commissaris aan die rol geeft is uiteraard sterk
afhankelijk van de persoon. Sommigen zouden meer wettelijke ruimte
willen voor een actievere bemoeienis met de loop van het
strafrechtelijk onderzoek, anderen menen dat dat hun
onafhankelijkheid zou aantasten.
10.2.2 Organisatiestructuur van het
rechter-commissariaat
De rechter-commissaris wordt benoemd uit de rechters van de
rechtbank (zie .10.2.4) en is werkzaam in het kabinet van de
rechter-commissaris. Dit bestaat uit een aantal
rechters-commissarissen, afhankelijk van de grootte van de
rechtbank en het aantal strafkamers dat die rechtbank telt. Zo
heeft de rechtbank Zwolle twee formatieplaatsen en heeft de
rechtbank Amsterdam negen rechters-commissarissen, van wie enkelen
in deeltijd werken.
Het kabinet van de rechters-commissarissen is meestal een van
de rechtbank afgescheiden ruimte, soms bevindt het zich ook in een
ander gebouw dan de rechtbank. Die afscheiding is nodig omdat de
rechters-commissarissen vaak personen verhoren die gedetineerd
zijn. Er worden beveiligingseisen aan de werkruimte gesteld, ook
vanwege de aanwezigheid van (privacygevoelige) dossiers en geheime
informatie. Het kabinet bestaat uit een aantal werkkamers van de
rechters-commissarissen, die tevens verhoorkamer zijn, celruimte of
toegang daartoe, en ruimte voor de politie, die de bewaking
doet. Bij alle ambtshandelingen wordt de rechter-commissaris
bijgestaan door een griffier. Hij maakt op aanwijzing van de
rechter-commissaris een verslag van de handelingen en verhoren op
in de vorm van een proces-verbaal. Voorts verleent hij allerhande
secretarile ondersteuning: agendabeheer, oproepen van getuigen,
doorgeleiden van verzoeken aan politie en OM. De griffier behoort
tot het administratief ondersteunend personeel van de rechtbank en
heeft als regel niet de rang van gerechtssecretaris. In de grotere
kabinetten komt het wel voor dat de leiding in handen is van een
gerechtssecretaris/griffier.
10.2.3 De cordinerend rechter-commissaris
Met ingang van 1995 is in de zes arrondissementen waar een
kernteam is gevestigd, een cordinerend rechter-commissaris benoemd
in de rang van vice-president van de arrondissementsrechtbank.
Doorgaans heeft een rechter-commissaris de rang van rechter, en
niet van vice-president. De benoemingen zijn niet vergezeld gegaan
van een ministerile opdracht of taakstelling, maar zij zijn het
gevolg van een advies van een subwerkgroep, opererend onder de
Werkgroep deskundigheidsbevordering voor zittende magistratuur en
OM in
het kader van het project Aanpak zware georganiseerde criminaliteit
van het ministerie van Justitie. De subwerkgroep
(werkgroep-Steenbeek) deed de volgende aanbevelingen over het
functioneren van de cordinerend rechter-commissaris:
– hij cordineert de behandeling van
kernteamzaken;
- hij staat de andere rechters-commissarissen die zaken van
dat kernteam behandelen bij; - hij begeleidt de opleiding van die
rechters-commissarissen; - hij is aanspreekpunt voor de kernteamofficieren van
justitie.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de cordinerend
rechter-commissaris zelf als een super rechter-commissaris alle
kernteamzaken behandelt. Hij dient te cordineren in zaken die door
andere rechters-commissarissen worden gedaan. De aanstelling geldt
voor drie vier jaren. Praktisch heeft de rol van de cordinerend
rechter-commissaris nog nauwelijks invulling gekregen.
Inmiddels is in magistratelijke kringen een flinke discussie
ontbrand over de inhoud van de functie van cordinerend
rechter-commissaris. Voorstanders van een actievere rol voor de
rechter-commissaris wijzen op het voordeel van een deskundige en
onafhankelijke toetsing van opsporingsmethoden door de rechter.
Tegenstanders menen dat de onafhankelijkheid van de rechter door
die actieve opstelling juist in het gedrang komt, en dat zinvolle
toetsing beter achteraf door de gehele rechtbank kan plaatsvinden.
De discussie wordt in paragraaf 10.3.2 weergegeven.
10.2.4 Werving, selectie en opleiding
De tijd dat het rechter-commissariaat op rechtbanken in laag
aanzien stond is voorbij. Met name het strafprocesrecht is
tegenwoordig als rechtsgebied ook voor de juridische fijnproever
interessant. Voorts is het rechter-commissariaat een vak dat beroep
doet op andere capaciteiten. De capaciteiten die nodig zijn om het
rechter-commissariaat te vervullen worden hoog aangeslagen.
Flexibiliteit, contactuele vaardigheid en het snel kunnen
analyseren en beslissen zijn kenmerkende eigenschappen. In n
rechtbank wordt er op gewezen dat daar geen vice-president is, die
geen rechter-commissaris is geweest. De rechtbanken wijzen uit hun
midden op voorstel van de president, gehoord de hoofdofficier van
justitie, de rechters-commissarissen, belast met de behandeling van
strafzaken aan (artikel 59 RO).
Elke rechtbank acht het nodig dat de rechter-commissaris over
een fikse juridische ervaring beschikt, doch dit vereiste wordt
verschillend ingevuld. Het varieert van in ieder geval een lange
ervaring in de advocatuur, met enkele maanden functioneren in de
strafkamer in n rechtbank tot ten minste twee jaar hebben
gefunctioneerd in de strafsector in een andere. Zonder dat het
ergens uitdrukkelijk wordt gezegd, is gevorderde leeftijd wel een
bezwaar vanwege de forse aanslag die de functie op vrije tijd en
nachtrust doet. De wettelijke regel dat benoeming van
rechters-commissarissen geschiedt voor een periode van twee jaar is
afgeschaft. In de praktijk wordt thans de functie voor twee tot
drie jaren uitgeoefend.
Elke beginnend rechter-commissaris volgt de cursus
Rechter-commissaris in strafzaken die wordt verzorgd door de
Stichting studiecentrum rechtspleging. De nieuwe
rechters-commissarissen doen tijdens deze vijf dagen durende cursus
praktische kennis op over politie en opsporingstechnieken waaronder
huiszoeking. Over het algemeen wordt die cursus als nuttig
ervaren.
10.2.5 Ontwerp herziening gerechtelijk vooronderzoek
De belangrijkste wijzigingen in de taken en positie van de
rechter-commissaris die zich in de praktijk hebben voltrokken, zijn
verwerkt in het op het rapport van de commissie-Moons gebaseerde
wetsvoorstel 23.251, waarop op 18 januari 1995 door de minister nog
een nota van wijzigingen is ingediend. De behandeling van het
wetsvoorstel is door de Kamer opgehouden in afwachting van de
bevindingen van de enqutecommissie opsporingsmethoden. Het voorstel
bevat ook onderdelen die niet een codificatie zijn van de bestaande
praktijk. De volgende onderdelen zijn voor de positie van de
rechter-commissaris van belang: – onderdeel Ca (voorgestelde
artikel 36a tot en met 36e Sv):
De verdachte, jegens wie door of vanwege de Staat een
handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting
kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging zal worden ingesteld,
kan de rechter-commissaris verzoeken dienaangaande enig
onderzoek in te stellen. Onder de huidige wetgeving heeft de
verdachte geen vergelijkbaar recht en moet wachten tot de officier
de zaak aan de rechter(-commissaris) heeft voorgelegd, voor hij om
tegenonderzoek kan vragen (behoudens de uitzondering die in de
tweede noot in dit hoofdstuk staat
vermeld).
Ook in spoedgevallen kan huiszoeking – die voortaan doorzoeking zal
worden genoemd – in een woning – onderdeel H (voorgestelde artikel
96 tot en met 99 Sv):
alleen nog plaatsvinden met een voorafgaande machtiging van de
rechter-commissaris. Doorzoeking in een andere plaats dan een
woning (schuur, kantoor, enz.) kan plaatsvinden met voorafgaande
machtiging van de officier. Het wetsvoorstel bepaalt overigens, net
als nu het geval is, dat het de voorkeur verdient dat de
rechter-commissaris respectievelijk de officier zelf bij die
doorzoeking aanwezig zijn. Het is niet meer noodzakelijk dat na
zo’n spoedzoeking een gerechtelijk vooronderzoek wordt gevorderd,
zoals dat thans wel het geval is.
Inbeslagneming van poststukken kan plaatsvinden na machtiging
van de officier, opening na machtiging van – onderdeel L, M en N
(voorgestelde artikel 100 tot en met 102a):
de rechter-commissaris. In tegenstelling tot wat de huidige
regeling bepaalt, behoeft geen gerechtelijk vooronderzoek meer te
worden gevorderd.
Het tappen van gegevensverkeer behoeft niet meer in het kader
van een gerechtelijk vooronderzoek plaats te – onderdeel W tot en
met Z (voorgestelde artikel 125b tot en met 125m):
vinden. De rechter-commissaris blijft de beslissende
instantie.
De registratie van de inhoud van gegevensverkeer, het bewaren dan
wel vernietigen van banden, alsmede processen-verbaal worden in de
ontwerpregeling duidelijker geregeld dan thans het geval is. De
officier dient de rechter-commissaris snel en volledig te
informeren over alle opsporingsactiviteiten die – onderdeel PP
(voorgesteld artikel 177a Sv):
parallel aan het gerechtelijk vooronderzoek worden ontplooid.
Hij is verplicht de rechter-commissaris de processtukken die
daarop betrekking hebben ten spoedigste toe te zenden. Drie
wijzigingen springen in het oog:
vooronderzoek, al blijft een beslissing van de
rechter-commissaris vereist. – Een aantal ingrijpende maatregelen
en dwangmiddelen wordt losgekoppeld van het gerechtelijk
verslaglegging van de parallelle opsporing gaat deel uitmaken van
het dossier van het gerechtelijk – De rechter-commissaris moet ter
zake van al het parallel opsporingsonderzoek worden genformeerd; de
vooronderzoek.
verzoeken (mini-instructie).
– De verdachte heeft het recht te informeren of hij onderwerp van
onderzoek is en kan om een tegenonderzoek Het is de vraag of en
inhoeverre het wetsvoorstel van wezenlijke betekenis is voor de
positie van de rechter-commissaris. Voor zover de toepassing van
bepaalde dwangmiddelen uit het gerechtelijk vooronderzoek is
getild, lijkt vooral sprake van een aanpassing aan de bestaande
praktijk, waarin de rechter-commissaris nauwelijks zelfstandig
onderzoek verricht. Deze aanpassing betekent in elk geval geen
verschuiving van de positie van de rechter-commissaris naar een
meer op onderzoek georinteerde. In de bestaande situatie berust de
leiding van het onderzoek bij de rechter-commissaris. In de
praktijk wil hij die bevoegdheid wel ongebruikt laten in afwachting
van de verdere resultaten van de tap en het vervolg van het
opsporingsonderzoek. Doordat voor de toepassing van een aantal
dwangmiddelen in de toekomst slechts een machtiging van de
rechter-commissaris nodig is en daarvoor geen gerechtelijk
vooronderzoek hoeft worden geopend, wordt de greep van de
rechter-commissaris verkleind. Daar staat tegenover dat de
toetsende rol wordt versterkt. Bovendien kan de rechter-commissaris
in meer gevallen dan thans ook op verzoek van de verdachte
onderzoekshandelingen verrichten. Hoe de positie van de
rechter-commissaris in het toekomstige voorbereidend onderzoek vorm
zal krijgen moet worden afgewacht.
Het wetsvoorstel inzake direct afluisteren (23.047) strekt ertoe
het afluisteren van gesprekken (anders dan die over de telefoon
gevoerd worden) toe te staan, mits de rechter-commissaris daartoe
toestemming geeft (voorgesteld artikel 125a Sv). Dit voorstel maakt
zodanig afluisteren ook mogelijk indien een redelijk vermoeden
bestaat dat een strafbare feit zal worden gepleegd (voorgesteld
artikel 126g Sv). Het wetsvoorstel is door de minister opgehouden
in afwachting van de bespreking door het parlement van de
resultaten van deze enqute. Het wetsvoorstel heeft betekenis voor
de positie van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris wordt
immers in het kader van het direct afluisteren ook betrokken in
zaken waar nog niet gesproken kan worden van een verdenking ter
zake van een gepleegd strafbaar feit. Hierdoor kan de
rechter-commissaris het politieel vooronderzoek worden
ingezogen.