• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – 2.4 Conclusies

    2.4 Conclusies

    1. De onderzochte opsporingsmethoden hebben – behoudens enkele
    vormen van de in hoofdstuk 3 behandelde observatie – geen
    uitdrukkelijke wettelijke basis. Redenen om in een dergelijke basis
    te voorzien kunnen worden ontleend aan 1) artikel 1 Sv, 2) het
    bepaalde in de mensenrechtenverdragen, in het bijzonder met het oog
    op het recht op een eerlijk proces en met het oog op het recht op
    privacy, 3) het feit dat sommige opsporingsmethoden gepaard gaan
    met strafbare feiten gepleegd door opsporingsambtenaren, en 4) het
    belang van de integriteit van de strafrechtspleging.

    2. In het bijzonder met het oog op de integriteit van de
    strafrechtspleging is vastgesteld dat de mogelijkheden van de
    rechter om toezicht uit te oefenen op de activiteiten van
    opsporingsambtenaren beperkt zijn. Bewijsuitsluiting is slechts
    mogelijk als de gehanteerde methode bewijsmateriaal oplevert en in
    dat geval overigens vrijwel alleen als de verdachte door het
    optreden in zijn verdediging is geschaad.
    Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie wordt door
    de rechter in de meeste gevallen een te zwaar middel geacht.

    3. Het systeem van het Wetboek van Strafvordering brengt mee dat
    het gebruik van opsporingsmethoden kan worden beoordeeld aan de
    hand van de gevallen waarin zij worden toegepast, het doel waarmee
    dat gebeurt, de duur waarmee of de vormvoorschriften waaronder het
    gebeurt en de functionarissen die de methoden mogen hanteren of die
    voor inzet van de methoden toestemming verlenen.

    4. In de rechtspraak met betrekking tot de onderzochte
    opsporingsmethoden wordt niet uitdrukkelijk getoetst aan het
    criterium of een verdenking bestond. Doorgaans wordt volstaan met
    een afweging van proportionaliteit en subsidiariteit of enig ander
    beginsel van een behoorlijke procesorde.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken