Onvolledig dossier
Hof Amsterdam 4 februari 1993, NJ 1994, 113
Rechtsvraag:
Door de verdediging is opgeworpen dat een groot aantal
processen-verbaal van de activiteiten die in dezen zouden hebben
plaatsgevonden (pseudokopen) ontbreken, waardoor toetsing daarvan
door de rechter niet naar behoren mogelijk zou zijn. Tevens stelt
de verdediging de verantwoordelijkheid van de officier van justitie
voor pseudo-koop en under cover activiteiten aan de
kaak.
Het hof stelt voorop dat er thans van kan en moet worden
uitgegaan dat alle processen-verbaal die van de pseudokoop in deze
zaak zijn opgemaakt, in het dossier zijn gevoegd. Voorzover de
daarop betrekking hebbende overwegingen van de rechtbank, moet
worden begrepen dat ook zij uitgaat van de volledigheid van het
dossier, maar dat haars inziens ten onrechte niet van alle
activiteiten van de pseudo-koop proces-verbaal is opgemaakt,
oordeelt het hof als volgt: In zijn algemeenheid vindt in het recht
geen steun het standpunt dat opsporingsambtenaren gehouden zijn tot
het opmaken van een proces-verbaal van iedere verrichting of
bevinding in het kader van de opsporing van – mogelijk gepleegde
-strafbare feiten op straffe van niet ontvankelijkheid van het
openbaar ministerie in de vervolging van (…). Aanvaardbaar moet
worden geacht dat het opmaken van een proces-verbaal of het
inzenden daarvan aan de officier van justitie achterwege
blijft
voorzover de betrokken verrichting of bevinding relevantie mist
(als voorbeeld wordt art. 125h lid 1 Sv genoemd, red.). (…)
Weliswaar is het uiteindelijk niet aan de opsporingsambtenaren
bedoeld om de bedoelde relevantie te bepalen, doch dat neemt niet
weg dat dezen zich in de eerste plaats daarover een oordeel hebben
te vormen. De enkele omstandigheid dat de rechter tot een ander
oordeel komt kan niet zonder meer leiden tot een
niet-ontvankelijkheidheid van het openbaar ministerie, (…).
Omtrent het vorenoverwogene zou wellicht anders dienen te worden
geoordeeld indien aannemelijk is dat het opmaken van proces-verbaal
achterwege is gebleven met de bedoeling opsporingsactiviteiten aan
controle te onttrekken, doch dat daarvan in het onderhavige geval
sprake zou zijn is niet aannemelijk geworden (…) geeft geen grond
voor de veronderstelling dat de opsporingsactiviteiten niet
rechtmatig zijn verricht, of achterwege laten van proces-verbaal om
enig andere reden is geschied dan dat naar het oordeel van de
opsporingsambtenaren een aantal van hun activiteiten voor het
onderzoek zonder betekenis was.
2. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de officier van
justitie overweegt het hof dat het dan ook niet aannemelijk is te
achten dat de officier van justitie in deze niet zijn
verantwoordelijkheid zou hebben genomen en dat hij niet zou zijn
geconsulteerd op de daartoe geigende momenten. In dit verband
verdient aandacht dat geen rechtsregel meebrengt dat de officier
belast is met de dagelijkse leiding van pseudokoopactiviteiten en
dat hij bij voortduring en ononderbroken gang van zaken op de
hoogte zou moeten worden gesteld, indien die activiteiten haar
normale en voorziene gang gaan.