9.5 Conclusies
9.5.1 Belangrijkste bevindingen
In dit hoofdstuk zijn enkele bijzondere opsporingsmethoden
onderzocht en is met name aandacht besteed aan de vraag welke
mogelijke corruptie-risico’s aan het gebruik van deze methoden
verbonden kunnen zijn. In Figuur 1 worden deze risico’s
gellustreerd aan de hand van een aantal voorbeelden uit de
bestudeerde casus.
Figuur 1 Mogelijke corruptie-risico’s bij enkele bijzondere
opsporingsmethoden
informanten
1. Naggennormafwijkend gedrag
– vaak langdurige en vertrouwelijke band runner/info.
(vakantiekaartjes)
- etentjes met de informant en zijn vrouw
- zaken regelen voor informant (korting uitkering
opheffen)
2.Lekken politie-informatie
– meerderheid informanten is crimineel
– wegtippen huiszoeking aan persoonlijke contacten
sepot-overleg
– uit de school klappen over vertrouwelijk
3.Voordeel aan criminele activiteit
– onregelmatigheden bij uitbetaling tipgelden
4.Omkoping (Sr.) – priv
contacten, geschenken aannemen – delen in tipgelden informant
5.Andere strafbare feiten
– runner op de loonlijst van crim. org; info. runt begeleider
infiltratie
1. Naggennormafwijkend gedrag
– contact criminelen na werk voortzetten tijdens acties,
priv gebruiken
– misbruik werkprivileges; informatie opgedaan
2.Lekken politie-informatie
– raadplegen HKS voor kennis met criminele achtergrond
3.Voordeel aan criminele activiteit
– beveiligings- werk – verkopen van informatie
4.Omkoping (Sr.) – veel
gevoelige informatie beschikbaar – delen in criminele winst
5.Andere strafbare feiten
– heling gestolen goederen – criminele omgeving
gecon. aflevering
– afglijden (normen milieu overnemen)
1. Naggennormafwijkend
gedrag – persoonlijke
contacten informant (vakantie) 2.Lekken politie-informatie
3.Voordeel aan criminele activiteit
– delen in criminele winst 4.Omkoping (Sr.)
– politie koopt zelf verboden
goederen, om ze later te kunnen leveren
5.Andere strafbare feiten
– priv-verkoop deklading
Opleiding
Gezien de complexiteit en de risico’s van enkele bijzondere
opsporingsmethoden wordt veel aandacht besteed aan het voorbereiden
en het opleiden van politieambtenaren die deze methoden zullen gaan
gebruiken. Het corruptie-risico van een methode lijkt toe te nemen,
wanneer deze wordt ingezet door opsporingsambtenaren die hiervoor
onvoldoende gekwalificeerd zijn. In twee van de bestudeerde casus
waarbij sprake is van een corruptie-risico bij het runnen van een
informant, wordt de informant niet gerund door een daarvoor
opgeleide (CID) informatie-rechercheur. In n geval gaat het om een
tactisch districtsrechercheur, die ook na de overdracht van de
informant aan de CID intensief contact blijft onderhouden (casus
1). In een ander geval gaat het om een wachtmeester van de
Rijkspolitie die op verzoek van de CID zijn eigen informant blijft
runnen (casus 2). In paragraaf 3 kwam bovendien een geval van
(vermeende) corruptie aan de orde waarin een politieman een aantal
jaren heeft gefunctioneerd als pseudokoper/infiltrant, zonder de
benodigde opleiding en het bijbehorende A-nummer (casus 8).
Preventie
Op verschillende terreinen wordt er inmiddels voor gepleit om
politile corruptie niet uitsluitend repressief aan te pakken, maar
ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan het zoveel mogelijk
voorkomen van mogelijke misstappen. Noot Ook hier wordt
de noodzaak voor een preventieve aanpak op verschillende manieren
onderstreept. Zo blijkt in een tweetal gevallen waarin mogelijk
sprake is van corruptie bij (politile) infiltratie, dat de
betrokken politieambtenaren voorafgaand aan hun aanstelling als
respectievelijk begeleider van een pseudokoop-team (casus 7) en als
lid van een politieel infiltratieteam (casus 8) niet zijn
gescreend. In het eerste geval blijkt dat de desbetreffende
ambtenaar een aantal jaren geleden is overgeplaatst omdat hij ook
toen werd verdacht van ongeoorloofde contacten met priv-personen.
In het tweede geval blijkt de noodzaak voor preventie ook op een
andere manier. Het desbetreffende team is inmiddels ontbonden. Toen
in het verleden een teamlid bij de leiding aan de bel trok over de
volgens haar verwerpelijke groepscultuur, werd haar kritiek niet
herkend als structureel. De Rijksrecherche sprak in dat geval van
het door de teamleiding in onvoldoende
mate onderkennen van signalen met betrekking tot een afglijdend
normbesef.
Aard van de risico’s
Veel van de bekeken zaken waarin sprake was van een (vermeende)
vorm van politile corruptie spelen tegen de achtergrond van nauwe
persoonlijke contacten tussen een politie-ambtenaar en iemand uit
het criminele milieu (casus 1, 2, 5, 6 en 7). De meeste van de
besproken casus hebben bovendien betrekking op het op een of andere
manier lekken van informatie (casus 1, 2, 6, 7, 8). De combinatie
van beide factoren leidt ertoe dat wat misschien begint als een op
het eerste gezicht onschuldige vorm van naggen langzaam steeds
grotere vormen aanneemt en kan uitmonden in omkoping (casus 6).
9.5.2 Wat maakt bijzondere opsporingsmethoden gevoelig voor
politile corruptie?
Hier kunnen een aantal algemene conclusies worden geformuleerd.
De in dit hoofdstuk besproken opsporingsmethoden zijn mogelijk om
de volgende redenen gevoeliger voor politile corruptie, dan andere
typen opsporing: 1. Bij bijna elk type opsporing wordt de
politieambtenaar in meer of minder mate blootgesteld aan het
criminele milieu en daarmee aan het risico van corruptie. Anders
dan bij het gewone politiewerk echter, is de positie van het
opsporingsapparaat ten opzichte van het milieu bij de onderzochte
opsporingsmethoden niet langer passief maar actief.
Bij het runnen van informanten, bij infiltratie en bij
gecontroleerde aflevering mengt de politie zich doelbewust en vaak
intensief in het milieu. 2. De omstandigheden die in de gewone
opsporing een risico voor politile corruptie met zich meebrengen,
worden bij de georganiseerde criminaliteit (waartegen de
opsporingsmethoden worden ingezet) dramatisch uitvergroot. Het
gaat om meer (hard)drugs, om meer geld en vaak om veel grotere
criminele belangen. Criminelen zullen meer moeite doen om
bijvoorbeeld een politieambtenaar om te kopen en de
politieambtenaar wordt bloot gesteld aan grotere verlokkingen.
Noot 3. De bestrijding van de georganiseerde
criminaliteit staat in zekere zin nog in de kinderschoenen en vergt
van opsporingsambtenaren een hoge mate van creativiteit. Nieuwe
opsporingstechnieken zijn vaak gevoeliger voor corruptie dan oude
beproefde methoden. 4. Een belangrijke factor voor het ontstaan van
politile corruptie in het algemeen, is een grote eigen
beslissingsmacht van politieambtenaren. Noot Bij de
onderzochte opsporingsmethoden is deze beslissingsmacht groter dan
bij andere politiewerkzaamheden. Voor veel van deze methoden
bestaat bijvoorbeeld geen of een gebrekkig normatief kader. 5.
Opsporingsactiviteiten in het algemeen zijn door hun aard vaak
moeilijk te controleren. Dit geldt in versterkte mate voor de
onderzochte opsporingsmethoden. Deze opsporing is bovendien vaak
het werk van een kleine groep specialisten. De leiding, die hun
specialisme niet altijd deelt, is op die manier in hoge mate van
hen afhankelijk, bijvoorbeeld voor het aanleveren van relevante
informatie.