• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – Illegaal gokken

    Illegaal gokken

    HR 4 januari 1994, NJ 1994, 294 (DD 24 (1994) 94.185 (95. 607 E)
    p. 430.
    (Artt.1a en 30b Wet op de Kansspelen)
    Verbalisanten (politile infiltranten A 119 en A 127) mengden zich
    in het spelende publiek in een casino en deden zelf mee aan de
    spellen om illegale gokactiviteiten te kunnen gadeslaan en
    opsporen.. Rechtsvraag:

    Voldeed de opsporing van illegale gokactiviteiten door middel
    van
    infiltratie aan de eisen van proportionaliteit en
    subsidiariteit?
    Onder meer is namens de verdachte aangevoerd dat de feiten als
    onderhavige, welke worden bedreigd met een gevangenisstraf van
    maximaal twee jaar, nimmer door middel van
    infiltratie mogen
    worden opgespoord in verband met strijdigheid met de beginselen van
    proportionaliteit en subsidiariteit. Daarbij werd een beroep gedaan
    op de beleidsuitgangspunten voor pseudokoop (Staatscourant 4
    december 1985, 236) en de criteria zoals door de Hoge Raad
    ontwikkeld, in het bijzonder met betrekking tot de subsidiariteit.
    Het hof overweegt hieromtrent: dat overtredingen van Wet op de
    Kansspelen (..) voor een deel slechts kunnen worden geconstateerd
    op het moment dat de diverse spelsoorten daadwerkelijk worden
    gespeeld; (…) dat derhalve met het oog op de bewijsvoering aan de
    opsporing bijzondere eisen worden gesteld (…) dat het hof voor
    wat betreft het subsidiariteitsbeginsel van oordeel is dat, gelet
    op de aard van de strafbare gedragingen, niet aannemelijk is
    geworden dat toepassing van andere meer gebruikelijke
    opsporingstechnieken tot hetzelfde resultaat zouden hebben geleid
    (…) dat met betrekking tot het proportionaliteitsbeginsel (…)
    niet kan worden gesteld dat de aard en ernst van de vermoedelijke
    strafbare gedragingen het inzetten van infiltranten niet zouden
    kunnen dragen;

    Dat het van algemene bekendheid kan worden verondersteld dat
    zich in het kader van illegale casino-activiteiten, waarbij vaak
    grote geldbedragen in het geding zijn, ernstige criminele
    randgebeurtenissen kunnen afspelen, hetgeen in de onderhavige zaak
    bevestigd is door het feit dat onder een van de speeltafels een
    doorgeladen vuurwapen werd aangetroffen.

    HR: Het door het hof (…) vastgestelde optreden van de
    verbalisanten (A 119 en A 127) bestond uit het ter plaatse
    uitvoeren van
    observaties en het zich begeven tussen het
    spelende publiek en het zelf deelnemen aan
    spel-activiteiten.

    Anders dan in het middel kennelijk wordt aangenomen kan
    voormeld – door het hof als infiltratie aangeduid – optreden niet
    worden beschouwd als een pseudokoop in de gebruikelijke betekenis
    van het woord, waaraan niet kan afdoen dat voormelde verbalisanten
    in de tot het bewijs gebezigde processen-verbaal pseudokopers
    worden genoemd.(…)

    Bij beoordeling of een bepaalde werkwijze voldoet aan de eis
    van proportionaliteit is niet alleen de ernst van de desbetreffende
    feiten van belang maar ook de wijze waarop en de mate waarin ten
    behoeve van opsporing en vervolging van die feiten wordt opgetreden
    in het criminele milieu. Niet valt in te zien – gelet op de aard
    van deze delicten – waarom de gebezigde opsporingsmethode als
    ongebruikelijk zou moeten worden beschouwd en er andere, meer
    gebruikelijke methoden zijn waarvan redelijkerwijs voldoende
    resultaat zou mogen worden verwacht. Bijzonderheden: Zie in gelijke
    zin HR DD 90.324 waarbij pseudohuurders werden ingezet ten behoeve
    van de opsporing van de verhuur van (illegale) videobanden. Een
    delict waarop derhalve een maximum straf van slechts zes maanden
    gevangenisstraf is gesteld (art. 31 Auteurswet 1912).


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken