• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – 3.4 Feitelijk gebruik

    3.4 Feitelijk gebruik

    3.4.1 Algemeen

    Dynamische observatie vindt plaats door het subject op enige
    afstand te volgen, zowel op de openbare weg als in voor het publiek
    toegankelijke ruimten, middelen van openbaar vervoer enzovoorts.
    Soms wordt hierbij gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen
    zoals verrekijkers en beeldregistratie-apparatuur. Dergelijke
    activiteiten worden als regel uitgevoerd door een observatieteam
    (OT), een team van opsporingsambtenaren dat hiervoor speciaal is
    opgeleid en uitgerust.

    De voorzitter :
    Zou u kunnen beschrijven hoe dat in de praktijk in zijn werk
    gaat?
    De heer Kloosterman:
    Eh, wij krijgen een soort van opdracht mee waarin gevraagd
    wordt of wij een bepaalde handeling kunnen vastleggen, dat kunnen
    zien, een overdracht van het maakt niet uit wat, verdovende
    middelen, gestolen televisies en noem maar op. Daarvoor gaan wij de
    straat op. En dat proberen wij vast te leggen. En daar kan een
    tactisch team mee werken.
    De heer Kloosterman:
    Ja. Ik zit niet 100% van mijn tijd in de auto.
    De voorzitter:
    Maar wel 80%?
    De heer Kloosterman:
    Wel heel veel ja.
    De voorzitter:
    En dat gaat ongeveer met vijf, zes auto’s?
    De heer Kloosterman:
    Dat ligt aan de zaak. Maar over het algemeen…
    De voorzitter:
    Die er omheen cirkelen?
    De heer Kloosterman:
    Ja, daar komt het op neer. Noot Waarnemingen
    van hetgeen in het openbaar geschiedt kunnen weliswaar door de bank
    genomen dikwijls toelaatbaar zijn in het licht van het recht op
    privacy, maar toch zeer intens zijn.
    De heer Rouvoet:
    Mijnheer Kloosterman (…) Hebt u wel eens gedacht ik hoop
    dat mij dat nooit gevraagd wordt, want dat gaat toch echt een stap
    te ver voor een observant, dat zou ik toch nooit voor mijn rekening
    willen nemen?
    De heer Kloosterman:
    Ja, het is iemands privacy waar je mee bezig bent. En daar
    zijn wij natuurlijk best wel mee bezig.
    Observatie is toch
    wel een klein beetje een inbreuk op iemands eigen leven. Alleen het
    vervelen…, tenminste het voordeel voor ons is dat wij van degenen
    achter wie wij aan rijden, altijd weten dat het criminelen zijn,
    eigenlijk, of verdacht worden van criminele activiteiten. Op het
    moment dat het niet zo zou zijn, heb je natuurlijk een heel ethisch
    probleem.
    De voorzitter:
    Maar u heeft nooit het idee gehad waar ik nou achteraan
    rijd, ik begrijp niet wat ze bezielt; ik zit nu iemands leven door
    te ploegen, daar begrijp ik niks van? Bij wijze van spreken,
    h?
    De heer Kloosterman:
    Ja, ja, dat gebeurt wel, ja. Maar dat is puur… Als u
    bedoelt dat ik met de
    observatie een inbreuk maak op iemand,
    terwijl er helemaal niets gebeurt, ja, dat gebeurt. Dan gaan wij
    terug naar onze chef en dan zeggen wij: dit heeft helemaal geen
    zin; die man doet gewoon niets; die zit ‘s avonds netjes thuis,
    binnen, en overdag gaat hij naar zijn werk; wat kunnen wij verder
    voor jullie betekenen?
    De voorzitter:
    Na hoeveel tijd zeg je dat?
    De heer Kloosterman:
    dat was na een dag of drie, vier. (…) Dan heb je al een
    stuk van het gedrag van iemand vastgelegd, ja.

    Noot

    3.4.2 Telefoontap en dergelijke

    Frequentie

    In grote strafvorderlijke onderzoeken wordt (zeker als het
    handel in verdovende middelen betreft) min of meer als regel de
    telecommunicatie van verdachten getapt. De tap is een van de
    middelen om de criminele organisatie en diens handel in kaart te
    brengen. De toepassingsfrequentie is daarmee derhalve hoog. Van de
    kant van PTT-Telecom zijn er voor wat betreft het aantal af te
    luisteren telefoonaansluitingen vrijwel geen beperkingen. De
    uitzondering betreft het aantal aftapmogelijkheden voor ATF 2 en
    ATF 3. Dit bedraagt 60 voor ATF-2 en 120 voor ATF-3.

    Anders ligt dit bij Libertel BV. Dit bedrijf is sinds 29
    september 1995 operationeel als operator van een GSM netwerk in
    Nederland. Krachtens het bepaalde in artikel 13 tweede lid Besluit
    mobiele telecommunicatie jo artikel 2 Regeling aftappen mobiele
    telecommunicatie GSM (HDTP/94/18.335) dient Libertel met ingang van
    1 januari 1996 zijn telecommunicatiestructuur zodanig in te richten
    dat een last tot het aftappen wordt uitgevoerd op het daarin door
    de lastgever vermelde abonneenummer. In een brief van 26 oktober
    1995 gericht aan onder meer de rechters-commissarissen in
    strafzaken valt de volgende passage op:Aparte aandacht verdient de
    verstrekking van gegevens ex artikel 11 tweede lid WPR. Nu omtrent
    de toepassing van deze bepaling geen afspraken zijn gemaakt tussen
    Libertel en de overheid stelt Libertel zich op het standpunt dat
    een verzoek tot het verstrekken van gegevens krachtens deze
    bepaling uitsluitend gehonoreerd kan worden als aan de wettelijke
    eisen is voldaan: er moet sprake zijn van een dringende en
    gewichtige reden en Libertel moet van mening zijn dat de
    persoonlijke levenssfeer van betrokkene door de verstrekking niet
    onevenredig wordt geschaad.

    Het aantal telefoontaps heeft lange tijd een stijgende lijn
    vertoond. Echter, de cijfers uit het verleden zijn te wantrouwen,
    omdat niet steeds duidelijk is dat het gaat om het aantal
    beschikkingen (wellicht per beschikking meer lijnen getapt), of het
    aantal getapte lijnen.

    Zo werd aan de commissie een intern stuk van parket van de
    procureur-generaal Den Bosch ter hand gesteld met (handgeschreven)
    de volgende cijfers. Het zou hier gaan om een landelijk overzicht
    van telefoontapbeschikkingen: 1982: 869; 1983: 979; 1984: 1019;
    1985: 1087; 1986: 1088; 1987: 1422. Als bijlage bij het rapport van
    de RESAC-Werkgroep justitieel aftappen (1991) is een schematisch
    overzicht gevoegd van het aantal telefoontaps. De precieze
    aantallen telefoontaps zijn niet uit dit schema te herleiden.
    In 1985 gaat het om meer dan 2100 taps, in 1986 om meer dan 2200
    taps, in 1987 om meer dan 2700 taps, in 1988 om meer dan 3200 taps,
    in 1989 om meer dan 3600 taps; in 1990 om meer 3300 taps en in 1991
    om meer dan 3500 taps.

    Het WODC doet thans een onderzoek naar de effectiviteit en de
    frequentie van het tappen. Aan een tussenrapport van het WODC van
    31 oktober 1995 wordt ontleend dat in 1993.3619 taps werden
    geplaatst en in 1994.3284 taps. De grote arrondissementen (Den
    Haag, Rotterdam, Arnhem en Amsterdam) blijken zowel in 1993 als in
    1994 een hoger tapgemiddelde te hebben per 100.000 inwoners. De
    duur van de tapperiode bedroeg in 1993 gemiddeld 43,54 dagen en in
    1994 43,89 dagen.

    De tapcapaciteit is afhankelijk van de faciliteiten van de
    politie. Bepalend is of er voldoende aansluitpunten zijn. In de
    praktijk komt het wel voor dat er uitgeweken moet worden naar
    andere regio’s, omdat alle aftappunten binnen een bepaalde regio
    bezet zijn. Niet gezegd kan worden dat de capaciteit van het tappen
    werkelijk ontoereikend is. Opmerkelijk is dat niet uitgesloten is
    dat n telefoonlijn in meerdere onderzoeken wordt afgetapt. Het kan
    daarbij voorkomen dat de politie er niet van op de hoogte is dat
    ook in een ander onderzoek wordt getapt.

    De kosten van een telefoontap voor justitie zijn aanzienlijk.
    Deze kosten drukken op het budget van het arrondissement. Er is een
    standaardbedrag van f.129,- (f 74,- voor het eenmalig in
    verbindingstellen en daarboven een eenmalig tarief van f.55). De
    overigekosten variren per kilometer. Het aantal kilometers tussen
    de centrale waarvan de afgetapte telefoon gebruik maakt en de
    centrale waarvan de politie gebruik maakt is bepalend.

    Het is technisch mogelijk GSM telefonie te tappen. Aanvankelijk
    leek het er op dat het afluisteren alleen mogelijk was met speciale
    kostbare apparatuur van het Duitse bedrijf Siemens. Inmiddels is
    (per 1 januari 1996) het afluisteren echter mogelijk via de
    infrastructuur van de PTT. In 1995 is het eerst een GSM getapt in
    een kernteam-onderzoek. De commercile belangen van PTT-Telecom en
    andere telecommunicatiebedrijven (waaronder ook de vraag wie de
    kosten van de technische voorzieningen moet dragen) hebben een
    belemmerende rol gespeeld bij het realiseren van de GSM-tap.

    Het opvragen van printgegevens door het OM, alsmede met
    machtiging van de rechter-commissaris komt zeer veelvuldig voor. In
    onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit is het min of meer
    standaard. Ook worden wel printgegevens opgevraagd van
    telefooncellen. Dat gebeurt nadat gezien is dat een verdachte
    vanuit die cel een gesprek heeft gevoerd, maar het komt ook voor
    dat een telefooncel gedurende langere tijd wordt geprint.

    Voor het opvragen van printgegevens is er een vast tarief voor
    inkomend en uitgaand verkeer van f.120 per opvraag. Als het alleen
    om inkomend of alleen om uitgaand verkeer gaat zijn de kosten f.60.
    Hier gaat het om een printer die tentijde van de gesprekken
    registreert. Het opvragen van historische printgegevens brengt geen
    kosten met zich mee.

    Functionarissen

    De officier van justitie dient om een telefoontap (eventueel
    gelijktijdig voor verschillende nummers) te verkrijgen een
    vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek in
    (artikel 125g Sv). De tap kan ook gegeven worden in het kader van
    een strafrechtelijk financieel onderzoek (artikel 126b Sv), maar
    dit komt nog nauwelijks voor.

    Het is (vrijwel) onmogelijk om met voorbijgaan van de
    rechter-commissaris te tappen. Zulks is in het onderzoek van de
    commissie slechts eenmaal naar voren gekomen. Daarbij was sprake
    van een tap die uitsluitend betrekking had op printgegevens en
    waarbij (door een misverstand?) daadwerkelijk gesprekken werden
    afgeluisterd.

    De schriftelijke tapmachtiging van de rechter-commissaris wordt
    (door de politie) naar PTT-Telecom gefaxt. Voor het realiseren van
    een tap is derhalve de inschakeling van een particulier bedrijf
    (PTT-Telecom) noodzakelijk. Binnen de security-afdeling van het
    bedrijf zijn verschillende mensen op de hoogte. Ook in den lande
    worden verschillende werknemers van PTT-Telecom ingeschakeld, onder
    meer voor het daadwerkelijk aanleggen van de verbindingen. Deze
    personen zijn ingeval van onzorgvuldig handelen niet aanspreekbaar
    langs de weg van het ambtenarentuchtrecht. Er zijn overigens geen
    aanwijzingen gevonden dat vanuit PTT-Telecom (structureel) gelekt
    wordt.

    In de praktijk wordt de inhoud van de telefoongesprekken door de
    politie binnen enkele dagen zakelijk uitgewerkt en op papier of op
    schijf ingeleverd bij de rechter-commissaris. Het uitwerken van de
    gesprekken geschiedt veelal door de leden van het tactisch
    onderzoeksteam.

    Over de correcte weergave van tapgesprekken in het zogenaamde
    tapjournaal kan discussie ontstaan. Het komt voor dat de
    zittingsrechter tot de slotsom komt dat de gesprekken niet correct
    zijn weergegeven. Noot
    Er zijn geen nadere algemeen geldende regels over de taakverdeling
    in verband met het tappen. In de modelbrief van 2 juli 1984 met
    richtlijnen inzake het onderzoek van telefoongesprekken komt niet
    naar voren welk politieonderdeel met de uitvoering van het tappen
    is belast. Veelal (zie Bijlage Organisaties, hoofdstuk 5
    Ondersteunende diensten) is het beheer over de tapkamer en
    de daarbij behorende voorzieningen ondergebracht bij de criminele
    inlichtingendienst. Het is niet ongebruikelijk dat een kopie van de
    uitgewerkte gesprekken blijft bij het onderzoeksteam en er een gaat
    naar de officier van justitie. De geluidsbanden blijven eveneens
    bij de politie. Belangrijke informatie uit de taps zal ook worden
    verwerkt in het dagjournaal dat er (in grotere teams) mede toe
    strekt om alle teamleden van de nodige actuele informatie te
    voorzien. De vraag of de rechter-commissaris zelf kennis neemt van
    de inhoud van tapverslagen en zo ja op welke wijze moet per
    rechter-commissaris worden beantwoord. Het beeld rijst op dat de
    rechter-commissaris in het algemeen in ieder geval wel globaal
    kennis neemt van de inhoud van tapgesprekken. Soms gebeurt dit aan
    de hand van door het team of door zijn griffier gemaakte
    samenvattingen. Bedacht dient te worden dat de tapverslagen soms
    van een omvang zijn dat integrale kennisname een groot beslag op de
    tijd zou leggen. In ieder geval zal de rechter-commissaris ten
    tijde van de verlenging van de tapbeschikking op de hoogte willen
    zijn van de globale inhoud van de gevoerde gesprekken. De
    verlengingsrapporten bevatten niet zelden als bijlage de
    belangrijkste voor de verdachte belastende gesprekken.

    In de grotere onderzoeken zal aan de tap doorgaans een einde
    komen door de aanhouding van verdachten. Na aanhouding is het
    immers (aanvankelijk) onmogelijk dat de verdachten nog deelnemen
    aan de telefoongesprekken. De mogelijkheid van deelname is (thans
    nog) een wettelijke eis en de tap zal dus dienen te worden
    beindigd: in het wetsvoorstel tot herziening van het gerechtelijk
    vooronderzoek is deze eis vervallen.

    Ook in de huidige regeling is het niet volstrekt uitgesloten dat
    de telefoonaansluiting van iemand die zelf na aanhouding niet in
    staat is deel te nemen aan het telefoonverkeer (tijdens de
    beperkingen in het kader van voorarrest) wordt afgeluisterd. De tap
    van die aansluiting kan plaatsvinden in het onderzoek tegen een
    medeverdachte (eventueel een onbekende persoon; GVO-NN). Niet uit
    te sluiten valt dat de medeverdachte via de afgetapte lijn een
    familielid van de gedetineerde belt en daarbij voor het onderzoek
    relevante mededelingen doet. Er is sprake van misbruik indien de
    tap in het kader van een GVO-NN doorloopt na aanhouding van de
    verdachte en het gerechtelijk vooronderzoek niet op naam wordt
    gezet. Noot De beindiging geschiedt doordat de politie
    een proces-verbaal opmaakt dat op een bepaalde tijd is gestopt met
    het afluisteren. De knop in de tapkamer wordt omgezet, maar
    doorgaans verbreekt PTT-Telecom de verbinding pas later. Van
    misbruik van deze situatie is niet gebleken.

    De regel dat de rechter-commissaris gegevens uit de tap die voor
    het onderzoek niet van belang zijn dient te vernietigen, levert in
    de praktijk problemen op. De wet gaat er vanuit dat de
    rechter-commissaris bepaalt of gegevens al dan niet van belang zijn
    voor het onderzoek. In ieder geval moet de verdediging
    uitdrukkelijk in de gelegenheid worden gesteld om te verzoeken dat
    processen-verbaal met afgeluisterde gesprekken en banden aan de
    processtukken worden toegevoegd. Noot In de praktijk
    wordt veelal niet tot vernietiging overgegaan voordat er in de zaak
    een onherroepelijke beslissing is.

    De heer Gelderman:
    Een zaak die vijf jaar loopt, komt vrijwel niet voor. In het
    kader van een gerechtelijk vooronderzoek dat afgesloten wordt,
    wordt bekeken welk deel van de tapverslagen bewijsmateriaal is –
    dat deel dient in het dossier te worden gevoegd om zijn
    bewijsfunctie te hebben – en welk deel wordt vernietigd. Sinds
    enige tijd wordt het materiaal bewaard, totdat de
    advocatuur
    heeft aangegeven, aan het materiaal dat niet in het dossier is
    gevoegd, geen behoefte meer te hebben. Het moet nagekeken kunnen
    worden, maar daarna wordt het vernietigd in het kader van de zaak.
    Ik heb altijd begrepen dat die banden gewoon overgespoeld
    worden.(…)
    De heer Koekkoek:
    Artikel 125h van het Wetboek van Strafvordering zegt: De
    rechter-commissaris doet te zijnen overstaan processen-verbaal
    en andere voorwerpen -bandjes bijvoorbeeld – waaraan een gegeven
    kan worden ontleend zo spoedig mogelijk vernietigen. Wat betekent
    te zijnen overstaan als u er niet bij zit?(…)
    De heer Gelderman:
    Onder zijn verantwoordelijkheid, dus dat hij het wist.
    Hetzelfde is dat de
    rechter-commissaris de huiszoeking doet.
    Hij mag nu gelukkig tussendoor wel even weg. Hij doet het vooral
    niet zelf, want hij heeft helemaal niet de vaardigheden om
    verstandig en systematisch huiszoeking te doen. Dat geldt ook
    hierbij. Ik denk dat je het praktisch moet interpreteren. Dat
    ontslaat de
    rechter-commissaris echter niet van de
    waarneming, van het opdracht geven en van het vragen of het gebeurd
    is. Maar ik heb ook van collega’s niet begrepen dat het en detail
    checken vaak gebeurt.
    De heer Koekkoek:
    Het is een ruime interpretatie van te zijnen overstaan. U
    zit nu tegenover ons. Dat kunnen wij waarnemen. Als het gaat om het
    vernietigen van spullen en als er te zijnen overstaan staat, dan
    moet er een directe controle op zijn.
    De heer Gelderman:
    Bij de sluiting van een tap krijg ik een proces-verbaal
    waarin staat dat de banden zijn vernietigd. Daar ben ik zelf niet
    bij geweest. Maar het proces-verbaal krijg ik. (…) Als ik van de
    politie een proces-verbaal krijg waarin onder ambtsede wordt
    verklaard dat de banden zijn gewist, dan ga ik daarvan uit. Ik ga
    dan niet zelf naar een bureau ergens in het arrondissement om te
    kijken of het inderdaad gebeurd is.
    Noot

    Van centrale registratie van taps is geen sprake. De Centrale
    toetsingscommissie vervult geen rol bij de inzet van dit
    dwangmiddel.

    Doel en effectiviteit

    Over de effectiviteit van het afluisteren van telefoongesprekken
    valt weinig met zekerheid te zeggen. Veelal wordt het door de
    politie als een onmisbaar middel gezien. In veel gevallen draagt
    een proces-verbaal met als inhoud telefoongesprekken bij aan het
    bewijs. De afgeluisterde telefoongesprekken dragen ook indirect bij
    aan het bewijs. Immers niet uitgesloten is dat de verdachte die
    tijdens zijn verhoor met een telefoongesprek wordt geconfronteerd,
    alsnog bekent. Het uitgewerkte telefoongesprek zal in veel gevallen
    dan niet meer nodig zijn als bewijsmiddel. Een reden dat de
    telefoongesprekken vaak niet voor het bewijs gebruikt worden, is
    dat verdachten bedacht zijn op afluisteren en geen of nauwelijks
    bewijsrechtelijk interessante informatie wisselen over de afgetapte
    lijn. Bedacht dient te worden dat de tap in een dergelijk geval
    desondanks wel nuttig kan zijn.

    In 1991 concludeerde de Werkgroep justitieel aftappen van de
    Recherche adviescommissie: De telefoontap is in veel onderzoeken
    van doorslaggevend belang, terwijl in andere zaken de tap een
    belangrijke ondersteunende functie heeft. De tap maakt
    onlosmakelijk deel uit van een keten van onderzoeksmiddelen die de
    overheid ter beschikking heeft.

    Veelal bevatten de gesprekken namelijk sturingsinformatie. Met
    name afspraken met andere (potentile) verdachten geven zicht op de
    handelwijze van de verdachte. De tap kan ook het optreden van een
    observatieteam ondersteunen.

    De voorzitter:
    Twintig jaar geleden bestonden er nog geen
    Kolibries.
    De heer Jansen:
    Nee, maar toen had je wel een tap. Je had een indicatie. Het
    is maar heel kort in zwang geweest om open over de telefoon te
    praten, want na de eerste rechtszaken was dat mooi afgelopen. Je
    had dus wel indicaties. Je kon aan een stemverheffing, aan het
    nerveus worden van mensen die over de telefoon praatten, merken dat
    er met een bepaalde lading iets niet goed moest zitten. Men was
    alerter, nerveuzer. Men belde elkaar vaker. Een ogenschijnlijk
    onbelangrijke lading bleek ineens ontzettend belangrijk te zijn.
    Het ging een keer om 20 ton elastiekjes waar niemand in Nederland
    op zat te wachten, maar men had daar geweldig veel haast mee. Dan
    is daar iets fout. Dan ga je daarnaar kijken.

    Noot

    Als er uit de tap blijkt van betrokkenheid bij andere feiten dan
    die waarvoor het gerechtelijk vooronderzoek loopt, mag deze
    informatie worden gebruikt. Noot Dat ligt niet anders
    als het om feiten gaat waarvan ten tijde van het geven van de
    tapmachtiging in het geheel nog geen sprake was. De tap kan dus
    mede gebruikt worden voor toekomstige, nog niet-gepleegde feiten en
    in zoverre kan de tap ook aangeduid worden met de term proactief.
    Noot Het tappen louter met het oog op nog te plegen
    feiten is niet toegelaten. Het onderscheid is echter in de praktijk
    soms erg subtiel en gezocht. Als de tap informatie over andere
    personen oplevert, kan de tap tegen hen gebruikt worden en kunnen
    zij bijvoorbeeld eventueel op grond van de tap als verdachte worden
    aangemerkt. Noot In geval bij het tappen in strijd met
    de wet is gehandeld lijdt dit nog niet zonder meer tot
    bewijsuitsluiting. Zo komt aan de verdachte die niet heeft
    deelgenomen aan het afgetapte verkeer in het geheel geen beroep op
    onrechtmatigheid toe, omdat er jegens hem niet onrechtmatig is
    gehandeld. Noot Aan het gebruik van tapgegevens (in de
    vorm van informatie van de Criminele inlichtingendienst) in andere
    onderzoeken wordt in het hoofdstuk over de uitwisseling van
    gegevens aandacht besteed. Hier wordt er slechts op gewezen dat
    schriftelijke weergaven van afgetapt verkeer geen register vormen
    in de zin van de Wet Politieregisters. Noot

    Technische ontwikkelingen zijn sterk bepalend voor de
    effectiviteit van de tap. Gebleken is bijvoorbeeld dat een nieuwe
    vorm van telefonie, zoals GSM waarvan bekend is dat het tappen
    daarvan (tot voor kort) onmogelijk was een aanzienlijke
    aantrekkingskracht voor wetsovertreders heeft.

    Ondermeer uit de pers komt naar voren dat er technische middelen
    voorhanden zijn of komen waarmee een gespreksdeelnemer kan
    voorkomen dat gesprekken worden afgeluisterd. Gesprekken zouden via
    een computermodem kunnen worden gecodeerd: de techniek zou
    eenvoudig te bedienen zijn en de investeringskosten bedragen rond
    de duizend gulden. Noot Een Werkgroep justitieel
    aftappen van de Recherche

    adviescommissie concludeerde in 1991 : Het toenemend gebruik van
    crypto-apparatuur baart grote zorgen, aangezien inspanningen om het
    onderzoeksmiddel telefoontap in de toekomst te waarborgen daardoor
    gefrustreerd worden. In een vergadering van het zogenaamde
    Landelijk contact observatie van 6 december 1994 is meegedeeld dat
    er een bedrijf is dat telefoonscramblers levert.

    Tijdens het onderzoek van de commissie is slechts in een geval
    gebleken dat het afluisteren door de politie door de inzet van
    technische contra-middelen wordt bemoeilijkt.
    In de toekomst valt zulks vaker te verwachten. In de begroting van
    het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt reeds opgemerkt dat het
    toenemend gebruik van cryptografie bijzondere inspanning van de BVD
    eist. Noot Printgegevens leveren eigenlijk alleen
    sturingsinformatie op. Op die manier tracht de politie in kaart te
    brengen wie met wie contact legt. Het gaat daarbij niet om de
    inhoud van het gesprek, maar om de vaststelling van het
    contact.

    De voorzitter:
    Hebt u ooit met de CID-officier met wie u het printen
    besprak, discussie gehad over de vraag wat u met de gegevens kon
    doen?
    De heer Van Teijlingen:
    Wij hebben, zeker anderhalf jaar geleden, een zeer
    uitgebreide discussie gehad met justitie over de vraag wat wij
    eventueel zouden doen met de informatie die daarmee gegenereerd
    werd. Er hebben zich situaties voorgedaan waarin er het voornemen
    was om de informatie in het CID-bestand op te nemen en wij hebben
    toen in overleg met justitie gesteld: dat nemen wij niet in het
    CID-bestand op. De belangrijkste reden daarvoor heeft mijn collega
    al aangehaald: in een printeractie krijg je op papier dat twee
    telefoonnummers met een bepaalde naam erbij contact hebben, maar
    daarmee weet je nog niet of daar ook bepaalde personen bij
    betrokken zijn. De waarde van de informatie vinden wij dan ook niet
    zodanig dat wij de informatie in het bestand moeten opnemen.

    Noot

    Gevallen

    Volgens artikel 125g Sv is het tappen van gegevensverkeer
    mogelijk als het vermoeden bestaat dat de verdachte eraan
    deelneemt. Zoals reeds vermeld komt deze eis te vervallen volgens
    het wetsontwerp Herziening gerechtelijk vooronderzoek.

    Ter motivering van de vordering wordt als regel een
    proces-verbaal van de politie aan de vordering gehecht. De

    rechter-commissaris doet zich desgewenst nader mondeling
    (telefonisch) inlichten. Daaraan zal in het algemeen behoefte
    bestaan als de vordering tot het instellen van een gerechtelijk
    vooronderzoek slechts gemotiveerd wordt met informatie van de

    criminele inlichtingendienst. Daarbij lijkt er in de praktijk de
    ongeschreven regel te zijn dat informatie uit slechts n bron van
    de
    CID in beginsel onvoldoende is om een gerechtelijk
    vooronderzoek te openen. Er is geen duidelijk beeld ontstaan op
    grond van welke criteria over het afgeven van een tapmachtiging
    wordt beslist. Algemene (en enigszins vage) rechtsbeginselen als
    proportionaliteit en subsidiariteit spelen een vooraanstaande rol.
    Het komt wel eens voor dat een vordering wordt afgewezen. Vaker is
    het geval dat er door aanvullende informatie alsnog voldoende grond
    aanwezig wordt geoordeeld om over te gaan tot het

    aftappen.

    In de media en tijdens zittingen is oneigenlijk gebruik
    gesuggereerd in verband met de afgeluisterde gesprekken, terwijl de
    hoorn van de haak lag.
    Noot
    Als na het verbreken van de verbinding met de gesprekspartner de
    hoorn niet of niet goed wordt teruggelegd, blijft de lijn openstaan
    en is het mogelijk dat gesprekken die vervolgens in de betreffende
    ruimte worden gevoerd, afgeluisterd kunnen worden. Naar het oordeel
    van de Hoge Raad is er geen sprake van onrechtmatig afluisteren in
    geval in een kamer gevoerde gesprekken via een open lijn worden
    meegeluisterd. Noot Soms worden publieke telefooncellen
    (alsmede telefoons in cafs en dergelijke) getapt. In de meeste
    gevallen wordt door middel van stemherkenning vervolgens uitgemaakt
    of de verdachte al dan niet aan het gesprek heeft deelgenomen.
    Alleen die gesprekken worden in het tapverslag uitgewerkt. Een
    belangrijk probleem rijst hier: kunnen in dergelijke gevallen de
    afgeluisterde gesprekken van derden aangaande volledig andere
    strafbare feiten gebruikt worden als CID informatie.

    Soms geschiedt de selectie met behulp van camera-observatie. De
    rechter-commissaris eist namelijk soms een voortdurende
    camera-observatie van de telefooncel met tijdregistratie. Via een
    videoband met tijdregistratie kan vervolgens bezien worden welk
    deel van de geluidsband dient te worden uitgeluisterd. Het spreekt
    voor zich dat alleen die gesprekken worden uitgeluisterd waaraan
    volgens de videoband de verdachte deelneemt. Het opvragen van
    printgegevens behoeft niet alleen op telefoonnummer te geschieden.
    Het is mogelijk bij de PTT historische printgegevens te vragen van
    alle mobiele telefoonverbindingen die op een bepaalde tijd in een
    bepaald gebied zijn gelegd. Met name wanneer een overval in het
    holst van de nacht in een landelijk
    omgeving plaatsvindt kan dit een uiterst effectief recherchemiddel
    zijn. De wettelijke grondslag is echter twijfelachtig. Het komt
    voor dat in het hier geschetste geval een rechterlijke machtiging
    wordt afgegeven.

    Termijnen

    Een machtiging tot tappen wordt ten hoogste voor een termijn van
    vier weken gegeven. Kortere termijnen komen in de praktijk eveneens
    voor. Na de eerste termijn is (telkens) verlenging met ten hoogste
    vier weken mogelijk. Daarvoor wordt geen vordering ingediend, maar
    een verlengingsrapport van de politie. De rechter-commissaris stelt
    de verlenging van de machtiging op schrift. Het is niet
    ongebruikelijk dat er bij gelegenheid van een verlenging een
    bespreking plaatsvindt tussen officier van justitie, teamleider en
    rechter-commissaris.

    3.4.3 Inzage in computerbestanden

    Over de feitelijke toepassing van dit dwangmiddel valt gelet op
    de recente invoering (1 maart 1993) weinig te zeggen. Er is nog
    nauwelijks ervaring mee opgedaan. In de doorlichting en in de
    meldingen aan de Centrale toetsingscommisie komt het middel niet
    voor. Van enige nadere normering aan de hand van rechtspraak is
    geen sprake. Het lijkt er op dat het dwangmiddel slechts zelden
    wordt toegepast. Voor zover het middel wordt toegepast geschiedt
    zulks met name in fraudezaken. Over de vraag of het middel
    voldoende ruimte aan de praktijk biedt is weinig met zekerheid te
    zeggen. Klachten daaromtrent zijn overigens niet naar voren
    gekomen. Binnen elk regiokorps zijn doorgaans enkele specialisten
    aanwezig in verband met het toegankelijk maken van de
    geautomatiseerde informatie. Deze opsporingsambtenaren zijn
    doorgaans ook belast met het opsporen van computercriminaliteit.
    Expertise wordt ook geleverd door het Gerechtelijk Laboratorium.
    Het dwangmiddel van artikel 125i en verder Sv wordt bij gelegenheid
    van een huiszoeking toegepast. Het onderzoek ter plaatse is niet
    zelden tijdrovend. Te denken valt bijvoorbeeld aan het maken van
    een kopie van de harde schijf van een geautomatiseerd werk. Het
    voordeel van de procedure van artikel 125i en verder Sv is dat de
    onderzochte persoon slechts overlast ondervindt ten tijde van de
    zoeking. Niet zelden wordt in de praktijk eerst nagegaan of het
    mogelijk is om het geautomatiseerde werk in zijn geheel in beslag
    te nemen en het onderzoek te doen plaatsvinden op het
    politiebureau. Men moet dan nagaan of een en ander technisch
    realiseerbaar is en voorts of de beslagene niet te zeer wordt
    belemmerd in de normale voortgang van werkzaamheden met als gevolg
    mogelijke schadeclaims. In een dergelijk geval is dus geen sprake
    van een computerzoeking als bedoeld in artikel 125i Sv, maar gewoon
    van een klassiek beslag als bedoeld in artikel 94 en verder Sv.

    Van centrale registratie van inzage in computerbestanden is geen
    sprake. De Centrale toetsingscommissie vervult geen rol bij de
    toepassing van dit dwangmiddel.

    3.4.4 Scannen van mobiele telefoons en semafoons

    Toepassingsfrequentie

    Zeker in de wat grotere onderzoeken wordt vrijwel altijd gebruik
    gemaakt van de scanner. Dit geschiedt zowel in de informatieve als
    in de tactische fase. Bij de inzet van een OT hoorde in ieder geval
    tot voor kort de inzet van een scanner tot de gebruikelijke
    werkwijze. De scanner is voor het OT standaarduitrusting. Het
    scannen is daarmee een frequent ingezet opsporingsmiddel.

    De Arnhemse procureur-generaal is niet in staat te melden in
    welke onderzoeken sprake is geweest van de inzet van een semascan
    of kolibrie. Noot Door de regiopolitie Gelderland-Zuid
    wordt te kennen gegeven dat het OT in veel gevallen standaard
    gebruik maakt van de kolibrie en van fotoen videoregistratie. Dit
    korps meldt driemaal de inzet van een kolibrie of semascan met
    machtiging van de rechter-commissaris; in dezelfde regio zou
    eenmaal een kolibrie zijn gebruikt met toestemming van het openbaar
    ministerie om vast te stellen of de verdachte gebruik maakte van
    een mobiele telefoon. Voorts wordt een inzet van een ATF-scan
    gemeld waarvoor geen toestemming van het OM bestond teneinde na te
    gaan of er vanuit een woning telefonisch verkeer was.

    In Gelderland-Midden is elf keer een semascan ingezet telkens
    met machtiging van de rechter-commissaris. In twee gevallen is de
    scan al gebruikt voor de aanvang van het gerechtelijk vooronderzoek
    met toestemming van het openbaar ministerie. Dit korps heeft
    driemaal een kolibrie ingezet zonder toestemming van het openbaar
    ministerie.

    Door de regiopolitie Twente wordt tweemaal een semascript
    (parallel schakelen van een semafoon) gemeld met machtiging van de
    rechter-commissaris en de inzet van een semascanner of kolibrie in
    vier gevallen,
    zonder betrokkenheid van de rechter-commissaris (trouwens ook
    zonder dat proces-verbaal van de inzet in het dossier is opgenomen
    en in drie van vier gevallen ontbrak toestemming van het openbaar
    ministerie. Het kernteam Noord- en Oost-Nederland verantwoordt
    enkele malen het gebruik van een scanner voor het afluisteren van
    ATF-gesprekken met machtiging van de rechter-commissaris. In de
    politieregio Noord-Holland-Noord zou in vijf gevallen sprake zijn
    van het scannen van ATF of semafoon telkens met toestemming van het
    openbaar ministerie. Uit Amsterdam-Amstelland komen zeven grotere
    onderzoeken waarin ATF en/of semafoon gescand zijn. Er zou telkens
    toestemming van het openbaar ministerie zijn geweest.

    Naast de kosten van de aanschaf van de apparatuur brengt de
    inzet van de scanner geen bijzondere kosten met zich mee.

    Functionarissen

    Er wordt gescand, zowel op eigen gezag van het OT, als na
    toestemming van het openbaar ministerie alsook met machtiging van
    de rechter-commissaris. Uit het onderzoek van de commissie, noch
    uit de doorlichting van het ministerie van Justitie, wordt
    duidelijk welke functionaris onder welke omstandigheden beslist.
    Volgens een CID-officier hebben gegevens uit de scan geen
    bewijskracht en kan de scan door de politie niet operationeel
    worden ingezet dan na machtiging van de rechter-commissaris. Er
    dient in ieder geval achteraf schriftelijke rapportage plaats te
    vinden aan het hoofd van de RCID en aan de CID officier van
    justitie. Ten behoeve van parallelle schakelingen wordt een
    semascan gebruikt doch slechts met machtiging van de
    rechter-commissaris. De semascan is in beheer bij de afdeling STO
    van de RCID. De hoofdofficier van justitie te Arnhem geeft evenwel
    te kennen dat een beperkt gebruik van de semascan tot de
    opsporingstaak van de politie behoort. Noot Bij de
    normale inzet van het OT behoort zijns inziens de inzet van
    semascan en plaatsbepalingsapparatuur.

    Omdat niet van de vaste kabels van de PTT werd gebruik gemaakt
    en omdat sprake was van vrij etherverkeer werd tot in het recente
    verleden een machtiging van de rechter-commissaris niet
    noodzakelijk geacht. De beslissing tot de inzet geschiedde op het
    niveau van de politie. Ook achtte men het tot voor kort niet altijd
    noodzakelijk om de officier van justitie zelfs maar op de hoogte te
    brengen. Beide standpunten lagen ook niet erg voor de hand
    aangezien elk OT standaard met scanners is uitgerust. De beslissing
    tot inzet van een scanner werd dus niet schriftelijk geregistreerd
    en er werd geen proces-verbaal van bevindingen opgemaakt omtrent
    hetgeen tijdens het scannen was gehoord. In het zittingsdossier was
    niet terug te vinden dat van een scanner gebruik was gemaakt.

    Doel en effectiviteit

    Voor de effectiviteit van het scannen van gesprekken kan worden
    verwezen naar hetgeen omtrent het afluisteren van gesprekken bij
    het tappen is gezegd. Het doel is enerzijds het afluisteren van
    gesprekken en anderzijds het ondersteunen van de observatie. Voor
    zover het om het laatste gaat is de scan te vergelijken met
    plaatsbepalingsapparatuur.

    Een observatieteam was – zeker tot voor kort – niet zelden
    standaard uitgerust met scanapparatuur. De observatie werd op deze
    wijze vergemakkelijkt. Immers de geobserveerde persoon deed via een
    autotelefoon wel mededelingen over het door hem af te leggen
    traject of maakte op een bepaalde plaats een afspraak. Door het
    opvangen van dergelijke berichten kon de observatie onopvallender
    geschieden, zeker indien geen baken is of kon worden geplaatst aan
    een voertuig van de te volgen persoon. Op deze wijze kan op enige
    afstand worden gevolgd en is het gevaar van stukrijden van een OT
    minder groot. Het was immers beter mogelijk enige afstand te houden
    van het te volgen voertuig, omdat de politie al op de hoogte was
    van de bestemmingsplaats.

    Het scannen op de wijze als hier vermeld vond zowel plaats in
    het kader van het tactische onderzoek als in het kader van geheime
    CID-matig al dan niet proactief onderzoek.
    Voor wat betreft het afluisteren van telefoongesprekken verdient
    opmerking dat van de mobiele telefonie aanvankelijk hoofdzakelijk
    gebruik werd gemaakt vanuit de auto. Steeds meer wordt echter de
    mobiele telefoon gebruikt ongeacht de plaats waar wordt verbleven.
    Binnen het criminele milieu werd en wordt ook van de mobiele
    telefoon gebruik gemaakt, wanneer vermoed wordt dat de gewone
    telefoonaansluiting wordt afgeluisterd. Deze ontwikkeling bracht
    met zich mee dat scanners ook in een vaste opstelling werden
    geplaatst om zodoende mobiele telefoons af luisteren. Het scannen
    van GSM-telefonie is niet mogelijk. Aannemelijk is
    dat hierom veel consumenten – onder wie criminelen – op GSM zijn
    overgeschakeld. De effectiviteit van het scannen is daarom
    behoorlijk teruggelopen. Op soortgelijke wijze werd eveneens
    semafoonverkeer afgetapt. Intussen lijkt mede gelet op het
    gewijzigde artikel 125g Sv, niet meer vol te houden dat voor het
    tappen van gegevensverkeer door middel van een scanner geen
    rechterlijke machtiging noodzakelijk is. Mobiele telefoons en
    semafoons maken immers gebruik van de
    telecommunicatie-infrastructuur. De indruk bestaat dat thans niet
    zonder machtiging met een scanner gegevensverkeer wordt afgetapt.
    Daarop wijst ook de omstandigheid dat de scanner niet langer zonder
    meer tot de standaarduitrusting van het observatieteam behoort.
    Voor zover het niet gaat om het gegevensverkeer zelf, maar om
    inlichtingen over het verkeer dat is of wordt gevoerd is artikel
    125f Sv van toepassing. Dat betekent dat in geval actuele
    printgegevens met behulp van een scanner worden verkregen, de
    officier van justitie beslist en tijdens het gerechtelijk
    vooronderzoek de rechter-commissaris.

    Blijft er nu nog ruimte voor scannen door de politie? Valt het
    geval dat met een scanner wordt vastgesteld of van een mobiele
    telefoon gebruik wordt gemaakt wel of niet onder het bereik van de
    artikelen 125f en 125g Sv? Met een beroep op een hierboven genoemd
    arrest van de Hoge Raad zou kunnen worden volgehouden dat het hier
    geen verkeer betreft (HR 8 november 1994, DD 95.085). Dit gaat
    nogal ver.

    Gevallen

    Tot voor kort werd in grote onderzoeken naar georganiseerde
    criminaliteit zeer veel gescand. Het kon dan zowel gaan om
    verdovende middelen als om bedrijfsinbraken/kluiskraken, overvallen
    of autodiefstallen. Nu naar het geldend recht een machtiging van de
    rechter-commissaris is vereist – tenminste voor het afluisteren van
    gesprekken – is daarbij een verdenking noodzakelijk. Vaststaat dat
    een verdenking tot voor kort niet nodig werd geacht – zeker niet
    voor de ondersteuning van observatie.

    Termijnen en vormvoorschriften

    Geenszins is gebleken dat het scannen aan enige termijn is
    gebonden. Voor zover de scan wordt gebruikt om het observatiewerk
    te ondersteunen verdient dit geen verdere aandacht. Dat is wellicht
    anders waar de scan in feite neerkwam op het afluisteren van
    telecommunicatie.

    De Centrale toetsingscommissie heeft volgens het
    Instellingsbesluit onder meer als taak zich een beeld te vormen van
    de bijzondere opsporing. In dat kader moeten operaties waarbij
    gebruik wordt gemaakt van hoogwaardige technologie (zoals
    peilzenders- en bakens) ter registratie worden gemeld. De scan
    hoeft echter niet te worden geregistreerd.

    3.4.5 Direct afluisteren

    Frequentie

    In de praktijk blijken verschillende varianten van direct
    afluisteren (en daarmee meestal ook opnemen) voor te komen: het
    afluisteren van gesprekken met medeweten van n van de
    gespreksdeelnemers; het afluisteren van gesprekken zonder medeweten
    van gespreksdeelnemers; afluisteren teneinde aanwezigheid van
    activiteiten of personen vast te stellen en afluisteren bij
    gelegenheid van een verhoor van een verdachte of een getuige.
    Vanuit de gedachte dat de politie datgene mag wat niet verboden is,
    is in het recente verleden ruim gebruik gemaakt van
    afluisterapparatuur in gevallen die niet vallen onder de
    strafbaarstellingen van de artikelen 139a, 139b en 139d Sr en
    sommigen vatten dat ruim op.

    De heer Vos:
    Heeft direct afluisteren enige malen
    plaatsgevonden?
    De heer Koers:
    Dat heeft een paar keer plaatsgevonden. Wij hebben een keer
    geprobeerd op een terras met geluidsboxen een gesprek af te
    luisteren. Daarbij is de redenering toegepast, dat de wet verbiedt
    in een gesloten ruimte met technische hulpmiddelen een gesprek op
    te nemen; dit is niet een gesloten ruimte; wij kunnen eens kijken
    of het lukt. Dat was voordat het nieuwe wetsvoorstel
    direct
    afluisteren in de Kamer aanhangig is gemaakt.
    De heer Vos:
    Hoe hebt u de legitimatie toen gewaarborgd?
    De heer Koers:
    Het criterium was, dat het niet expliciet verboden was. Ik
    heb in dat specifieke geval voor mezelf de afweging gemaakt, of ik
    dat in een grote drugzaak voor mijn verantwoording kon nemen. Ik
    heb dat gedaan omdat het niet strafbaar was. Het is echter geen in
    de strafvordering opgenomen bevoegdheid.
    Noot

    Toestemming van n van de gespreksdeelnemers wordt voldoende geacht
    om gesprekken af te luisteren en op
    te nemen. Afluisterapparatuur werd op deze wijze frequent ingezet
    bij pseudokoopacties, ontmoetingen met informanten en andere
    ontmoetingen op van tevoren bekende en daarmee te prepareren
    plaatsen.

    De heer Koers:
    (…) ik wilde absoluut voorkomen dat er een verhoorsituatie
    zou ontstaan waardoor die
    politie-infiltrant op dat moment
    ongecontroleerd als het ware de cautie zou moeten geven. Dat mocht
    never gebeuren. En dat wisten ze ook.
    De heer Vos:
    U spreekt er in objectieve zin over, maar is het niet heel
    subjectief? Iemand kan iets ervaren als een verhoorsituatie: ik was
    met iemand aan het praten en hij stelde mij vragen, hij stimuleerde
    met mij in gesprek te komen. Dat kan toch snel als een
    verhoorsituatie uitgelegd worden?
    De heer Koers:
    Ja. Van alle bezoeken in de caravan, waar onze infiltrant
    toen woonde, en in het appartement waar hij later woonde, zijn
    video-opnames met geluidopnames gemaakt om dit risico, deze
    discussie uit te sluiten.
    Noot

    Het gebruik van audio-apparatuur door de verschillende regio’s
    varieert, maar in de Doorlichting van het ministerie van Justitie
    noemt slechts een regio een hogere frequentie dan 20 keer. De
    Dienst technische operationele ondersteuning (DTOO) zette in 1994
    in 32 gevallen af- of meeluisterapparatuur in. Het komt voor dat
    een getuige zelf opnamen maakt van de gesprekken die hij met
    anderen (waaronder de verdachte) voert en daarmee naar de politie
    stapt.

    Er wordt ook afgeluisterd zonder dat n van de gespreksdeelnemers
    daartoe opdracht heeft gegeven (of daarvan op de hoogte is). Het is
    onmogelijk vast te stellen hoe vaak dit gebeurt, als het gesprekken
    betreft die (min of meer) in het openbaar plaatsvinden.

    Het komt voor dat een agent in burger onopvallend op een
    terrasje gaat zitten in de onmiddellijke omgeving van subjecten die
    in gesprek zijn. Soms wordt daarbij getracht het gesprek tussen de
    subjecten op te nemen. Hoewel het OM dit in n geval achteraf
    ontoelaatbaar achtte, wordt het soms gerechtvaardigd geacht met de
    overweging dat wanneer een gesprek door omstanders gewoon is te
    horen het ook mag worden opgenomen. De indruk bestaat dat slechts
    bij hoge uitzondering gesprekken worden afgeluisterd die niet in
    het openbaar geschieden.

    In een loods is een microfoon geplaatst teneinde vast te stellen
    of er bepaalde handelingen werden verricht en zo ja welke. Het
    afluisteren was hier niet (primair) gericht op het afluisteren van
    gesprekken, maar strekte ertoe vast te stellen welke werkzaamheden
    in de loods werden verricht. Tijdens een andere observatie-actie is
    afgeluisterd door een gecamoufleerde recorder in een telefooncel te
    leggen, terwijl bekend was dat het subject van die telefooncel
    gebruik zou maken.

    Doorgaans blijft het dan bij plannen, waarvan de verwezenlijking
    door het OM ontoelaatbaatbaar wordt geacht of waarvan de
    verwezenlijking onmogelijk blijkt.
    Zo is in n van de onderzoeken van een kernteam de plaatsing van een
    meeluisterapparaat bij een telefoon voorbereid. Voorts is in een
    onderzoek van datzelfde kernteam het plan gemaakt en voorbereiding
    getroffen voor het plaatsen van afluisterapparatuur in een in
    aanbouw zijnde gebouw. Na uitvoerige afweging is door het openbaar
    ministerie daartoe geen toestemming verleend. Tenslotte is in een
    onderzoek van het kernteam voorbereiding getroffen voor de
    plaatsing van afluisterapparatuur aan de buitenmuur van een bar.
    Een ander kernteam heeft geprobeerd een telefooncel van een bug te
    voorzien, maar dit bleek technisch onmogelijk. Voorts is in een
    regio in het oosten van het land getracht in een woning van een
    verdachte van moord (deze persoon bleek achteraf niet de dader te
    zijn) af te luisteren. Het OM heeft daartoe vooraf toestemming
    gegeven, maar achteraf achtte de hoofdofficier deze actie
    ontoelaatbaar.

    In een strafrechtelijke context vindt het opnemen van gesprekken
    iets vaker plaats. De audio en video-registratie van verhoren van
    verdachten en getuigen is een regelmatig voorkomend verschijnsel.
    In Zutphen wordt het verhoor van een getuige in een
    doodslag/moord-zaak opgenomen met medeweten van de getuige. Dit zou
    plaatsvinden binnen de met het openbaar ministerie afgesproken
    kaders en dus geen uitdrukkelijke toestemming van het OM behoeven.
    Iets soortgelijks gebeurt bij een bankoverval. In een andere
    Zutphense zaak vindt een audio-opname van een verhoor van een
    verdachte plaats. Een tweede verhoorkoppel kan meeluisteren. Dit
    zou CID-matig binnen een tactisch onderzoek geschieden. Met deze in
    dit kader vrij onbegrijpelijke toevoeging wordt waarschijnlijk
    vooral bedoeld dat het niet de bedoeling is dat de verdachte op de
    hoogte geraakt van de omstandigheid dat het verhoor wordt
    opgenomen. Vanuit de regiopolitie Gelderland-Zuid wordt eveneens
    melding gemaakt van het maken van geluids-en video-opnamen van het
    verhoor van verdachten. In een brief van 6 januari 1995 aan het OM
    wordt opgemerkt dat de opnamen niet gebruikt worden als
    opsporingsmiddel, maar enkel als middel om de verhorende ambtenaren
    te coachen en te
    begeleiden. Een aantal Regionale Bijstand Teams werkt standaard met
    audio- en video-opnamen van verhoren (van de verdachte).
    Ook in detentiesituaties wordt soms getracht om gesprekken tussen
    gedetineerden af te luisteren en op te nemen.

    De heer Koers:
    (..) Ik herinner mij nog een zaak waarin het in overleg met
    een gevangenisdirecteur gebeurd is, omdat de dreiging bestond dat
    iemand zou ontsnappen. Dat heeft echter absoluut niets
    opgeleverd.
    De voorzitter:
    Er wordt vaker in de gevangenis afgeluisterd. Wat is
    daarvoor volgens u de rechtsbasis?
    De heer Koers:
    Ik denk dat het de bevoegdheden van de directeur zijn voor
    de interne veiligheid van zijn inrichting.
    De voorzitter:
    U weet dat er bij de CRI een meldpunt is. Mag vanuit
    penitentiaire inrichtingen een directeur ook direct afluisteren,
    niet alleen voor het beveiligen van zijn inrichting maar ook voor
    het opsporen van strafbare feiten?
    De heer Koers:
    Ik denk niet in algemene zin, maar ik heb dat niet
    gecontroleerd.
    De voorzitter:
    Ziet u dat het kan of niet?
    De heer Koers:
    Mijn gevoel zegt dat het niet kan. Hij heeft een andere
    taak.
    De voorzitter:
    Het zou alleen rechtens zijn indien het zou gaan om te
    verhinderen dat er een uitbraakpoging wordt gedaan?
    De heer Koers:
    Ja, en hier liep het door elkaar heen. Noot

    Functionarissen

    In het basispakket van de regionale sectie technische
    ondersteuning was – in elk geval in 1988 – audio-apparatuur voor
    het opnemen van gesprekken aanwezig. Dat betekent dat geen beroep
    op het Korps landelijke politiediensten (
    KLPD) behoeft te
    worden gedaan.

    De beslissingstructuur is ondoorzichtig. De wet biedt geen
    expliciet aanknopingspunt om een bepaalde functionaris bevoegd te
    doen zijn. Voor zover het gaat om
    direct afluisteren buiten
    het kader van een verhoor al dan niet met medeweten van een
    deelnemer aan een gesprek is er in de praktijk steeds toestemming
    gevraagd aan het OM. Dit type zaken is eveneens ter registratie
    gemeld aan de
    Centrale toetsingscommissie. Bij de opnamen
    van verhoren wordt het openbaar ministerie niet steeds van te voren
    betrokken.

    Doel en effectiviteit

    Het middel om af te luisteren zonder medeweten van n van de
    gespreksdeelnemers lijkt eerder te worden ingezet om
    sturingsinformatie ten behoeve van het verdere tactische onderzoek
    te verkrijgen dan om bewijs te vergaren. Dat hangt samen met de
    omstandigheid dat met zekerheid te verwachten valt dat de
    rechtmatigheid van
    direct afluisteren tijdens het onderzoek
    ter terechtzitting zeker onderwerp van onderzoek zal zijn als van
    het afluisteren een mogelijk voor het bewijs te gebruiken
    proces-verbaal wordt opgemaakt. Opmerkelijk is dat in de gevallen
    waarin
    direct afluisteren buiten medeweten van
    gespreksdeelnemers is gesignaleerd vrijwel steeds naar voren komt
    dat het afluisteren en opnemen niet (goed) is gelukt. Het gebruik
    van richtmicrofoons in openbare ruimten levert thans geen of
    onvoldoende rendement. Bij verborgen microfoons is het
    omgevingsgeluid een belangrijke belemmerende factor.

    De voorzitter: Wij willen het met u nog hebben
    over twee kleine puntjes. In de doorlichting van uw regio komt ook
    nog voor dat u wel eens ging afluisteren met, geloof ik, uw eigen
    koffer.

    De heer Paulissen:
    Ja. Wij zagen dat criminelen niet meer via de telefoon met
    elkaar praatten, maar stad en land afreden om ontmoetingen met
    elkaar te hebben. Wij hebben zelfs een geval gehad waarin iemand
    naar Luxemburg reed om daar tien minuten op de hoek met iemand te
    praten en vervolgens terugging. Wij hebben gezegd: we kunnen achter
    ze aan blijven rijden tot we een ons wegen, maar wij zullen toch
    een beetje zicht moeten krijgen op datgene wat daar gebeurt. Wij
    hebben toen gezegd: in openbare ruimten vangt iedereen gesprekken
    op. Als je daar bent, vang je flarden van een gesprek op van een
    naastliggend tafeltje. Waarom zou je als politie ook niet mogen
    proberen, die flarden op te vangen? Misschien vang je flarden op
    die je in het totaal van de onderzoeksgegevens uiteindelijk weer
    wat wijzer maken.
    De heer Paulissen:
    Wij hebben toen gezegd dat datgene wat een normale burger in
    de openbare ruimte doet, ook voor de politie toelaatbaar is. Zij
    kan dus flarden van gesprekken en mededelingen oppakken. Nogmaals,
    Daarvan kan achteraf worden gezegd: dat is heel stout, dat had je
    niet moeten doen. Daar heb ik ook wel vrede mee. Maar ik wil maar
    aangeven dat wij dit soort afwegingen gemaakt hebben. Uiteindelijk
    hebben wij in
    die afweging gezegd:
    wij vinden dit te verantwoorden.
    De voorzitter:
    Heeft het overigens gewerkt?
    De heer Paulissen:
    Neen, op dat punt schaam ik mij nog het meest. Als je daarop
    terugkijkt, ziet het er allemaal wel amateuristisch uit. Het heeft
    dus niet gewerkt. Wij zijn er op een gegeven moment ook mee
    gestopt.
    Noot
    De heer Kloosterman:
    Ik heb nog nooit gezien dat zoiets werkt. Ze hebben mij nog
    nooit kunnen bewijzen dat dit te doen is voor ons soort werk. Het
    is mooi in het bos, als het heel stil is, voor de vogeltjes, maar
    ik denk niet dat je in een stad als Amsterdam een richtmicrofoon
    kan gebruiken.
    Noot

    Toch spreken sommige leden van het OM zich nog positief uit over
    deze methode.

    De heer Koers:
    Als wij gebruik hadden kunnen maken van het middel
    direct afluisteren, had deze infiltratie-operatie niet zo lang
    geduurd. Dan was zij zeker met misschien een jaar of anderhalf jaar
    bekort.
    De heer Vos:
    Waarom?
    De heer Koers:
    Omdat je dan in bepaalde locaties afluisterapparatuur kunt
    plaatsen en direct hoort wat besproken wordt. Nu blijf je van de
    buitenkant naar binnen kijken.
    Noot

    Ook het afluisteren van gesprekken met medeweten van een
    gespreksdeelnemer is niet altijd op het verkrijgen van bewijs
    gericht, ook al wordt het middel eigenlijk alleen tijdens een
    tactisch onderzoek (zij het doorgaans onder supervisie van de CID)
    ingezet. Het wordt dan gebruikt ter ondersteuning. Door het
    uiteenlopend gebruik is er weinig over de effectiviteit te zeggen.
    Ook hierbij kunnen problemen bij de opnamen ontstaan, tenzij er
    gelegenheid is om de gespreksruimte tevoren te prepareren. Daarbij
    moet zowel aan het voorbeeld van de hotelkamer als aan het
    voorbeeld van de verhoorkamer worden gedacht.

    Gevallen

    Het direct afluisteren met behulp van technische apparatuur
    geschiedt, zoals gezegd, doorgaans in het kader van een tactisch
    onderzoek.

    De heer Koekkoek:
    Werkt u met afluisterapparatuur?
    De heer Broere:
    Ja.
    De heer Koekkoek:
    Bij welke gelegenheden?
    De heer Broere:
    Gijzelingen, ontvoeringen. Wij maken daarbij ook gebruik van
    camera’s om zicht te krijgen op wat zich binnen afspeelt.

    Noot

    De indruk bestaat dat inzet van deze methoden alleen wordt
    overwogen in zaken die OM en politie zeer ernstig vinden. Dit valt
    ook te concluderen uit de doorlichting. Daarin wordt 15 maal
    melding gemaakt van direct afluisteren, waarvan in zes gevallen met
    medeweten van n der gespreksdeelnemers. Het afluisteren vond plaats
    in gevallen van moord/doodslag, gijzeling, een schietpartij,
    kinderporno, een zedenzaak, fraude en handel in verdovende
    middelen. Een paar uitgewerkte voorbeelden:

    Moordzaak
    Tijdens het onderzoek naar de gewelddadige moord op een bejaarde
    vrouw is direct afgeluisterd. Dit gebeurde door de plaatsing van
    afluisterapparatuur in een woning teneinde de gesprekken van de
    vermoedelijke dader in de aangrenzende woning af te luisteren. Dit
    betrof een zwaar verslaafde jongen die bij zijn moeder woonde. Uit
    de bandjes die gedurende twee dagen van gesprekken tussen moeder en
    zoon zijn opgenomen bleek dat de jongen niet betrokken was bij de
    moord. Deze afluisteroperatie gebeurde onder de regie van de CID en
    met toestemming van de officier van justitie.

    Gijzelingszaak
    In het geval van een gijzelingszaak is direct afgeluisterd door het
    aanbrengen van afluisterapparatuur in een hotelkamer. Het ging om
    de gijzeling van een uit Duitsland afkomstige Turk. Het zag ernaar
    uit dat de onderhandelingen tussen de familie en de gijzelnemers in
    een nader bepaalde lokatie zouden plaatsvinden. Op voorhand heeft
    de politie toen een hotelkamer gehuurd waarin video- en
    geluidsapparatuur is geplaatst. Naderhand liep de zaak anders en is
    deze afluisteractie niet nodig gebleken. Hiervoor was toestemming
    gegeven door de officier.

    Afluisteren in het huis van bewaring
    In het huis van bewaring zat een verdachte die vermoedelijk
    betrokken was bij de invoer van verdovende middelen van Frankrijk
    naar Nederland. Een medeverdachte kwam op bezoek en er zou wellicht
    over de handel
    gepraat worden. Besloten werd om direct af te luisteren, hetgeen
    echter geen succes had. Doorgaans zal een verdenking bestaan. Voor
    zover het gaat om afluisteren zonder medeweten van n van de
    partijen is de inschatting van de commissie dat dit alleen gebeurt
    in gevallen die als uitzonderlijk worden beschouwd vanwege hetzij
    levensgevaar dan wel grote problemen om anderszins door te dringen
    tot een bepaald subject.

    De heer Vos:
    Mag in een woning ook direct afgeluisterd worden of gelden
    daar weer andere normen voor?
    De heer Koers:
    Ik vind dat er in een woning niet direct afgeluisterd mag
    worden.
    De heer Vos:
    Is dat ooit gebeurd?
    De heer Koers:
    In n zaak weet ik dat een collega dat gedaan heeft om – ook
    daar liep het onderzoek vast – uit te sluiten dat bepaalde mensen
    wel of niet bij een moord betrokken waren. Daar is het
    gebeurd.
    De heer Vos:
    Is daar verslag van gedaan?
    De heer Koers:
    Daar is verslag van gedaan. Noot Opmerkelijk
    was dat een politiefunctionaris, Van der Putten, door hem
    zelfgevoerde telefoongesprekken, met de officier van justitie op
    een recorder opnam. In strijd met het strafrecht of het
    strafprocesrecht is dat overigens niet, aangezien hij zelf aan de
    gesprekken deelnam.
    De voorzitter:
    Indertijd heeft u bandopnamen gemaakt van de gesprekken die
    u voerde met uw officieren?
    De heer Van der Putten:
    Ja.
    De voorzitter:
    U vertrouwde ze blijkbaar zo weinig?
    De heer Van der Putten:
    Nee.
    De voorzitter:
    Of was het uw manier van vastleggen?
    De heer Van der Putten:
    Ik neem normaliter alle gesprekken in een actie op. Maar ik
    moet wel heel eerlijk zeggen dat ik niet gestimuleerd ben om de
    recorder af te zetten.
    De heer De Graaf:
    En dat wist de officier, dat u het opnam?
    De heer Van der Putten:
    Nee, dat wist de officier van justitie niet.
    De heer De Graaf:
    U vertelt dat niet aan die officier van justitie?
    De heer Van der Putten:
    Dat heb ik aan niemand verteld. Het was bij mij zo dat op de
    werkkamer de taperecorders zichtbaar aanwezig waren en dat iedereen
    die binnenliep, dat kon zien.
    De heer De Graaf:
    De heer Valente kon ook zien dat de band draaide? De banden
    draaiden zichtbaar?
    De heer Van der Putten:
    Dat ze er stonden, was duidelijk.
    De heer De Graaf:
    Op mijn kamer staat ook van alles en nog wat.
    De heer Van der Putten:
    Ik heb het ze niet medegedeeld. Normaliter gebeurt er verder
    helemaal niets meer mee.
    De heer De Graaf:
    Mijnheer Van der Putten, is het niet uiterst raar dat u een
    gesprek met degene die gezag over u uitoefent, van het openbaar
    ministerie, opneemt zonder dat de ander dat weet? Dat is toch niet
    de normale verhouding?
    De heer Van der Putten:
    Ik heb dat al jaren gedaan. Ze hebben nu tegen mij gezegd
    dat dat een soort plichtsverzuim is. Ik zie het eerder als
    plichtsbesef. Ik heb alles heel nauwkeurig vastgelegd. Normaliter
    is er verder niets mee aan de hand, want dan worden alle banden
    gedemagnetiseerd. Maar nu is er wel iets aan de hand.

    Noot

    3.4.6 Plaatsbepalingsapparatuur

    Frequentie

    Onder plaatsbepalingsapparatuur wordt hier verstaan een zender
    die permanent of met tussenpozen, een signaal uitzendt, waardoor de
    beweging van het object waarin of waaraan de zender is aangebracht,
    kan worden gevolgd en/of de plaats van het object kan worden
    vastgesteld. Ook wordt als zodanig aangemerkt de geotach, die als
    een soort tachograaf de bewegingen registreert van het object
    waarin of waaraan het apparaat is aangebracht, waarna achteraf de
    bewegingen kunnen worden uitgelezen.

    Men zou onder de plaatsbepalingsapparatuur ook het gebruik van
    lokradio’s, lokauto’s en lokfietsen kunnen begrijpen. Van
    dergelijke middelen wordt in sommige regio’s melding gemaakt, maar
    hoge frequenties in het gehele land zijn ten dezen niet
    vastgesteld. Het gebruik van deze middelen blijft dan ook verder
    buiten beschouwing.
    Er zijn twee toepassingswijzen te onderscheiden: het gebruik ter
    ondersteuning van de dynamische observatie en het zelfstandig
    gebruik. In het laatste geval kunnen via satellietverbindingen de
    bewegingen van een object over grote afstand en gedurende langere
    tijd permanent worden gevolgd.

    Het gebruik van plaatsbepalingsapparatuur geschiedt bepaald niet
    incidenteel. Als ondersteuning van de dynamische observatie wordt
    het door het OT tamelijk frequent ingezet. De frequentie verschilt
    sterk per regio: in sommige regio’s gebeurt het slechts enkele
    malen, in andere regio’s circa 30 keer per jaar. De zelfstandige
    toepassing vindt veelvuldig plaats. In alle grote onderzoeken,
    waarbij sprake is van transport wordt het middel herhaaldelijk
    ingezet.

    Volgens de doorlichting van het ministerie wordt in
    Amsterdam/Amstelland in een tweetal tactische onderzoeken melding
    gemaakt van de inzet van door de DTOO geplaatste peilzender/-baken.
    In het hele land plaatste de DTOO 370 peilzenders/-bakens.

    De heer De Graaf:
    Mij is opgevallen dat, terwijl uw korps een zeer zuinige
    koers vaart ten aanzien van het gebruik van buitenwettelijke
    opsporingsmethoden, n van die methoden in omvang wel enorm is
    toegenomen bij het Amsterdamse korps. Ik doel dan op het plakken
    van peilbakens. Wij hebben een brief gezien die u hebt gekregen van
    de
    DTOO van het landelijke korps in Driebergen, waarin wordt
    aangegeven dat in 1994 ten behoeve van Amsterdam maar twee
    peilbakens zijn geplaatst en nu reeds 13, oplopend naar 20 dit
    jaar. Kunt u daar een verklaring voor geven?
    De heer Van Riessen:
    Ik zal dat proberen. De centrale recherche is vanaf april
    tot op heden een nogal actieve club.
    De heer De Graaf:
    Dat was ze vorig jaar ook, mag ik aannemen.
    De heer Van Riessen:
    Ik praat vanaf 1992 tot 1995. Dat wil niet zeggen dat het
    daarvoor niet zo was, maar wij hebben in 1992 wel een fundamentele
    stap moeten zetten door tot op de bodem de centrale recherche aan
    te pakken en te reorganiseren. Daarna is een werkproces ontstaan
    waarin de
    CID, zoals ik zojuist al heb gezegd, onderdeel is
    van een bureau recherche-informatie en waarin daarnaast heel sterk
    genvesteerd wordt in de tactische teams. De body van het bedrijf
    van Bernard Welten bestaat volgens mij uit tactische teams,
    selfsupporting…
    De heer De Graaf:
    Dat geloof ik graag. Mijn vraag is, ervan uitgaande dat de
    centrale recherche in 1994 ook al aardig op orde was, waarom het
    hanteren van deze ene methode nu zo explosief is
    toegenomen.
    De heer Van Riessen:
    Kennelijk hebben tegelijkertijd een aantal zaken gespeeld
    die het gebruik van deze opsporingsmethode noodzakelijk
    maakten.
    Noot

    Functionarissen

    Peilzenders ter ondersteuning van de observatie, die
    eenvoudig zijn aan te brengen worden meestal geplaatst door leden
    van het
    observatieteam. Indien het te prepareren object
    moeilijk te benaderen is – bijvoorbeeld omdat het in een afgesloten
    loods staat – wordt voor de plaatsing soms een
    arrestatieteam
    ingeschakeld, of wordt een beroep gedaan op de DTOO. Dit
    laatste is ook het geval als technische kennis noodzakelijk is. De
    desbetreffende (low cost)
    peilzenders en de bijbehorende
    mobiele ontvanger zijn doorgaans ondergebracht bij het

    observatieteam en/of de sectie technische ondersteuning. Bij het
    gebruik van deze apparatuur kan een
    observatieteam een
    beroep doen op ondersteuning door de Onderafdeling politie
    luchtwaarneming van de Divisie mobiliteit van het
    KLPD, die
    eveneens over peil-ontvangstapparatuur beschikt. De plaatsing van
    peilapparatuur voor de zelfstandige toepassing is een zaak voor de
    sectie Technische Ondersteuning of de
    DTOO, die daarbij soms
    wordt geassisteerd door personeel van een
    arrestatieteam
    (AT). Bij de inzet van een zender voor satelietontvangst
    door de
    DTOO van het KLPD worden schriftelijk de
    voorwaarden en de kosten afgesproken. De kosten van inzet van een
    Argoszender bedragen f.75,- per dag, te rekenen vanaf het tijdstip
    dat de zender de eerste positie heeft gegenereerd, tot het tijdstip
    dat de zender van een object is verwijderd.

    Tot voor kort was niet voor elke inzet van
    plaatsbepalingsapparatuur tussenkomst van een officier van justitie
    vereist. Thans gaat de KLPD uitsluitend tot actie over wanneer een
    schriftelijke beslissing van de officier van justitie voorhanden
    is. Zulks laat onverlet de inzet van eenvoudige apparatuur in het
    kader van observatie op eigen gezag van de politie.

    De voorzitter:
    Nu is er begin 1993 een peilbaken aangebracht op een
    voertuig dat gebruikt werd door de dienst Driebergen. Waarom is
    daar geen goedkeuring bij van een officier van justitie?
    De heer Lith:
    Daar is wel goedkeuring bij.
    De voorzitter:
    Volgens het proces-verbaal dat wij hebben, is er geen sprake
    van toestemming van de officier van justitie: bij ons niet
    bekend.
    Noot

    De indruk bestaat dat tegenwoordig in de meeste regio’s de
    plaatsbepalingsapparatuur uitsluitend wordt geplaatst met
    toestemming van het OM. Dat betekent overigens niet dat het
    opgemaakte proces-verbaal steeds in het zaaksdossier wordt
    opgenomen. Het tegendeel lijkt het geval: de inzet van het middel
    zal zelden blijken. Indien de plaatsbepalingsapparatuur wordt
    ingezet in de fase die voorafgaat aan een verdenking, wordt
    bijvoorbeeld in Flevoland zelfs in het geheel geen proces-verbaal
    opgemaakt. Opmerkelijk is dat ook de Algemene inspectiedienst (AID)
    bij de handel in amfetaminen een CID-matige inzet van de geotach
    heeft gemeld, terwijl deze dienst geen CID-status heeft.

    Het is de bedoeling dat bakens worden aangemeld bij het
    Landelijk Informatiepunt Observatie. In de praktijk stuit de DTOO
    tijdens een peilaktie wel eens op een niet aangemeld baken. Soms
    bestaat er onduidelijkheid wie een peilbaken heeft geplaatst.

    De heer Koekkoek:
    Is er in het XTC-onderzoek onder uw verantwoordelijkheid bij
    uw weten meermalen geplakt en een
    peilzender
    aangebracht?
    De heer Lith:
    In dit specifieke Delta-onderzoek?
    De heer Koekkoek:
    Ja.
    De heer Lith:
    Het zou kunnen dat er elders ook zenders zijn
    aangeplakt.
    Noot Blijkens het Instellingsbesluit
    heeft de Centrale toetsingscommissie een taak bij de inzet van
    hoogwaardige technologie, zoals peilzenders en bakens in het kader
    van observatie. De inzet van deze middelen moet ter registratie aan
    de toetsingscommissie worden gemeld. Dat is inmiddels in een
    aanzienlijk aantal gevallen gebeurd.

    Doel en effectiviteit

    Het volgen en observeren door een observatieteam is slechts bij
    hoge uitzondering van belang voor het bewijs in de strafzaak. De
    observaties worden slechts in de vorm van een proces-verbaal van
    bevindingen voor het bewijs gebruikt als er echte bewijsnood is. In
    de praktijk wordt dan ook gezegd dat het OT primair een
    opsporingsmiddel is en slechts onder stringente voorwaarden als
    bewijsmiddel kan worden gezien. Plaatsbepalingsapparatuur ter
    ondersteuning van de observatie wordt vooral ingezet in geval van
    moeilijk te volgen personen en ladingen. De kans dat betrokkene
    ontdekt dat hij wordt gevolgd, wordt daardoor aanzienlijk
    verminderd, doordat het OT op grotere afstand kan volgen of doordat
    het OT zelfs niet eens hoeft te worden ingezet. Voor wat betreft de
    effectiviteit van dit gebruik van deze apparatuur worden
    verschillende geluiden vernomen.

    Zo wordt vanuit de politie wel gezegd dat criminelen de
    peilapparatuur ontdekken met apparatuur afkomstig uit de winkel om
    de hoek.

    De heer Kloosterman:
    Ik denk dat peilapparatuur heel eenvoudig te detecteren is
    met de huidige spullen die je zo in de winkel kunt kopen. Ik denk
    dat je een ontoelaatbaar risico neemt door dat in te
    zetten.
    De voorzitter:
    Dus door die peilzender eronder te plakken?
    De heer Kloosterman:
    Ja.
    De heer Koekkoek:
    Je verraadt jezelf als het ware.
    De heer Kloosterman:
    Ja. Dan kun je beter gewoon je ogen gebruiken. Wat dat
    betreft zijn wij een heel ouderwets
    observatieteam.
    De heer De Graaf:
    U maakt ook geen gebruik van de diensten van een andere
    politie-organisatie die daarin is gespecialiseerd?
    De heer Kloosterman:
    Nee. Ik weet wat u bedoelt, maar dat hebben wij niet
    gedaan.
    Het hoofd van de DTOO, Hellemons, betwist dit en deelt
    mee dat personen die een dergelijke opvatting uiten,

    onvoldoende zicht hebben op de mogelijkheden van het KLPD.

    De voorzitter:
    Gisteren heeft onze laatste getuige gezegd dat hetgeen
    voorhanden is, eigenlijk niet goed werkt.
    De heer Hellemons:
    Dat heb ik gehoord, maar ik ben het in het geheel niet met
    hem eens.
    De voorzitter:
    Maar hij rijdt ermee rond; u stuurt de mensen
    eruit.
    De heer Hellemons:
    De vraag is waar hij mee rondrijdt. Ik wil hier graag bij
    aantekenen dat er, zoals ik al aangegeven heb, een enorme variteit
    aan
    plaatsbepalingssystemen is. Ik neem aan dat de getuige
    van gisteren doelt op een standaardmethodiek van een

    observatieteam.
    De voorzitter:
    Het plakken van een…
    De heer Hellemons:
    Van een peilbaken, zoals u waarschijnlijk wilde opmerken. Ik
    teken hierbij aan dat er op dit moment heel andere systemen bij
    onze dienst in gebruik zijn. Ongetwijfeld zullen er vanavond rijen
    deskundigen op de televisie komen en in de krant staan, die
    allemaal laten zien dat een peilbaken piept en dat je met een
    apparaat, waarvan zij driftig verkondigen dat het echt maar f.120
    ex BTW kost, die
    peilzender onmiddellijk te pakken hebt aan
    de andere kant van de kamer. Ik durf hier echter absoluut te
    beweren dat wij goede systemen in gebruik hebben. Ik daag elke
    crimineel uit om die te vinden. Ik denk dat dat niet lukt.

    Plaatselijke omstandigheden zijn bij de inzet van een peilzender
    soms van invloed. Zo komt in n van de vergadering van het Landelijk
    contact observatie (LCO) naar voren dat de interferenties op
    Schiphol met name na 20.00/21.00 uur groot zijn. Daardoor kon men
    in een concreet geval het peilsignaal niet meer traceren en is men
    een zender met bewegingsmelder kwijtgeraakt. Het zelfstandig
    gebruik vindt vooral plaats om de bewegingen van een
    transport(middel) te kunnen waarnemen, zonder dat fysieke
    observatie nodig is. Daardoor heeft men een grote mate van
    zekerheid over de plaats waar het transport(middel) zich bevindt en
    kan de inzet van personeel zeer gericht plaatsvinden. De gegevens
    worden alleen voor de bewijsvoering gebruikt als dit beslist nodig
    is. Het doel is echter vooral het verkrijgen van sturingsinformatie
    ten behoeve van het onderzoek.

    Doordat een hoge mate van heimelijke plaatsing kan worden
    bereikt, wordt het op deze wijze ingezette middel als zeer
    effectief aangemerkt.

    Gevallen

    De soorten delicten waartegen met behulp van
    plaatsbepalingsapparatuur wordt opgetreden zijn divers. In een
    onderzoek in Gelderland-Midden naar gewelddadige overvallen is met
    toestemming van het OM een peilzender gebruikt, omdat volgen zonder
    de inzet van dergelijke apparatuur onmogelijk bleek. Een
    gelijksoortige inzet met dezelfde redengeving geschiedt eveneens in
    onderzoek naar bedrijfsinbraken en kluiskraken. Ook in verdovende
    middelenonderzoeken is een geotach aan een auto gemonteerd, nu eens
    om een XTC-laboratorium op te sporen, dan weer om een groot
    transport te kunnen volgen.

    Duur

    Voor zover plaatsbepalingsapparatuur met behulp van batterijen
    werkt, is met enige regelmaat een feitelijk nieuwe beslissing nodig
    of het middel zal worden voortgezet of niet. Sommige peilapparatuur
    is maanden achtereen in werking geweest. Dat was onder meer het
    geval toen een peilzender zich aan boord van een schip bevond.
    Herinnerd zij hier aan het feit dat sommige observatie-acties jaren
    kunnen duren (zie het citaat van de heer Kloosterman in 3.1).

    3.4.7 Foto en video

    Frequentie

    Video-observatie is een veelvuldig toegepast bijzondere
    opsporingsmiddel. In de grote onderzoeken naar zware,
    georganiseerde criminaliteit wordt het vrijwel standaard gebruikt.
    De inzet geschiedt niet zelden reeds in de proactieve fase.
    Opmerking verdient dat het middel ook wordt ingezet bij allerlei
    vormen van veel voorkomende zogenaamde kleine criminaliteit, zoals
    in gevallen van pesterijen en vernielingen. Men dient bij het
    gebruik van video-camera’s overigens niet alleen te denken aan de
    gewone apparatuur door een politie-ambtenaar die ze handmatig
    gebruikt. Veel video-apparatuur wordt op een vaste plaats neergezet
    en automatisch in werking gezet. In 1994 plaatste de DTOO in 206
    gevallen een videocamera en er werd in 362 gevallen van het
    video-laboratorium van de DTOO gebruik gemaakt.

    Er zijn video-camera’s die opnamen kunnen maken via een
    radio-antenne van een auto. De opnamen kunnen eventueel via een, op
    een (auto)telefoon aangesloten, modem worden doorgestuurd. Er is
    zelfs al melding gemaakt in de pers van opleiding van politiehonden
    waardoor het mogelijk wordt op moeilijk toegankelijke of
    gevaarlijke plaatsen opnamen te maken. Noot
    Video-camera’s behoren tot het normale straatbeeld in winkelcentra.
    Onlangs heeft het KLPD een opdracht gegeven tot het ontwikkelen van
    een systeem waardoor de snelwegen voorzien worden van
    video-camera’s. Noot

    De inzet lijkt met name gestoeld op overwegingen van
    doelmatigheid. Er wordt immers personele inzet van
    observatie-rechercheurs gespaard. Voorts maakt het middel het
    mogelijk te observeren op plaatsen waar dat
    door personen niet kan worden gedaan.
    In Noord- en Oost-Gelderland is in de periode 1991-1994
    achtereenvolgens 25, 46, 29 en 50 keer de inzet van een
    video-camera gemeld. Het meest werd het middel daar ingezet in
    verband met vermogensdelicten. In Twente werd in 1994 tenminste 52
    keer gebruik gemaakt van de video-camera. Fotoregistraties worden
    in de doorlichting van het ministerie veel minder genoemd en ook
    tijdens het onderzoek van de commissie is er slechts zelden aan
    gerefereerd. De inzet daarvan wordt kennelijk niet meer als
    bijzonder gezien, aangezien vaststaat dat van het gebruik van
    fotografie in de praktijk wel degelijk sprake is. Zo worden door
    een observatieteam ontmoetingen op foto vastgelegd en dienen foto’s
    er ook toe helderheid te scheppen over de identiteit van de te
    volgen personen.

    Meer nog dan bij de audio-opnamen komt het voor dat gebruik is
    gemaakt van door derden gemaakte registraties (dankzij
    video-apparatuur in voetbalstadions, tankstations, bankgebouwen,
    postkantoren e.d.). In andere gevallen bieden slachtoffers soms
    nuttige medewerking.

    Functionarissen

    De meeste foto- en video-observaties vinden plaats door de
    observatieteams. De sectie technische ondersteuning houdt doorgaans
    bij wie over een video-apparaat beschikten. Bij het inbouwen van
    complexere video-apparatuur wordt de DTOO van het KLPD
    ingeschakeld.

    De organisatie van de inzet levert een chaotisch beeld op. Van
    de concrete inzet van een camera is het openbaar ministerie lang
    niet altijd op de hoogte. De inzet geschiedt dus als regel op
    beslissing van de politie, in het bijzonder als het gaat om
    camera-observaties in de open, publieke ruimte. Soms wordt gezegd
    dat de inzet moet passen in het algemene kader van afspraken tussen
    politie en openbaar ministerie. Dat was bijvoorbeeld het geval bij
    videoregistratie en -opname van een telefooncel op momenten dat een
    verdachte er telefoneert.

    In andere gevallen acht men het voldoende het openbaar
    ministerie achteraf op de hoogte te stellen. Daarbij gaat het zowel
    om de zaaksofficier van justitie als om de CID-officier van
    justitie. Voorafgaande toestemming van het openbaar ministerie komt
    in de praktijk eveneens voor, vooral indien het gaat om observatie
    van een woning.

    Toestemming werd bijvoorbeeld gegeven bij video-observatie van
    een brievenbus, van (de buitenzijde van) een wooncaravan, van een
    portiek en van de ontmoeting tussen een infiltrant en verdachte. En
    tevens voor een video-observatie van bezoekers van een crematorium
    na een moord en die van de bruiloft van een verdachte. Dat er
    sprake is van een verfijnd stelsel van afspraken is niet gebleken.
    Zo wordt in hetzelfde arrondissement soms voor de observatie van de
    buitenzijde van een woning voorafgaand toestemming aan het OM
    gevraagd en soms wordt dergelijke observatie geacht binnen de
    bestaande kaders te vallen. Van de inzet wordt vrijwel nooit een
    proces-verbaal opgemaakt. In ieder geval tot voor kort bleek uit
    het dossier niet (of slechts bij hoge uitzondering) dat er sprake
    was geweest van de inzet van een video-camera. Het is daarom des te
    opmerkelijker dat het Kernteam Noord-Oost-Nederland van een
    video-observatie elke twee dagen proces-verbaal opmaakte en aan de
    rechter-commissaris zond.

    Het is de vraag of de Centrale toetsingscommissie volgens het
    Instellingsbesluit een bijzondere taak heeft in het kader van de
    inzet van video- en fotocamera’s. Uit een brief van 2 mei 1995 valt
    evenwel af te leiden dat de inzet van foto-en videoapparatuur ook
    onder de meldingsplicht valt.Doel en effectiviteit
    Videoregistraties worden slechts bij hoge uitzondering voor het
    bewijs gebruikt. De videoregistratie levert vooral
    sturingsinformatie ten behoeve van de voortzetting van het
    strafrechtelijk onderzoek op. Het valt moeilijk vast te stellen of
    en in hoeverre de registraties doelmatig zijn. Uit de veelvuldige
    toepassing zou een indicatie kunnen voortvloeien dat de politie er
    ook werkelijk wat aan heeft.

    Voor wat betreft de inzet van video-camera’s is een algemeen
    antwoord op de vraag naar effectiviteit nauwelijks te geven. Er
    moet nader onderscheid gemaakt worden. Zo kan een camera op een
    kassa waaruit regelmatig geld wordt ontvreemd indirecte betekenis
    voor het bewijs hebben. Als de verdachte wordt geconfronteerd met
    de omstandigheid dat er min of meer sprake is van een heterdaad,
    omdat de wegnemingshandeling op band staat ligt een bekentenis
    nogal voor de hand. In dit soort gevallen is de inzet van het
    middel lang niet altijd omhuld met geheimzinnigheid. Dat wordt
    anders als de camera is opgesteld bij een derde die om redenen van
    veiligheid buiten het onderzoek wordt gehouden. In een dergelijk
    geval valt de effectiviteit nauwelijks te meten. Naar de vraag of
    de inzet van een camera in verhoorsituaties doelmatig is, is geen
    onderzoek gedaan.

    De heer Mosterd:
    In het begin hebben wij het zodanig op papier geformuleerd
    dat het niet duidelijk werd of het via een videocamera was
    geregistreerd of rechtstreeks met de ogen van de betrokkenen. Ook
    daarin zie je een ontwikkeling. Wij geven nu gewoon aan of er wel
    of niet gebruik is gemaakt van een videocamera.
    De heer Koekkoek:
    Sinds wanneer doet u dat zo? Na het arrest van het
    Amsterdamse hof in de zaak R.?
    De heer Mosterd:
    Ik weet niet hoelang dat geleden is. In mijn beleving doen
    wij het nu ongeveer anderhalf jaar op deze manier.
    De voorzitter:
    Is er in zaken waarbij u betrokken bent geweest, wel eens
    een rechter over gevallen?
    De heer Mosterd:
    Nee. Noot

    Gevallen

    Eerder is reeds opgemerkt dat de camera niet alleen wordt
    ingezet in het kader van de georganiseerde criminaliteit. De meeste
    gevallen betreffen vermogensdelicten en drugdelicten, maar ook
    kleine criminaliteit (pesten, vernielingen) en openbare
    ordehandhaving leiden soms tot de inzet van dit middel. De
    AID
    gebruikt het middel onder meer in verband met het illegaal
    lossen van vis.

    De heer Vos:
    Is observatie door middel van videocamera’s in uw
    optie onbeperkt mogelijk?
    De heer Koers:
    Technisch is het onbeperkt mogelijk. Als een rechercheur
    ergens staat te kijken, ziet hij wat er gebeurt. Het is
    geaccepteerd dat hij een bril op zijn neus zet als zijn ogen wat
    kippig zijn. Als er op afstand iets gebeurt, wordt het geaccepteerd
    dat hij een verrekijker op zijn ogen zet. Ik denk dat in het
    verlengde daarvan technisch gezien ook een videocamera zit. Daaraan
    zitten wel grenzen. Als er inbreuk gemaakt wordt op de privacy van
    woonhuizen van mensen, zijn wij van mening dat het niet mag. Die
    grenzen brengen wij heel nadrukkelijk aan. (..)
    De heer De Graaf:
    En permanent een camera plaatsen op het raam van een
    woning?
    De heer Koers:
    Dat zou ik niet doen.
    De heer De Graaf:
    Een camera op het raam, is dat in uw arrondissement wel of
    niet gebeurd?
    De heer Koers:
    Ik weet dat er in n zaak een video geplaatst is op een
    woning waarmee door de woning heen gekeken kon worden. Het betrof
    een zaak waarin een moord gepleegd werd.
    Noot

    Duur

    De Twentse regiopolitie heeft in het kader van de
    Doorlichting aangegeven voor welke duur een camera is ingezet. In
    ongeveer een vijfde van het totaal aantal gevallen ging het om een
    of twee dagen. Voor het overige ligt de inzet doorgaans tussen twee
    en vier weken. Het hoogste aantal dagen was 97 voor enkele
    inbraken. Een totaalcijfer biedt het jaarverslag van de Divisie
    Zware Criminaliteit van de regiopolitie IJsselland over 1994: daar
    is in 1994.2249 dagen video-observatie ingezet. De
    kernteams
    verrichten soms nog langduriger video-observaties. Vanuit een
    postpand is jarenlang met behulp van de video geobserveerd.

    3.4.8 Postvang

    De gegevens over postvang zijn uiterst summier. Het is
    gelet daarop niet goed mogelijk afzonderlijke aandacht te besteden
    aan de verschillende aspecten, zoals tot dusver met de besproken
    middelen is gedaan. Wat betreft de frequentie is op te merken dat
    het middel in de doorlichting weinig wordt gemeld. In de

    politieregio Gelderland-Zuid wordt viermaal melding gemaakt van
    bevelen van de
    rechter-commissaris (artikel 110 en 114 Sv).
    Het gaat daarbij onder meer om post die wordt verzonden naar het
    adres van het slachtoffer van een strafbaar feit en om post in
    openbare postbussen. De
    politieregio Gelderland-Midden meldt
    drie gevallen.

    De postvang is een klassiek dwangmiddel en geen bijzonder
    opsporingsmiddel. In alle gevallen is proces-verbaal opgemaakt.
    Soms wordt dit echter niet gevoegd in het zaaksdossier, namelijk
    als de postvang plaatsvindt conform artikel 100 Sv.

    Er zijn summiere aanwijzingen dat de postvang wel eens op minder
    traditionele wijze plaatsvindt. In enkele onderzoeken van het
    kernteam Noord-Oost-Nederland wordt melding gemaakt van
    postmonitoring. Dit geschiedt CID-matig met toestemming van de
    officier van justitie. Aan de PTT is verzocht aan te geven of er
    voor bepaalde adressen post binnen komt uit een vreemd land. Hoe
    ver deze methode gaat is niet geheel duidelijk. Het kan zijn dat
    volstaan wordt met de registratie van gegevens die op de enveloppe
    staan (adressering en afzender). In het wettelijk systeem is
    tussenkomst van de rechter-commissaris noodzakelijk om kennis te
    nemen van de inhoud van de brief of het postpakket.
    In dit kader is voorts te wijzen op een vorm van gecontroleerde
    aflevering. Tijdelijke onderschepping en het openmaken van
    postpakketten geschiedt met het oog op de plaatsing van bakens in
    het postpakket. Een rechter-commissaris heeft aangegeven daarvoor
    toestemming te hebben gegeven. Door de plaatsing van het baken
    hoopt men na te kunnen gaan voor wie het pakket (met verdovende
    middelen) uiteindelijk is bestemd.

    3.4.9 Vuilnissnuffel

    Het onderzoek van huisvuil (vuilnissnuffel) wordt door sommige
    regio’s gemeld. Evenals over de postvang is in het algemeen weinig
    te zeggen over de frequentie, de functionarissen, de doelen, de
    gevallen en de vormvoorschriften die terzake bestaan.

    Vanuit de regiopolitie Gelderland-Zuid wordt in een brief van 6
    januari 1995 aan het openbaar ministerie geschreven dat het
    meenemen van huisvuil regelmatig voorkomt. Daaraan wordt toegevoegd
    dat het niet in alle gevallen met toestemming van de rechthebbende
    geschiedt. Uit Noord-Holland-Noord wordt een CID-matige
    vuilnissnuffel met toestemming van het OM gemeld. Ook in een
    onderzoek in Amsterdam/Amstelland en een onderzoek in Zeeland wordt
    aangegeven dat onderzoek van een vuilniszak heeft
    plaatsgevonden.

    Er is geen duidelijkheid in de praktijk of men voor het
    onderzoek van een vuilniszak de officier van justitie al dan niet
    nodig heeft.

    3.4.10 Inkijkoperaties

    Frequentie

    De inkijkoperatie is geen zelden voorkomend of marginaal
    verschijnsel, al varieert de toepassing ervan sterk per
    politieregio. Voor zover inkijkoperaties plaatsvinden door de
    arrestatieteams kan op grond van de bij de arrestatieteams
    aanwezige registrde frequentie, de functionarissen, de doelen, de
    gevallen en de vormvoorschriften die terzake bestaan.

    Vanuit de regiopolitie Gelderland-Zuid wordt in een brief van 6
    januari 1995 aan het openbaar ministerie geschreven dat het
    meenemen van huisvuil regelmatig voorkomt. Daaraan wordt toegevoegd
    dat het niet in alle gevallen met toestemming van de rechthebbende
    geschiedt. Uit Noord-Holland-Noord wordt een CID-matige
    vuilnissnuffel met toestemming van het OM gemeld. Ook in een
    onderzoek in Amsterdam/Amstelland en een onderzoek in Zeeland wordt
    aangegeven dat onderzoek van een vuilniszak heeft
    plaatsgevonden.

    Er is geen duidelijkheid in de praktijk of men voor het
    onderzoek van een vuilniszak de officier van justitie al dan niet
    nodig heeft.

    3.4.10 Inkijkoperaties

    Frequentie

    De inkijkoperatie is geen zelden voorkomend of marginaal
    verschijnsel, al varieert de toepassing ervan sterk per
    politieregio. Voor zover inkijkoperaties plaatsvinden door de
    arrestatieteams kan op grond van de bij de arrestatieteams
    aanwezige registratie en gesprekken met AT-medewerkers worden
    gesteld dat jaarlijks gemiddeld in tien gevallen per AT – oftewel
    tezamen 80 – inkijkoperaties worden verricht. Aan de CTC zijn in
    1995 4 inkijkoperaties ter toetsing voorgelegd.

    Het vaststellen van de frequentie van de inkijkoperaties wordt
    bemoeilijkt door het feit dat in sommige regio’s ook bijvoorbeeld
    het boren van een gat in de muur van een schutting als
    inkijkoperatie wordt aangeduid en in andere regio’s niet.

    De variatie van het aantal in de doorlichting gemelde
    inkijkoperaties is groot, maar de indruk bestaat dat na 1993 het
    aantal inkijkoperaties is afgenomen.
    Die suggestie rees in de gesprekken (interviews) die in het gehele
    land zijn gevoerd en ook bijvoorbeeld de cijfers van het nauwkeurig
    registrerende korps van Noord en Oost Gelderland: in 1992-1994
    zouden daar achtereenvolgens 13, 22 en 7 inkijkoperaties hebben
    plaatsgevonden. Dat korps lijkt in verhouding tot andere korpsen
    aan de ruime kant te zitten wat betreft het aantal gemelde
    inkijkoperaties. Van inkijkoperaties in bewoonde woningen is niet
    gebleken, of het moest het ene geval zijn waarin een naar het zich
    aanvankelijk liet aanzien leeg kraakpand bijna was betreden; deze
    operatie is afgebroken toen van bewoning bleek.

    De heer Koekkoek:
    Kijkt u wel eens in woningen?
    De heer Broere:
    Alleen van buiten naar binnen door de ramen. Dat komt voor.
    Inkijken in de zin van betreden gebeurt niet bij woningen.

    Noot

    Wel zou men kunnen spreken van enkele – eveneens zeer zeldzame –
    semi-inkijkoperaties in woningen/kantoren, waarbij een
    opsporingsambtenaar andere ambtenaren tijdens een reguliere
    controle begeleidde.

    Functionarissen

    Verschillende personen binnen de politie, waaronder de CID-chef,
    achtten zich bevoegd een inkijkoperatie te entameren. Deze methode
    wordt op verzoek van de tactische recherche, de CID of het OT
    uitgevoerd door medewerkers van het AT, de STO en/of de DTOO.

    De heer Koekkoek:
    Bij die neventaken denk ik bijvoorbeeld aan
    inkijkoperaties. Doet u die nog steeds in Rotterdam?
    De heer Broere:
    Als wij een verzoek daartoe krijgen, doen wij dat nog
    steeds. (…) Afgesproken is dat al deze verzoeken via de
    RCID
    lopen en dat men daar de afweging maakt, of dit bij uitstek het
    middel is om de informatie te verzamelen. Zij sluiten dat ook kort
    met de
    CID-officier van justitie. Als mij een dergelijk
    verzoek bereikt, beperk ik mij tot het stellen van de
    controlevraag: heeft u overleg gehad met de
    CID-officier.
    Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, wordt door ons de naam
    van de officier genoteerd in de aanvraag. Wordt die vraag
    ontkennend beantwoord, dan zijn wij niet in voor deze operatie.
    (…) Het opbellen naar mij was voldoende. Ik stelde de
    controlevraag: weet de officier daarvan. Die vraag werd dan wel of
    niet bevestigend beantwoord. Ik toets niet – dat doe ik nu ook niet
    – het traject naar het OM. Daar ga ik van uit.

    Noot
    De heer Dros:
    De drie inkijkoperaties in de zaak-R – de enige drie
    vanuit de
    CID onder mijn verantwoordelijkheid – zijn op
    voorhand aan mij voorgelegd. Het is mijn inschatting geweest dat
    het juridisch verantwoord was en dat er ruimte was vanuit het
    openbaar ministerie om dat op politieverantwoordelijkheid te
    doen.
    Noot

    In ieder geval tot 1993-1994 was het niet voor zich zelf sprekend
    dat het openbaar ministerie op de hoogte was van een
    inkijkoperatie.
    Zo heeft bijvoorbeeld zonder medeweten van het OM een
    onderzoeksteam van de Rotterdamse en Haagse politie en de FIOD in
    1990 en 1991 zes keer ingebroken in een loods, een bedrijfspand en
    een garage onder een woning. Een CID-chef die daaromtrent door het
    Amsterdamse hof als getuige wordt gehoord, geeft te kennen dat hij
    het niet efficint achtte het openbaar ministerie in kennis te
    stellen. De korpsleiding had evenmin wetenschap van dergelijke
    operaties. De indruk bestaat dat niet alleen de kennis over de
    concrete operatie ontbrak, maar dat de korpschefs ook niet op de
    hoogte waren van het bestaan van een dergelijke methodiek. Zo wist
    Wiarda niet van de vier inkijkoperaties in de zaak Henk R.

    De heer Koekkoek:
    Ik wilde nog enkele zaken die in uw korps gespeeld hebben en
    nog spelen, bespreken. In de eerste plaats is dat de zaak-R,
    waarover wij al een paar keer uitvoerig hebben gesproken. In
    hoeverre was u nu als korpschef op de hoogte van zo’n project en de
    methodes die daarbij werden gebruikt? Ik noem bijvoorbeeld het
    inkijken.
    De heer Wiarda:
    Ik was daar niet van op de hoogte.(…) Van
    schriftelijke beslissingen of verslaglegging was niet of nauwelijks
    sprake. Deze benadering vloeide voort uit het geheime karakter van
    de inkijkoperatie. Toch zijn er bijvoorbeeld in Twente en
    Gelderland-Zuid ook inkijkoperaties gemeld waarbij wel een
    proces-verbaal werd gemaakt. Van een eenduidige toepassing van de
    inzet van een inkijkoperatie was en is nog steeds geen sprake. Het
    openbaar ministerie eist voorafgaande aan een inkijkoperatie
    tegenwoordig tenminste vooroverleg. Over de wijze van
    verslaglegging bestaat geen eenduidigheid.
    De heer De Graaf:
    Heeft u toestemming gegeven voor een
    inkijkoperatie?
    Mevrouw Gonzales:
    Ja, dat heb ik gedaan.
    De heer De Graaf:
    Op grond van 9 Opiumwet?
    Mevrouw Gonzales:
    Ja.
    De heer De Graaf:
    Volgens de richtlijnen Gonsalves?
    Mevrouw Gonzales:
    Exact. Klopt.
    De heer De Graaf:
    En keer?
    Mevrouw Gonzales:
    Dat is n keer gebeurd en ik moet erbij zeggen dat het nog
    mislukt is ook, dus het had niet veel resultaat.
    De heer De Graaf:
    Het is dus bij een poging gebleven?
    Mevrouw Gonzales:
    Ja, en het is geverbaliseerd, inderdaad op basis van 9
    Opiumwet.
    Noot Inkijkoperaties behoeven volgens de
    geldende regeling niet te worden getoetst door of gemeld aan de
    Centrale toetsingscommissie. Desalniettemin heeft de Centrale
    toetsingscommissie zeer onlangs een inkijkoperatie toelaatbaar
    verklaard.Doel en effectiviteit Inkijkoperaties hebben
    verschillende doelen. De twee meest genoemde redenen om een
    inkijkoperatie te verrichten zijn het vergaren van aanwijzingen (in
    opiumwetzaken eventueel bewijsmateriaal) en het aanbrengen van
    plaatsbepalingsapparatuur of camera’s. Wat betreft het vergaren van
    aanwijzingen zal het er bijvoorbeeld om draaien vast te stellen of
    er zoals vermoed inderdaad drugs in de schuur liggen. De
    inkijkoperatie kan dan als achterliggende reden hebben na te gaan
    of de informatie van een informant juist is; de geloofwaardigheid
    en betrouwbaarheid van informant en informatie wordt aldus
    getoetst. Voorts is naar voren gekomen dat de operatie er toe
    strekt na te gaan of een gerechtelijk vooronderzoek ter fine van
    huiszoeking gendiceerd is.
    De voorzitter: Met andere woorden:
    u gaat kijken in die loods; de drugs liggen er…
    De heer Mosterd:
    Het gaf ons een zekerheidje. En als ze er liggen en er in
    feite al voldoende feiten en omstandigheden zijn om die loods
    binnen te gaan, dan wordt dat met toestemming van de
    RC
    gedaan.
    De voorzitter:
    Dan komt er gewoon een huiszoeking achteraan.
    De heer Mosterd:
    Precies, maar expliciet niet op grond van de informatie
    waarvan wij ons overtuigd hebben.
    De voorzitter:
    Wat vertelde u dan de rechter-commissaris?
    De heer Mosterd:
    Wij vertellen niets aan de rechter-commissaris. Het
    was meer naar het team toe, van: Joh, je moet het nu,
    morgenochtend, doen.
    Noot

    Ook in dit opzicht vormt de effectiviteit geen probleem. De
    rechter-commissaris die van de inkijkoperatie niet op de hoogte is,
    zal tot de conclusie komen dat zoekingen (louter) op grond van
    CID-informatie nogal eens succesvol zijn. Opmerkelijk is dat
    slechts enkele gevallen zijn geconstateerd waarbij de
    inkijkoperatie daadwerkelijk geschiedde ten behoeve van het
    aanbrengen van plaatsbepalingsapparatuur.
    In Haaglanden werd een inkijkoperatie ten behoeve van het plaatsen
    van een camera in een loods achteraf door de hoofdofficier van
    justitie onrechtmatig geacht.
    Aan de inkijkoperatie gaat doorgaans een voorverkenning vooraf. Dit
    om zich een beeld te kunnen vormen van het object en de te
    verwachten problemen en om te voorkomen dat men voor onaangename
    verrassingen komt te staan tijdens de uitvoering.

    Duidelijk moet worden wie beslist over een dergelijke
    voorverkenning en hoever die kan gaan. Een voorbeeld deed zich voor
    in Gelderland-Midden, waar in een onderzoek in verband met het
    omkatten van auto’s eerst alleen door een kier naar binnen is
    gekeken (zonder toestemming van het openbaar ministerie).
    Vervolgens is er in datzelfde onderzoek met toestemming van het
    openbaar ministerie binnen getreden in een loods om aldaar rond te
    kijken. Naar het (latere) oordeel van de hoofdofficier van justitie
    was dit ontoelaatbaar. In Flevoland was sprake van een schouw in
    een vrachtwagen en een voorverkenning ten behoeve van (niet
    uitgevoerde) inkijkoperaties in een verdovende middelenzaak met
    toestemming van het OM maar zonder dat proces-verbaal is
    opgemaakt.

    Er zijn niet of nauwelijks gegevens beschikbaar over mislukte of
    bijna mislukte inkijkoperaties waarbij degenen die de operatie
    uitvoerden groot risico liepen. Er is melding gemaakt van een
    methode om panden tegen een inkijkoperatie te beschermen. Dit zou
    gebeuren door los zand rond de te bezichtigen plaatsen te strooien
    zodat elke voetstap zichtbaar wordt.

    Gevallen

    Volgens artikel 9 Opiumwet vergt een inkijkoperatie het
    vermoeden dat sprake is van overtreding van de Opiumwet. In de
    praktijk bleek dat criterium niet altijd te worden gehanteerd.

    De heer Van Amerongen:
    Ik heb n keer toestemming gegeven – dat was in de eerste
    fase dat ik er zat – om een
    inkijkoperatie te doen onder de
    CID-vlag, zoals wij dat dan noemen. Ik denk dat dat ook de
    gebruikelijke wijze was waarop wij dat drie vier jaar terug deden.
    Wij hebben pas de ommezwaai gemaakt na de notitie van de twee heren
    Revis en Pieters van het Bossche parket, omdat zij hem onder 9
    Opiumwet en dan onder 150 Wetboek van Strafvordering lieten vallen.
    Wij hebben achteraf gemeend, die zaak alsnog te moeten melden en
    daarvan 9 Opiumwet te maken. Maar voorheen – ik heb dat gisteren
    nog een keer nagevraagd omdat ik het verhoor van de heer Welten heb
    gehoord – vond dat naar mijn mening gewoon plaats onder de
    CID-vlag. Ik denk dat dit als reden had dat men eigenlijk vond dat
    wel de zorgvuldigheid er was, dat dus de beginselen van
    proportionaliteit en subsidiariteit werden ingevuld, maar dat het
    wat de wetmatigheid betreft, niet kon.
    Noot

    De inkijkoperatie wordt niet alleen toegepast in onderzoeken
    betreffende de handel in verdovende middelen. Opvallend is juist
    dat ook bij min of meer georganiseerde vormen van
    vermogenscriminaliteit (autodiefstallen en omkatten van auto’s)
    alsmede bij de gewone vermogenscriminaliteit wordt ingekeken.
    Toestemming van het openbaar ministerie ontbreekt dan vrijwel
    altijd. Slechts in een geval wordt gerept van voorafgaande
    mondelinge toestemming van het openbaar ministerie. In dat geval
    gaat het om een partij gestolen sportschoenen in een kelderbox. Er
    is wel sprake van interne rapportage. Als wettelijke grondslag
    wordt verwezen naar artikel 150 jo 158 Sv (bevoegdheid tot
    schouwen).

    Het feit dat een loods is afgesloten lijkt geen beletsel te
    zijn, al wordt het soms uitdrukkelijk vermeld als de betreden
    plaats juist niet was afgesloten.


    vorige        
    volgende        
    Inhoudsopgave en zoeken